ECLI:NL:RBDHA:2021:3401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6451
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na medisch onderzoek bij psychische aandoening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het CBR, na een mededeling van de korpschef van de Politie Eenheid Midden-Nederland dat er twijfels bestonden over zijn rijvaardigheid. Dit vermoeden was gebaseerd op een psychische aandoening, namelijk schizofrenie, waar de eiser in het verleden voor behandeld was maar sindsdien geen adequate behandeling meer onderging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR op basis van een rapport van een psychiater, A. van Galen, tot de conclusie was gekomen dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor rijgeschiktheid. De psychiater had vastgesteld dat de eiser psychotische symptomen vertoonde en geen ziekte-inzicht had. De rechtbank oordeelde dat het CBR het rapport van de psychiater zorgvuldig had kunnen gebruiken en dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat het rapport onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs terecht was en dat het beroep van de eiser ongegrond was.

De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om twijfel te zaaien over de juistheid van het rapport, wat hij niet had gedaan. De rechtbank wees ook op de relevante wetgeving, waaronder artikel 134 van de Wegenverkeerswet 1994, en de ministeriële regeling die de geschiktheidseisen voor rijbewijzen regelt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden voor rijgeschiktheid en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6451

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.G. Peerik),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 7 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021 via een Skypeverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is de gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1. Op 12 november 2019 heeft de korpschef van de Politie Eenheid Midden-Nederland aan verweerder een mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994). In die mededeling is vermeld dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die vereist is voor het besturen van motorrijtuigen. Er is opgemerkt dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat eiser lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert. Als bijlagen bij de mededeling zijn verschillende mutatierapporten gevoegd. Verweerder heeft naar aanleiding van voormelde informatie aan eiser meegedeeld dat hij een medisch onderzoek moet ondergaan.
2. Op 27 maart 2020 heeft A. van Galen, psychiater, een onderzoek verricht naar eisers geschiktheid. In het rapport van onderzoek rapporteert de keurend arts onder meer het volgende. Op psychiatrisch gebied is er sprake van schizofrenie, waarvoor eiser vanaf 2004 tot 2012 in behandeling is geweest. Vanaf 2012 wordt een adequate behandeling door eiser geweigerd. Volgens de keurend arts zijn er voldoende aanwijzingen dat eiser ten tijde van het onderzoek en ten tijde van de laatste aanhouding van de politie psychotische belevingen als wanen, hallucinaties en denkstoornissen had. In het rapport van onderzoek staat tevens dat er geen tot nauwelijks sprake is van ziekte-inzicht.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het onderzoek door de psychiater zorgvuldig is uitgevoerd en hij het rapport van het onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Uit het rapport blijkt dat eiser niet voldoet aan de cumulatieve voorwaarden van rijgeschiktheid, waaraan houders van een rijbewijs moeten voldoen. Er is geen sprake van een succesvolle behandeling aangezien eiser zich niet wil laten behandelen. Ook is er geen sprake van ziekte-inzicht en geringe ‘negatieve symptomen’. Uit het rapport blijkt dat eiser ontkent schizofrenie te hebben en een moeilijk te volgen verhaal houdt, bestaande uit een chaotische gedachtegang met paranoïde wanen (positieve symptomen). Dat niet met zoveel woorden wordt gesproken over recidive en niet alle bevindingen de diagnose ondersteunen, leidt volgens verweerder niet tot een ander oordeel. Bovendien heeft eiser de conclusies van de keurend arts niet weerlegd aan de hand van een tweede onderzoek of een contra-expertise. Voor een belangenafweging is geen ruimte.
4. Eiser voert primair aan dat het deskundig rapport niet in stand kan worden gelaten. Volgens eiser worden niet alle voorwaarden voor rijgeschiktheid in het rapport besproken. De keurend arts heeft zich niet uitgelaten over de vraag of er sprake is van recidive in het kader van schizofrenie. Verweerder is zelf tot deze conclusie gekomen, terwijl hij niet beschikt over de vereiste deskundigheid. Ook blijkt niet hoe de geconstateerde klachten gedragskundig geplaatst moeten worden. Ter zitting heeft de gemachtigde verduidelijkt met dit laatste te bedoelen dat eisers gedrag geen aanleiding geeft voor de getrokken conclusie, zodat het rapport van de deskundige niet concludent is. Subsidiair voert eiser aan dat hij ten aanzien van belangrijke cognitieve en zintuigelijke functies gezond is bevonden door de arts. Het gaat dan met name om functies als bewustzijn, aandachtvermogen, concentratie, oriëntatie, geheugen, abstractievermogen, voorstelling van zaken en executieve functies. In het bestreden besluit is tevens niet goed gemotiveerd waarom de afweging van verweerder ten nadele van eiser is uitgevallen. Gelet op het voornoemde mocht eisers rijbewijs niet ongeldig worden verklaard.
5. In artikel 134, tweede lid, van de Wvw 1994 staat dat het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs besluit indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Paragraaf 8.2.2 van Regeling eisen geschiktheid 2000– dit is de bedoelde ministeriële regeling – gaat over Schizofreniespectrumstoornissen (schizofrenie, schizoaffectieve stoornis en schizofreniforme stoornis).
Uit onderdeel a van die paragraaf blijkt dat personen met een schizofreniespectrumstoornis die succesvol worden behandeld, zes maanden recidiefvrij zijn, een zekere mate van ziekte-inzicht en geringe ‘negatieve symptomen’ hebben, op basis van een specialistisch rapport geschikt kunnen worden verklaard voor rijbewijzen van groep 1 voor een termijn van maximaal vijf jaar.
Uit onderdeel b blijkt dat personen met een schizofreniespectrumstoornis ongeschikt zijn.
6. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht eisers rijbewijs ongeldig heeft verklaard. Hiervoor is van belang of het psychiatrisch onderzoek daartoe aanleiding geeft. De rechtbank overweegt dat verweerder een rapport van een deskundige alleen maar terzijde mag schuiven als dat rapport niet deugt. Bijvoorbeeld omdat het op een onzorgvuldige manier tot stand is gekomen, er tegenstrijdigheden in staan of dat de in het rapport getrokken conclusies niet logisch voortvloeien uit wat daarvoor is vastgesteld. Dit vloeit voort uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, zoals de uitspraak van 4 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:633). Het ligt op de weg van eiser om aan te tonen of op zijn minst twijfel te zaaien over de juistheid van het rapport van het onderzoek van 27 maart 2020, in die zin dat er dus iets mis is met het onderzoek en/of met het rapport. Eiser is hierin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Hij heeft geen medisch stuk overgelegd waaruit iets anders blijkt. Eiser weerspreekt de bevindingen wel, maar dat is gelet op wat is uitgelegd over de vaste rechtspraak onvoldoende. Hij heeft ook geen tweede onderzoek gevraagd aan het CBR. Dat dit geldt kost, is daarvoor mogelijk een belemmering geweest, maar hij heeft niet aangetoond dat het voor hem onmogelijk is om aan geld hiervoor te komen en/of dat hij dit wel heeft geprobeerd.
Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat het enkele gegeven dat de psychiatrisch deskundige niet letterlijk vermeldt dat geen sprake is van een recidiefvrije periode, niet maakt dat paragraaf 8.2 van de Regeling niet van toepassing is. Het feit dat eiser niet aan de overige cumulatieve voorwaarden voldoet, leidt er reeds toe dat hij op grond van paragraaf 8.2.2 van de Regeling niet aan de eisen van geschiktheid voldoet. Van een motiveringsgebrek, zoals door eiser gesteld, is geen sprake.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.