ECLI:NL:RBDHA:2021:2660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
09/827581-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mishandeling van slachtoffers in de prostitutie met strafkorting

Op 22 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en mishandeling van meerdere slachtoffers. De verdachte heeft vijf slachtoffers uitgebuit door hen in de prostitutie te laten werken en hun verdiensten af te nemen. Daarnaast is hij veroordeeld voor de mishandeling van één van deze slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen zoals geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie. De slachtoffers verkeerden in een afhankelijke situatie, wat hen weerhield om zelfstandig te functioneren in de prostitutie. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de overschrijding van de redelijke termijn en de ouderdom van de feiten meegenomen, wat heeft geleid tot strafkorting. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die variëren van € 17.250,- tot € 82.883,-, afhankelijk van de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, en dat dergelijke misdrijven een zware bestraffing verdienen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827581-17 en 09/765004-18
Datum uitspraak: 22 maart 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats]
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
door de verdachte opgegeven [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 3 januari 2018, 12 maart 2018,
29 mei 2018 (
telkens pro forma), 3 november 2020 (
aangehouden in verband met ziekte van de verdachte) en 8 maart 2021 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman mr. H. van Asselt naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 8 maart 2021 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in dagvaarding I en dagvaarding II. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Er heeft een grootschalig politieonderzoek genaamd “Antares” plaatsgevonden. Gedurende dit onderzoek zijn ten aanzien van de verdachte meerdere verdenkingen van mensenhandel gerezen. De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel (in de vorm van uitbuiting van andere(n) in de prostitutie) van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (dagvaarding I feit 1, 2, 3, 4 en dagvaarding II). Daarnaast zou hij zich schuldig hebben gemaakt aan mishandeling van voornoemde [slachtoffer 1] (dagvaarding I feit 5) en witwassen (dagvaarding I feit 6).
De verdachte wordt door verschillende personen in het strafdossier ook wel “ [bijnaam verdachte] ” of “ [bijnaam verdachte] ” genoemd. De slachtoffers zullen hierna allemaal bij hun achternaam genoemd worden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn pleitnota, – kort gezegd – de volgende standpunten ingenomen:
Dagvaarding I:
  • Feit 1: vrijspraak;
  • Feit 2: vrijspraak;
  • Feit 3: referte aan het oordeel van de rechtbank, maar vrijspraak bepleit voor de eerste twee ten laste gelegde maanden en de laatste twee ten laste gelegde maanden;
  • Feit 4: referte aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft sub 6 (onder B). De raadsman heeft voorts bepleit dat enkel een periode van één maand kan worden bewezen verklaard;
  • Feit 5: vrijspraak;
  • Feit 6: vrijspraak.
Dagvaarding II:
Vrijspraak voor sub 1, 4 en 9 (onder A), referte aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft sub 6 (onder B). De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat een kortere ten laste gelegde periode bewezen kan worden verklaard.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Inleiding
Algemene overwegingen met betrekking tot het (juridisch) kader van mensenhandel
Onder bepaalde voorwaarden is prostitutie in Nederland legaal. Dit is anders als (daarnaast) sprake is van mensenhandel. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Het te beschermen belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat die leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (het oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld (HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554).
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid van voornoemd artikel door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (ECLI:GHAMS:2016:5236). In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren [2] . In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer – in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. De rechtbank sluit zich op dit punt aan bij het standpunt van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, zoals weergegeven in het rapport ‘Mensenhandel. Jurisprudentie mensenhandelzaken 2009-2012, Een Analyse’ uit 2012, p. 27. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant. Evenmin is de omstandigheid dat het slachtoffer voorafgaand aan de uitbuitingssituatie reeds werkzaam was als prostituee een beletsel voor een bewezenverklaring. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn van zodanige dwang of druk dat voor de betrokkene geen andere keuze meer mogelijk was.
