ECLI:NL:RBDHA:2021:847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
NL20-21250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. Visschers, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Spanje als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening en dat er twijfels zijn over de opvangcapaciteit in Spanje, vooral in het licht van de coronacrisis.

Tijdens de zitting op 26 januari 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank overweegt dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de verantwoordelijkheden van Spanje, tenzij eiser kan aantonen dat dit in zijn geval niet gerechtvaardigd is. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de Spaanse autoriteiten niet aan hun internationale verplichtingen voldoen. De rechtbank wijst erop dat hoewel er problemen zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem, dit niet betekent dat eiser bij terugkeer naar Spanje geen opvang zal ontvangen.

De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd niet zodanig bijzonder zijn dat verweerder een uitzondering had moeten maken op de Dublinverordening. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Locatie Amersfoort
Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21250
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W. Volkers), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Altaee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Spaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser voert aan verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder gaat ten onrechte nog uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Spanje. Verweerder erkent dat uit het AIDA-rapport Spanje, update 2019, blijkt dat sommige Dublinterugkeerders geen toegang kregen tot de opvang maar verweerder zegt dat dit niet betekent dat dit in het geval van eiser ook het geval zal zijn. Dit betekent echter ook niet dat dit niet het geval zal zijn voor eiser. Verder voert eiser aan dat het gegeven dat het Spaanse
hooggerechtshof erop heeft gewezen dat Dublinterugkeerders niet van opvang uitgesloten mogen worden, niet betekent dat dit ook daadwerkelijk niet meer gebeurt. Uit het rapport van Refugees International van 27 juli 2020 blijkt volgens eiser dat de druk op het asielsysteem nog groter is geworden door de coronacrisis. Verweerder motiveert niet waaruit blijkt dat Spanje niet in strijd met zijn internationale verplichtingen handelt doordat de wachttijden voor het indienen van een asielverzoek oplopen. Deze lange wachttijden maken dat de Spaanse autoriteiten niet voldoen aan de verdragsrechtelijke verplichting dat iemand zo spoedig mogelijk in de gelegenheid moet worden gesteld een aanvraag in te dienen. Verder stelt eiser dat het recht op 'equality of arms' is geschonden. Eiser heeft eerder in Spanje geklaagd over zijn omstandigheden, maar hij kan dit niet onderbouwen omdat instanties geen briefje meegeven dat ze hem niet kunnen helpen. Verweerder heeft verder ten onrechte in de psychische problematiek die eiser in Spanje heeft opgelopen geen reden gezien om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken. Datzelfde geldt voor het gegeven dat eiser een afstandsverklaring heeft getekend en hierdoor onder andere geen recht meer heeft op opvang en opnieuw een asielaanvraag in zal moeten dienen.
3. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mag. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het AIDA-rapport Spanje, update 2019, en het rapport van Refugees International weliswaar dat er moeilijkheden zijn (geweest) in het Spaanse asiel- en opvangsysteem, maar blijkt hieruit niet dat sprake is van structurele gebreken. Dat sommige asielzoekers geen opvang hebben gekregen, is onvoldoende om aan te nemen dat ook eiser bij terugkeer naar Spanje geen opvang zal ontvangen. De rechtbank overweegt verder dat uit de acceptatie van het terugnameverzoek door de Spaanse autoriteiten volgt dat zij zich verantwoordelijk stellen voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Bovendien volgt uit een uitspraak van het Spaanse hooggerechtshof, opgenomen in het AIDA-rapport van april 2020, dat Dublinterugkeerders niet van opvang uitgesloten mogen worden. In het rapport is ook opgenomen dat het ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid een instructie heeft uitgevaardigd waarbij wordt vastgesteld dat asielzoekers niet zullen worden uitgesloten van het opvangsysteem als zij Spanje vrijwillig verlaten om een ander EU-land te bereiken.1 Hieruit volgt dat wanneer de Spaanse autoriteiten niet in lijn met hun internationale verplichtingen handelen, eiser hiertegen op kan komen. Dat er, mogelijk door de gevolgen van de coronacrisis, soms sprake kan zijn van capaciteitsproblemen leidt niet tot een ander oordeel. Dat de wachttijden voor het indienen van een asielaanvraag op kunnen lopen, maakt niet dat de Spaanse autoriteiten in strijd met hun internationale verplichtingen handelen. Bovendien volgt uit het rapport van Refugees International dat de Spaanse autoriteiten rekening houden met de coronacrisis door procedurele termijnen te verlengen en opvangmogelijkheden waar nodig uit te breiden.
5. Eiser heeft verder zelf in het gehoor verklaard dat hij eerder opvang heeft ontvangen in Spanje en dat hij een asielaanvraag in heeft kunnen dienen. Dat hij bij zijn tweede verblijf in Spanje, na overdracht uit Frankrijk, geen opvang heeft ontvangen vanwege een afstandsverklaring die hij eerder zou hebben getekend, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Dat wat eiser heeft gesteld over de afstandsverklaring, dat hij hiermee afstand heeft gedaan van zijn recht op opvang en andere voorzieningen en ook van zijn
1. AIDA-rapport april 2020, pagina 46 en 74.
asielaanvraag, blijkt op geen enkele wijze uit het dossier. Ook verweerder heeft ter zitting aangegeven niet bekend te zijn met een dergelijke afstandsverklaring. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven verschillende pogingen te hebben ondernomen om een kopie van de afstandsverklaring te bemachtigen, maar ook dit is op geen enkele wijze onderbouwd. Eiser heeft met de aangevoerde rapporten en zijn persoonlijk relaas dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de Spaanse autoriteiten zich niet aan hun internationale verplichtingen
houden. Bovendien moet eiser, indien hij meent dat de Spaanse autoriteiten zich niet houden aan de richtlijnen, hierover in Spanje klagen. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat hij dit heeft gedaan. Het is dan ook niet gebleken dat klagen voor eiser onmogelijk of zinloos is.
6. Ten aanzien van de gestelde psychische problematiek van eiser overweegt de rechtbank dat eiser geen medische documenten heeft overgelegd die deze problematiek onderbouwen. Verder mag verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er van uitgaan dat de medische voorzieningen en mogelijkheden in Spanje van een vergelijkbaar niveau zijn als in Nederland. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze voorzieningen voor hem niet toegankelijk zijn. Bovendien is het aan eiser om in Spanje te klagen wanneer hem medische zorg wordt onthouden.
7. Op basis van het voorgaande heeft verweerder dan ook gaan aanleiding hoeven zien om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken op basis van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder of individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
02 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. M. Eversteijn T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.