ECLI:NL:RBDHA:2021:2890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en oplegging van dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 5 oktober 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die hij op 9 november 2018 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 2 september 2019, geoordeeld dat verweerder niet tijdig had beslist en had verweerder opgedragen om binnen acht weken een eerste gehoor te houden, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding. Een latere uitspraak van de rechtbank in Haarlem op 31 augustus 2020 bevestigde dat verweerder geen uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak, met een nieuwe dwangsom van € 200 per dag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder uiterlijk op 28 september 2020 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan.
De rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking is getreden, niet van toepassing is op deze zaak, omdat de beslistermijn al vóór de inwerkingtreding was verstreken. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat de periode voor de dwangsom nog niet is verstreken, niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de eerdere opdrachten van de rechtbank.
De rechtbank legt verweerder een nieuwe dwangsom op van € 250 per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 267. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.