De rechtbank dient in de onderhavige zaak te beoordelen of de verdachte (al dan niet samen met een ander of anderen) zich ten opzichte van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 237f Sr, sub-onderdelen 1, 3 ( [slachtoffer 1] ), 4, 6 en 9 van lid 1. Blijkens de wet is ten aanzien van sub 1 en 6 (het oogmerk van) uitbuiting een vereiste en ten aanzien van sub 3, 4 en 9 is dit volgens vaste rechtspraak een impliciet bestanddeel.
De rechtbank zal bij de hiernavolgende beoordeling de volgorde aanhouden zoals door de officier van justitie tijdens het requisitoir is aangehouden.
3.4.2
Dagvaarding I feit 2 – [slachtoffer 2]
De verklaringen van [slachtoffer 2]
heeft op 17 november 2011 bij de politie een verklaring afgelegd in een intakegesprek. Op 18 februari 2013 heeft zij aangifte gedaan van mensenhandel. Hierna zijn door haar nog verklaringen afgelegd op 14 december 2015 en 21 november 2017 en ten slotte heeft zij op 27 november 2018 als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. [3]
[slachtoffer 2] had in Hongarije een huis gekocht, dat was belast met een hypotheek. Zij kreeg moeite met het betalen van de hypotheeklasten doordat zij haar baan was verloren. Zij kwam in contact met [naam 1] en hij vertelde haar over de mogelijkheden om in Nederland als prostituee achter de ramen te werken op basis van een 50-50 verdeling van de inkomsten. Zij is in maart 2010 naar Nederland gekomen. Zij heeft de eerste twee dagen bij [naam 1] doorgebracht, maar is daarna naar de verdachte gegaan. Zij verhuisde naar zijn woning aan de [straatnaam 1] in Den Haag. Zij woonde daar samen met onder ander [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] . De verdachte heeft haar verteld naar welke kamerbeheerder zij moest gaan en hij heeft de kamerhuur voor de eerste dag betaald. Zij moest zeven dagen per week werken. Zij begon tussen 10.00 en 11.00 uur en werkte tot ongeveer 00.30 uur doordeweeks en in het weekend tot 01.00 uur. Na het werk moest zij het verdiende geld op tafel leggen. Dat had zij met de verdachte afgesproken. Zij telde het geld en pakte dan 50% van dat bedrag. Dat deel was voor haar. Zij moest minimaal € 200,- per dag verdienen. Zij hoefde niet elke dag dat geld op tafel te leggen, want de verdachte vertrouwde haar. Na twee maanden werken moest zij steeds al haar geld bij de verdachte inleveren. Hij vertelde haar dat hij een rechtszaak in Hongarije had lopen en dat het geld nodig was voor een advocaat. Hij zei dat hij het geld later aan haar zou teruggeven, maar zij heeft het geld nooit teruggekregen. Zij durfde niet weg te gaan, want zij was bang voor de verdachte. Er gingen verschillende verhalen rond dat er mensen door de verdachte in elkaar geslagen waren. Hij was niet gewelddadig naar haar, maar wel naar anderen. Zij heeft het geweld zelf niet gezien, maar zij heeft wel gezien dat andere meisjes verwondingen hadden. Zij heeft ongeveer 1,5 jaar voor de verdachte gewerkt, voordat zij op 12 november 2011 is weggegaan bij de verdachte.
Verklaringen van anderen
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] werkte en in hetzelfde huis woonde. Ze zijn tegelijkertijd begonnen met werken. Ze werkten beiden zeven dagen per week en op dezelfde tijden, namelijk vanaf 10.00 uur in de ochtend tot sluitingstijd. [slachtoffer 2] gaf niet al haar geld af aan de verdachte. Zij droeg maar de helft af. [4]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] al bij de verdachte werkte toen zij er ook werkte. [slachtoffer 4] dacht dat [slachtoffer 2] al zo’n 1 of 2 jaar voor de verdachte had gewerkt. [5]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] in het huis van de verdachte woonde. [6]
Oordeel van de rechtbank
Zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar?
