ECLI:NL:RBDHA:2021:3439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
NL21.2289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van Spanje voor asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Aboulouafa, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 15 februari 2021, hield in dat de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er redenen zijn om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en rapporten die de situatie in Spanje beschrijven, maar heeft geconcludeerd dat deze onvoldoende bewijs leveren voor de stelling dat de eiser een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in Spanje.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij afhankelijk is van de zorg van zijn neven en nichten in Nederland, en dat de relaties die hij heeft niet vallen onder de uitzonderingen van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2289

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van
eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in
behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.2290,
plaatsgevonden op 11 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder is, met bericht van verhindering, niet
verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond
van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft
Nederland bij Spanje op 13 januari 2021 een overnameverzoek gedaan op grond van artikel
12, tweede lid, van de Dublinverordening. Spanje heeft dit verzoek op 21 januari 2021
aanvaard.
2. Eiser handhaaft in beroep hetgeen hij in de zienswijze heeft aangevoerd.
Verweerder is hierop in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan. Voor zover eiser in
beroep niet toelicht op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend
is, kan de enkele herhaling van de zienswijze niet leiden tot vernietiging van het bestreden
besluit. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), onder meer in de uitspraak van 4
juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, rechtsoverweging 4.
3. Eiser betoogt dat verweerder ten opzichte van Italië in zijn geval ten onrechte van
het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Onder verwijzing naar het arrest Jawo van het
Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 stelt eiser dat er concrete
aanwijzingen zijn waaruit volgt dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
Daartoe verwijst eiser allereest naar het Country Report: Spain van de Asylum Information
Database (AIDA) 2019, update van 14 april 2020. Hierin staat dat niet alleen de
asielzoekers, maar ook de Spaanse ombudsman en ngo’s kritieken uiten over de
asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje. Zo blijkt onder meer dat het lang duurt
voordat op de asielaanvraag wordt beslist, de basisrechten niet worden gegarandeerd en
Dublinterugkeerders moeilijkheden blijven ervaren bij de toegang tot de
opvangvoorzieningen ondanks dat door het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale
Zekerheid een instructie is uitgevaardigd (pagina 13-14, 69, de rechtbank begrijpt: 70). De
opvangvoorzieningen waar asielzoekers toegang tot hebben, blijken inadequaat te zijn
(pagina 100). Eiser verwijst ook naar het internetartikel ‘Spain’s authorities must find
alternative accommodating migrants, including asylum seekers, in substandard conditions in
Melilla’ van de Council of Europe van 3 september 2020, een brief aan de Spaanse overheid
namens de Council of Europe van 27 augustus 2020 en het artikel ‘Tensions rising in
Spain’s Canary Islands over irregular immigration’ uit de Spaanse krant El Pais van 1
februari 2021. Hieruit blijkt dat de leefomstandigheden ondermaats zijn en de
opvangvoorzieningen niet voldoen aan de internationale vereisten, omdat deze overbevolkt
zijn en niet beschikken over voldoende bedden, douches en toiletten met als gevolg dat de
spanningen tussen asielzoekers toenemen. Daarnaast verwijst eiser naar het artikel op
www.mdpi.com genaamd ‘Refugees Welcome? Online Hate Speech and Sentiments in
Twitter in Spain during the Reception of the Boat Aquariusz’ van 3 maart 2021. Eiser stelt
dat uit dit artikel blijkt in Spanje dat de houding jegens asielzoekers en immigranten
negatief is. Hij vreest dan ook dat hij na overdracht zal worden blootgesteld aan deze
negatieve c.q. haatdragende houding van de mensen aldaar. Volgens eiser toont het
voorgaande aan dat het onvermijdelijk is dat hij problemen zal ondervinden door de ernstige
tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, nu zelfs kwetsbare
vreemdelingen in Spanje hier problemen in ondervinden.
Voorts voert eiser aan dat Spanje door de uitbraak van het coronavirus al geruime tijd
verkeerd in een noodtoestand. Eiser wijst daarbij op het internetartikel ‘Reform past due:
COVID-19 magnifies need to improve Spain’s asylym system’ van Reliefweb van 27 juli
2020, waarin staat dat de hoge instroom tijdens de pandemie overweldigend was voor de
Spaanse autoriteiten. Hierdoor werden de opvangvoorzieningen gesloten en werd de
instroom van asielzoekers tegengehouden. Uit dit artikel blijkt ook dat de medische zorg in
Spanje onder druk staat. Dit raakt eiser des te meer, omdat hij recentelijk besmet is geraakt
met het coronavirus en hij vanwege zijn hartkloppingen en andere klachten die hij aan de
besmetting heeft overgehouden medicatie gebruikt en contact heeft met Gezondheidszorg
Asielzoekers. Volgens eiser is het voor hem dan ook van belang om in een stabiele omgeving te verblijven met zekerheid tot medische voorzieningen.
