ECLI:NL:RBDHA:2021:4096
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 13 april 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser stelde dat hij in Italië in een onveilige situatie zou verkeren en dat zijn omstandigheden zwaarder zouden moeten wegen dan de belangen van de verweerder. De rechtbank overwoog echter dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, en dat het aan eiser was om aan te tonen dat in zijn geval van dit beginsel moest worden afgeweken.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat Italië zijn verplichtingen niet nakomt. Eiser had zelf verklaard dat hij in Italië een asielaanvraag had kunnen indienen en dat deze in behandeling was genomen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet zo bijzonder waren dat verweerder een uitzondering had moeten maken en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.