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn, omdat [slachtoffer 2] bij het intakegesprek op 17 november 2011 heeft verklaard dat zij ongeveer 60 weken heeft gewerkt voor [naam 1] . Uitgaande van die verklaring en haar verklaring dat zij 10 keer 2 weken (is 20 weken) naar Hongarije is geweest, zou zij ongeveer 80 weken hebben gewerkt voor [naam 1] , aldus de verdediging. Deze periode beslaat de gehele ten laste gelegde periode van 1 maart 2020 tot en met 17 november 2011. Pas nadat [naam 1] was vertrokken, zo verklaart [slachtoffer 2] in voornoemd intakegesprek, behoorde zij toe aan [bijnaam verdachte] , verhuisde zij naar zijn woning aan de [straatnaam 1] en ging zij voor hem werken onder dezelfde voorwaarden. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen komt in de eerste plaats belang toe aan de consistentie, nauwkeurigheid of gedetailleerdheid, en volledigheid van die verklaringen. Echter, waar de verklaringen op deze punten onvolkomenheden bevatten, betekent dat niet automatisch dat deze reeds daarom onbetrouwbaar zouden zijn. Het onderzoek is omvangrijk geweest, waarbij [slachtoffer 2] op uiteenlopende tijdstippen uitgebreide verklaringen heeft afgelegd over feiten en omstandigheden die zich in de voorgaande jaren zouden hebben voorgedaan.
Van belang is dat [slachtoffer 2] bij het afleggen van haar verklaringen specifieke vragen heeft moeten beantwoorden over haar werk in de prostitutie en haar redenen om dit werk te gaan doen. Zij heeft op vijf verschillende momenten een verklaring afgelegd en niet alleen op hoofdlijnen, maar ook op detailniveau consistent verklaard. Zij heeft uitgebreid en consistent verklaard over haar persoonlijke omstandigheden, haar relatie met de verdachte en de redenen waarom zij in de prostitutie is gaan werken. Dat [slachtoffer 2] in het intakegesprek heeft verklaard dat zij langere tijd voor [naam 1] heeft gewerkt, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] . Zo heeft zij in het verhoor van 18 februari 2013 verklaard op dat moment pas aangifte te doen, omdat zij destijds erg bang was voor [bijnaam verdachte] . Bovendien blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] dat [slachtoffer 2] samen met hen bij de verdachte in huis heeft gewoond.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank [slachtoffer 2] in haar verklaringen voldoende betrouwbaar. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet van het bewijs worden uitgesloten. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer 2] behoedzaam bezien en (gedeeltes daarvan) enkel gebruikt voor het bewijs waar ze voldoende ondersteuning vonden in andere bewijsmiddelen. Het desbetreffende verweer wordt dan ook verworpen.
Dwangmiddelen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende middelen: dreiging met geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie.
-
Dreiging met geweld
[slachtoffer 2] durfde niet weg te gaan bij de verdachte, omdat zij bang voor hem was. Er gingen verschillende verhalen rond dat hij andere meisjes in elkaar geslagen had. Alhoewel hij niet direct gewelddadig naar [slachtoffer 2] was, was hij dat wel naar anderen. Zij zag dat verschillende meisjes met wie zij samenwoonde verwondingen hadden.
-
Misleiding
De verdachte zei tegen [slachtoffer 2] dat hij geld voor een advocaat nodig had en zij dat geld zou terugkrijgen, maar dat is niet gebeurd. Bovendien zei hij dat hij de helft van haar verdiende geld voor haar zou bewaren.
-
Misbruik van een kwetsbare positie
[slachtoffer 2] is van Hongaarse afkomst en verkeerde in slechte financiële en economische omstandigheden. Zij kon niet zelfstandig in Nederland in de prostitutie werken, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was met wetten en regelgeving en de geldende maatstaven in de prostitutiebranche in Nederland. Zij was qua huisvesting en qua tewerkstelling afhankelijk van de verdachte. De verdachte bepaalde haar verblijfadres en haar werktijden en zij moest het door haar verdiende geld aan hem afstaan. De verdachte zei dat hij het geld voor haar zou bewaren, maar hij heeft het geld allemaal gehouden.
