7.1.Uit de uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 april 2019, 14 november 2019, 3 juli 2020 en de genoemde uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat sprake is van een bijzonder geval.Verweerder heeft in dit geval echter al een keer 8+8 weken gekregen om alsnog te beslissen en de rechtbank stelt vast dat eiser op 9 november 2020 is gehoord en op 11 november 2020 heeft er een nader gehoor plaatsgevonden. Pas in het verweerschrift van 3 maart 2021 heeft verweerder aangegeven dat eiser op 29 maart 2021 uitgenodigd is voor een aanvullend gehoor. In aanmerking genomen dat de beslistermijnen al lang zijn verstreken en sinds het aangekondigde aanvullende gehoor van 29 maart 2021 inmiddels ook al weer twee weken zijn verstreken, gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder inmiddels beschikt over alle gegevens die nodig zijn om een beslissing te nemen. Verweerder heeft niet verder toegelicht dat dat niet het geval is. Met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb draagt de rechtbank verweerder daarom op om binnen een week na heden, een voornemen tot afwijzing dan wel een inwilligend besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen. Indien verweerder een voornemen tot afwijzing uitbrengt, dient eiser de gelegenheid te hebben om daar zijn zienswijze op in te dienen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat in geval van een voornemen tot afwijzing, het besluit op de aanvraag binnen 6 weken na heden genomen dient te worden.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
8. Omdat het beroep in deze zaak gegrond is en verweerder na de uitspraak van deze rechtbank van 17 augustus 2020 nog steeds geen besluit heeft genomen, stelt de rechtbank de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 200,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Wordt verweerder in de proceskosten veroordeeld?
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die betalen. Die kosten worden als volgt berekend. Eiser heeft zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft één proceshandeling verricht: het indienen van het beroepschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 534,-. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Toegekend wordt € 267,-.
Is het beroep van eiser geregistreerd onder zaaknummer NL21.3170 ontvankelijk?
10. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep geregistreerd onder zaaknummer NL21.3170 heeft ingediend voor het geval dat de rechtbank tot de conclusie zou komen dat de maximale dwangsom ten tijde van het indienen van het beroep op 17 februari 2021 nog niet was bereikt. De rechtbank heeft onder zaaknummer NL21.2393 geoordeeld dat de maximale dwangsom ten tijde van het indienen van dat beroep al was verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep dat hij op 3 maart 2021 heeft ingediend. Dit beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om eiser een vergoeding te geven voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het instellen van dit beroep is immers ingegeven door de onjuiste stellingname van verweerder dat het beroep onder zaaknummer NL21.2393 te vroeg was ingediend. Ook in deze procedure ziet de rechtbank aanleiding om een bedrag van € 267,- toe te kennen.