3.1.
Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt op de weg van
eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde
tekortkomingen van de asielprocedure of opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten
berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op
onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van
de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) of artikel 3 van het Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM).
3.2.
Eiser is hier niet in geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten
aanzien van de verwijzing naar het AIDA-rapport heeft mogen volstaan met de verwijzing
naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 3 augustus 2020,
zittingsplaats Utrecht, van 2 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:847. In deze uitspraken
is door de rechtbank geoordeeld dat de overgelegde informatie uit het AIDA-rapport
onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet van
het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hoewel uit dit rapport blijkt
dat er tekortkomingen zijn en dat ondanks de uitgevaardigde instructie enkele
Dublinterugkeerders in juni 2019 zijn geweigerd bij een opvangvoorziening, kan hieruit niet
worden afgeleid dat Dublinterugkeerders structureel worden geweigerd. Ook eisers stelling
dat uit de overgelegde artikelen blijkt dat de algemene situatie voor asielzoekers in Spanje
ondermaats is, treft geen doel. Hieruit volgt niet dat hij bij terugkeer geen hulp of
ondersteuning zal krijgen of dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen kampen met
structurele tekortkomingen. Gelet op interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er
dan ook van uit gaan dat eisers basisrechten, waaronder mede begrepen het recht op een
tolk, worden gegarandeerd. Verweerder heeft daarbij terecht opgemerkt dat de Richtlijn
2013/33/EU (Opvangrichtlijn), Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn) en Richtlijn
2013/32/EU (Procedurerichtlijn) ook gelden ten aanzien van Spanje. Volgens vaste
jurisprudentie ligt het op de weg van eiser om klachten over een mogelijke schending door
Spanje van internationale verplichtingen kenbaar te maken bij de (hogere) Spaanse
autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor hem de mogelijkheid daartoe niet
bestaat.
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat door het
coronavirus in Spanje sprake is van systematische en structurele tekortkomingen in de
asielprocedure en opvangvoorzieningen. Bovendien hebben de Spaanse autoriteiten door
middel van het claimakkoord gegarandeerd dat zij eisers asielverzoek met inachtneming van
de internationale verplichtingen in behandeling zullen nemen. Eiser heeft niet aannemelijk
gemaakt dat (door de coronapandemie) dit voor hem anders is en hij geen toegang zal
krijgen tot de opvangvoorzieningen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de
medische zorg in Spanje niet van vergelijkbaar niveau is als in Nederland. Dat uit het artikel
blijkt dat de medische zorg in Spanje onder druk staat door het coronavirus – zoals ook in
Nederland het geval is – wil niet zonder meer zeggen dat hem de toegang tot de eventuele
benodigde medische voorzieningen zal worden ontzegd. Ook hier geldt dat eiser zich bij
voorkomende problemen kan beklagen bij de autoriteiten of daartoe geëigende instanties.
4. Eiser voert aan dat hij in Nederland vijf neven en nichten heeft wonen die de
Nederlandse nationaliteit hebben. Toen eiser besmet was met het coronavirus hebben zij
voor hem gezorgd door vitaminepillen en andere benodigdheden te brengen naar het
asielzoekerscentrum waar eiser verbleef.
4.1.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening zorgen de lidstaten
er, wanneer wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware
handicap of hoge leeftijd, een verzoeker afhankelijk is van de hulp van zijn kind dat, broer
of zus die of ouder die wettig verblijft in een van de lidstaten of het kind dat, de broer of zus
die, of de ouder van de verzoeker die wettig verblijft in een van de lidstaten afhankelijk is
van de hulp van de verzoeker, normaal gesproken voor dat de verzoeker kan blijven bij of
wordt verenigd met dat kind, die broer of zus, of die ouder op voorwaarde dat er in het land
van herkomst familiebanden bestonden, het kind, de broer of zus of de ouder of de
verzoeker in staat is voor de afhankelijke persoon te zorgen en de betrokkenen schriftelijk
hebben verklaard dat zij dit wensen.
4.2.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze relaties niet vallen binnen het
toepassingsbereik van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser heeft ook niet
met objectieve gegevens onderbouwd dat hij afhankelijk is van zorg en/of dat de zorg enkel
kan worden geboden door deze nichten en neven. Het betoog faalt.
5. Voor zover eiser met het voorgaande een beroep doet op artikel 17 van de
Dublinverordening is de rechtbank van oordeel dat verweerder hierin geen bijzondere,
individuele omstandigheden heeft hoeven zien die maken dat de overdracht van Spanje van
een onevenredige hardheid getuigt. Het betoog faalt.
6. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. P.R. de Man, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.