Door aldus te handelen heeft de verdachte [slachtoffer 2] in haar vrijheid beperkt. Daaruit volgt dat [slachtoffer 2] in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland; dat zij niet zelfstandig kon bepalen of en wanneer en voor wie zij werkte en op welke wijze zij haar inkomsten uitgaf. Er is dan ook sprake geweest van misbruik van een kwetsbare positie en dit misbruik is instrumenteel ingezet om [slachtoffer 2] te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met anderen tegen betaling.
Opzettelijk voordeel trekken
De verdachte heeft voordeel genoten uit het geld dat door [slachtoffer 2] werd verdiend. Zij moest immers een gedeelte van haar verdiensten afstaan aan de verdachte.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals hiervoor is overwogen, levert het enkele aanwenden van dwangmiddelen niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat de misleiding en het misbruik van de kwetsbare positie van dien aard zijn geweest, dat daarmee inbreuk is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 2] . Als gevolg van haar werkzaamheden in de prostitutie was de verdachte in staat om gedurende een lange periode geld te verdienen. De werkwijze van de verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank een situatie van uitbuiting op. [slachtoffer 2] , die in een afhankelijke en kwetsbare positie verkeerde, werd in haar keuzevrijheid met betrekking tot haar werktijden, inkomsten en uitgave van haar inkomsten beperkt door de verdachte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft uitgebuit.
Verschillende handelingen
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte door dreiging met geweld, misleiding en door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 2] heeft bewogen, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat hij haar heeft gedwongen en bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4). Ten slotte kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] en dat hij haar heeft bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 6 en sub 9). Dagvaarding I feit 2 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
Pleegperiode
De rechtbank gaat uit van een pleegperiode van meer dan 20 maanden, te weten van
1 maart 2010 (de maand dat [slachtoffer 2] naar Nederland is gekomen) tot en met
12 november 2011 (de dag dat [slachtoffer 2] is weggegaan bij de verdachte en vijf dagen voor het intakegesprek).
3.4.3
Dagvaarding I feit 3 – [slachtoffer 3]
De verklaringen van [slachtoffer 3]
heeft op 25 april 2012 als getuige een verklaring afgelegd. Op 17 november 2015 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mensenhandel. Hierna heeft zij nog verklaringen afgelegd op 13 januari 2016 en 20 november 2017 (tweemaal) en ten slotte heeft zij op 3 december 2018 als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. [7]
[slachtoffer 3] is in de prostitutie gaan werken vanwege haar financiële situatie. Zij dreigde haar woning in Hongarije kwijt te raken. Zij was gevlucht vanuit Hongarije vanwege geweld van en geldproblemen door haar ex-man. Hij was vrijgelaten uit de gevangenis en zou haar vermoorden als zij terug zou komen. Zij leerde in Nederland de verdachte en [naam 1] kennen. Het idee om in de prostitutie te gaan werken kwam van de verdachte. Hij was op de hoogte van haar problemen. Zij begon in april 2010 met werken. Ze woonde bij de verdachte. Hij had verzonnen dat zij de helft van de winst aan hem zou geven en dat hij dat geld voor haar zou bewaren. Later moest zij alles aan hem geven. Hij had geld nodig voor een advocaat. Zij ging samen met [slachtoffer 2] naar het werk. Zij verdiende gemiddeld € 300,- per dag. Zij vroeg € 25,- per klant. De verdachte zei dat zij € 20,- mocht vragen, want dan had zij tenminste wel € 100,- als zij vijf klanten had. Zij werkte zeven dagen per week. Zij begon (samen met [slachtoffer 2] ) om 10.00 uur in de ochtend en werkte tot sluitingstijd. [slachtoffer 5] heeft de werkkamer geregeld op verzoek van de verdachte. De verdachte heeft voor haar werkkamer betaald. Zij moest zoveel mogelijk verdienen. De verdachte belde haar heel vaak op en probeerde haar te beïnvloeden. Zij moest ten minste drie klanten in een uur ontvangen en € 200,- per dag verdienen. Zij is twee keer geslagen door de verdachte. Hij sloeg met zijn vuist tegen haar ribben in haar rechterzij. Zij is in november 2010 weggegaan bij de verdachte.
