ECLI:NL:RBDHA:2021:327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublin-Italië: beroep ongegrond wegens interstatelijk vertrouwensbeginsel en asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit bezittende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er geen garantie was voor opvang en medische zorg in Italië, vooral in het licht van de coronacrisis. Hij vreesde voor indirect (ketting-)refoulement en stelde dat de situatie in Italië niet veilig was voor hem.
De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat er ernstige gronden waren om aan te nemen dat hij bij terugkeer in Italië een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling zou lopen. De rechtbank concludeerde dat eiser hierin niet was geslaagd. De rechtbank stelde vast dat verweerder deugdelijk had gemotiveerd dat Italië als verantwoordelijke lidstaat kon worden aangemerkt en dat er geen aanwijzingen waren dat eiser in Italië geen zorg- en opvangvoorzieningen zou kunnen krijgen. De rechtbank oordeelde dat de coronapandemie geen reden was om anders te oordelen, aangezien deze van tijdelijke aard is en geen invloed heeft op de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G. Bos, griffier, en werd openbaar gemaakt op 18 januari 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.