1.3.Op 31 mei 2019 heeft een herkeuring plaatsgevonden, verricht door keurend psychiater S. Hepark. Uit het rapport van 24 juli 2019 blijkt dat de CDT waarde is genormaliseerd tot 1,3%. Bij de herkeuring zijn geen aanwijzingen voor actueel alcoholmisbruik geconstateerd. De herkeuring biedt onvoldoende gronden om de conclusie van het voorgaande onderzoek in twijfel te trekken. Een mogelijke verklaring voor het verschil in de bevindingen van het voorgaande onderzoek in vergelijking met het huidige onderzoek zou gelegen kunnen zijn in het feit dat eiser sindsdien het alcoholgebruik heeft gereduceerd. Het lijkt daarom aannemelijk dat eiser vanaf 17 februari 2019 met het alcoholmisbruik is gestopt. Hieruit volgt dat – ondanks de afwezigheid van actuele alcoholproblematiek – nog niet voldaan is aan het wettelijke vereiste van een recidive vrije periode van één jaar. Op grond van de onderzoeksresultaten heeft de keurend geconcludeerd dat sprake is van alcoholmisbruik in remissie sinds 17 februari 2019 en verweerder geadviseerd eiser rijongeschikt te verklaren.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de verklaring van geschiktheid geweigerd, omdat bij eiser sprake is van alcoholmisbruik, nog geen jaar in remissie. Dit besluit is bij het bestreden besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder de rapporten van beide psychiaters ten grondslag gelegd. Verweerder heeft geen redenen gezien om te twijfelen aan de juistheid van hun bevindingen, conclusies en/of adviezen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat uit de rechtspraak blijkt dat bij een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik en een verhoogde CDT-waarde waarvoor geen andere oorzaak dan overmatig drankgebruik is gebleken, mag worden aangenomen dat sprake is van alcoholmisbruik. Het is aan eiser om voldoende aannemelijk te maken dat aan de geconstateerde verhoogde CDT-waarde in zijn geval een andere oorzaak dan overmatig alcoholgebruik ten grondslag ligt. De enkele – niet onderbouwde – stelling van eiser dat zijn medicatiegebruik van invloed kan zijn geweest op de laboratoriumuitslagen bij de keuring van de eerste psychiater volgt verweerder niet. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd, waaruit blijkt dat de geconstateerde CDT-waarde van het bloedmonster van 16 februari 2019 onjuist is. Verweerder ziet in de door eiser overgelegde verklaring van 24 december 2019 van neuroloog dr. E.C.A. Kaal, waarin wordt vermeld dat neurologen geen gebruik maken van de CDT test, evenmin een andere verklaring voor de verhoogde CDT-waarden dan overmatig alcoholgebruik. Verweerder ziet niet in dat het motiveringsbeginsel is geschonden. Ondanks dat eiser vooraf duidelijk is gemaakt waarvoor een herkeuring is bedoeld, gelet op de brief van verweerder van 1 mei 2019, heeft eiser ervoor gekozen de herkeuring te ondergaan.
3. Eiser is het niet eens met verweerder en betwist dat sprake is van alcoholmisbruik. Eiser voert aan dat hij ervan overtuigd is dat de uitkomst van het eerste onderzoek niet klopt. Dit volgt uit de uitkomst van het tweede onderzoek. Toch heeft de keurend psychiater, die het tweede onderzoek heeft verricht, het oordeel van de keurend psychiater die het eerste onderzoek heeft verricht overgenomen, namelijk dat sprake was van alcoholmisbruik. Bij het tweede onderzoek diende de keurend psychiater uitsluitend te beoordelen of op dat moment sprake was van alcoholmisbruik. Als vervolgens een discrepantie bestaat tussen de resultaten van beide onderzoeken, is het niet aan de keurend psychiater van het tweede onderzoek om deze discrepantie te verklaren. Door deze discrepantie wel te verklaren, heeft de keurend psychiater zich een oordeel aangemeten dat hem niet toekomt. Op deze manier vormt een tweede onderzoek een wassen neus. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig gemotiveerd. Eiser meent dat hij op basis van het tweede onderzoek rijgeschikt moet worden verklaard.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij uitvoerig is toegelicht waarvoor een herkeuring is bedoeld.
5. Het wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd, die daarvan deel uitmaakt.
6. De rechtbank overweegt als volgt.