Verklaringen van anderen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] al bij de verdachte zat voordat zij er kwam. Ze zijn op dezelfde dag begonnen met het werken in de prostitutie. [slachtoffer 3] werkte elke dag en evenveel uren als [slachtoffer 2] . Ze gingen er samen heen en kwamen samen terug. [slachtoffer 3] moest het geld ook overhandigen aan de verdachte. De verdachte zei dat hij het geld verzamelde en bewaarde voor hen en dat ze het in een keer zouden terugkrijgen. Ze hebben het niet teruggekregen. [slachtoffer 2] heeft gezien dat [slachtoffer 3] één keer mishandeld is, maar ze had van [slachtoffer 3] gehoord over meerdere mishandelingen door de verdachte. Zij heeft blauwe plekken gezien bij [slachtoffer 3] op haar benen. De verdachte sprak lelijk tegen [slachtoffer 3] en zei dat zij een slechte hond was. [slachtoffer 3] zou sowieso een jaar voor de verdachte hebben gewerkt, aldus [slachtoffer 2] . [8]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in januari 2010 in Nederland aankwam en een paar nachten in de woning van de verdachte heeft geslapen. [slachtoffer 3] was daar ook. [9]
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt als volgt.
Dwangmiddelen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende middelen: geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie.
-
Geweld
De verdachte heeft [slachtoffer 3] op twee momenten mishandeld, omdat zij te weinig geld verdiende. Hij sloeg tijdens deze mishandelingen met zijn vuist tegen haar ribben in haar rechterzij.
-
Misleiding
De verdachte zei tegen [slachtoffer 3] dat hij geld voor een advocaat nodig had en zij dat geld zou terugkrijgen, maar dat is niet gebeurd. Bovendien zei hij dat hij de helft van haar verdiende geld zou bewaren.
-
Misbruik van een kwetsbare positie
[slachtoffer 3] is van Hongaarse afkomst en verkeerde in slechte financiële en economische omstandigheden. Zij was immers gevlucht vanuit Hongarije vanwege geweld van en geldproblemen door haar ex-man. Bovendien had zij op enig moment geen woning meer in Hongarije en moest zij geld verdienen om naar Hongarije te sturen. De verdachte was hiervan op de hoogte. Zij kon niet zelfstandig in Nederland in de prostitutie werken, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was met wetten en regelgeving en de geldende maatstaven in de prostitutiebranche in Nederland. Zij was qua huisvesting, qua werkkamer en qua tewerkstelling afhankelijk van de verdachte. De verdachte bepaalde haar verblijfadres, haar werktijden en zij moest al haar inkomsten afstaan. De verdachte zei dat hij het geld voor haar zou bewaren, maar hij heeft het al het geld gehouden.
Door aldus te handelen heeft de verdachte [slachtoffer 3] in haar vrijheid beperkt. Daaruit volgt dat [slachtoffer 3] in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland; dat zij niet zelfstandig kon bepalen of en wanneer en voor wie zij werkte en op welke wijze zij haar inkomsten uitgaf. Er is dan ook sprake geweest van misbruik van een kwetsbare positie en dit misbruik is instrumenteel ingezet om [slachtoffer 3] te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met anderen tegen betaling.
