ECLI:NL:RBDHA:2021:316
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag zonder nieuwe elementen of bevindingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van een eiser met de Afghaanse nationaliteit. De eiser had op 5 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die de eerdere afwijzing van de asielaanvraag konden onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de eiser eerder, op 28 januari 2016, een asielaanvraag had ingediend die was afgewezen, en dat de daaropvolgende aanvragen ook niet succesvol waren geweest. De rechtbank concludeerde dat de verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat de nieuwe aanvraag niet-ontvankelijk was, omdat de eiser geen nieuwe relevante feiten had aangedragen die de eerdere afwijzing konden weerleggen. De rechtbank oordeelde verder dat de eiser niet in zijn hoorplicht was geschonden, aangezien de kennis over de relevante feiten voldoende was om het besluit te nemen zonder nader gehoor.