Opzettelijk voordeel trekken
De verdachte heeft voordeel genoten uit het geld dat door [slachtoffer 3] werd verdiend. Zij moest immers al haar verdiensten afstaan aan de verdachte.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals hiervoor is overwogen, levert het enkele aanwenden van dwangmiddelen niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat de misleiding en het misbruik van de kwetsbare positie van dien aard zijn geweest dat daarmee inbreuk is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 3] . Als gevolg van haar werkzaamheden in de prostitutie was de verdachte in staat om gedurende een lange periode geld te verdienen. De werkwijze van de verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank een situatie van uitbuiting op. [slachtoffer 3] , die in een afhankelijke en kwetsbare positie verkeerde, werd in haar keuzevrijheid met betrekking tot haar werktijden, inkomsten en uitgave van haar inkomsten beperkt door de verdachte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft uitgebuit.
Verschillende handelingen
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte door geweld, misleiding en door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 3] heeft geworven, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat hij haar heeft gedwongen en bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4). Ten slotte kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] en dat hij haar heeft bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 6 en sub 9). Dagvaarding I feit 3 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
Pleegperiode
De raadsman heeft aangevoerd dat slechts een periode van 18 dagen kan worden bewezen verklaard op de grond dat dit volgt uit de gegevens van de raamregistratie. De rechtbank is echter van oordeel dat die gegevens niet sluitend zijn. Zo heeft de Koninklijke Marechaussee bijvoorbeeld de registratie van verscheidene kamerverhuurders in beslag genomen. Bovendien heeft [slachtoffer 3] net zoals andere slachtoffers zeven dagen in de week moeten werken. De rechtbank gaat uit van een pleegperiode van ongeveer zeven maanden, te weten van 1 april 2010 (de dag dat [slachtoffer 3] is begonnen met werken blijkens haar eigen verklaring) tot en met 1 november 2010 (de dag dat [slachtoffer 3] blijkens haar eigen verklaring is weggegaan bij de verdachte).
3.4.4
Dagvaarding I feit 4 – [slachtoffer 4]
De verklaringen van [slachtoffer 4]
heeft op 22 november 2015 aangifte gedaan van mensenhandel. Hierna heeft zij nog verklaringen afgelegd op 24 november 2015 en op 20 november 2017 (tweemaal) en ten slotte heeft zij op 18 december 2018 als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. [10]
[slachtoffer 4] is naar Nederland gekomen om veel geld te verdienen, omdat haar familie in geldnood zat. Zij wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken en was sinds maart 2011 in Den Haag. Zij is door [naam 2] aan de verdachte voorgesteld. Zij werkte eerst bij [naam 2] , maar doordat zij verliefd werd op de verdachte is ze bij hem gaan werken. Hij gaf haar ook het gevoel dat hij van haar hield. Zij is bij hem gaan wonen in april 2011. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] woonden daar ook op dat moment. Zij moest al het door haar verdiende geld afdragen. Zij werkte ook een tijdje in de ‘€ 50,- straat’ en moest daar net zoveel verdienen als [slachtoffer 5] . De afspraak was dat de verdachte haar geld aan [naam 2] zou geven en dat hij daarvan een deel naar Hongarije zou sturen. Dit heeft de verdachte niet gedaan, want hij heeft al het verdiende geld voor zichzelf gehouden en tegen [naam 2] verteld dat [slachtoffer 4] niet goed verdiende. Zij moest € 400,- à € 500,- per dag verdienen. Als zij te weinig verdiende, dan was er ruzie. Zij zat in een stoel en de verdachte spuugde in haar gezicht en schreeuwde tegen haar. Hij zei vooral psychische dingen over [slachtoffer 4] en over haar familie. Zij moest op haar knieën bij zijn bed zitten en hardop zeggen dat ze niet pussig is (pus in de betekenis van etter) en dat betekende dat zij geen vuil wijf is en dat zij geen kankerhoer is. Zij moest zeggen: “Ik ben niet vuil ik hou van [bijnaam verdachte] .” Als zij probeerde op te staan, begon de verdachte tegen haar te gillen, omdat zij dat niet mocht. De verdachte heeft haar ook bedreigd. Hij bewoog met zijn vuist en schreeuwde tegen haar: “Jij gaat dood, ik ga je vermoorden”. Hij spuugde daarna op haar, draaide zich om en verliet de kamer. Als zij thuis kwam van werken dan moest zij het verdiende geld op tafel leggen. De verdachte pakte vervolgens al het geld en zij kreeg dan bijvoorbeeld € 20,- à € 30,- terug om naar de zonnebank te gaan, zodat zij aantrekkelijker zou ogen en daardoor meer zou kunnen verdienen. Zij moest elke dag werken en begon rond 11.00/12.00 uur tot sluitingstijd. Zij heeft ongeveer anderhalve maand voor de verdachte gewerkt, voordat zij terug ging naar [naam 2] .
Verklaringen van anderen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 4] ongeveer een paar maanden voor de verdachte heeft gewerkt. Zij moest € 500,- à € 600,- verdienen. Zij werkte elke dag en op dezelfde tijden als [slachtoffer 2] . Zij moest haar geld ook aan de verdachte afgeven. Zij heeft gezien dat [slachtoffer 4] op een stoel moest zitten en dat zij werd uitgescholden en bespuugd door de verdachte en [naam 2] , aldus [slachtoffer 2] . [11]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 4] in 2011 of misschien in 2012 is gaan werken voor de verdachte. Zij heeft ongeveer drie maanden voor hem gewerkt en werkte zeven of zes dagen per week van ongeveer 12.00 uur tot sluitingstijd. Zij was bang voor de verdachte, aldus [slachtoffer 3] . [12]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 4] in de woning woonde bij de verdachte. Ze moesten het geld aan de verdachte afgeven en als ze niet genoeg verdienden, dan kwam er ruzie. [13]
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt als volgt.
Dwangmiddelen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende middelen: geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie.
-
Geweld en dreiging met geweld
[slachtoffer 4] is een keer door de verdachte bespuugd en vernederd en moest voor hem knielen, omdat zij niet genoeg had verdiend. Bovendien heeft hij ook tegen haar geschreeuwd: “Jij gaat dood, ik ga je vermoorden” en bewoog daarbij met zijn vuist.
-
Misleiding
De verdachte zei tegen [slachtoffer 4] dat hij haar verdiende geld voor haar zou bewaren en een deel van haar verdiende geld naar Hongarije zou sturen, wat hij niet heeft gedaan.
-
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
[slachtoffer 4] is van Hongaarse afkomst en verkeerde in slechte financiële en economische omstandigheden. Zij moest geld verdienen om naar Hongarije te sturen. De verdachte was hiervan op de hoogte. Zij kon niet zelfstandig in Nederland in de prostitutie werken, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was met wetten en regelgeving en de geldende maatstaven in de prostitutiebranche in Nederland. Zij was qua huisvesting, qua werkkamer en qua tewerkstelling afhankelijk van de verdachte. De verdachte bepaalde haar verblijfadres, haar werktijden en zij moest al haar inkomsten afstaan. De verdachte zei dat hij het geld zou bewaren, maar hij heeft het al het geld gehouden. Bovendien maakte hij misbruik van haar verliefdheid voor hem.
Door aldus te handelen heeft de verdachte [slachtoffer 4] in haar vrijheid beperkt. Daaruit volgt dat [slachtoffer 4] in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland; dat zij niet zelfstandig kon bepalen of en wanneer en voor wie zij werkte en op welke wijze zij haar inkomsten uitgaf. Er is dan ook sprake geweest van misbruik van een kwetsbare positie en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en dit misbruik is instrumenteel ingezet om [slachtoffer 4] te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met anderen tegen betaling.
Opzettelijk voordeel trekken
De verdachte heeft voordeel genoten uit het geld dat door [slachtoffer 4] werd verdiend. Zij moest immers al haar verdiensten afstaan aan de verdachte.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals hiervoor is overwogen, levert het enkele aanwenden van dwangmiddelen niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat het geweld, de dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie van dien aard zijn geweest dat daarmee inbreuk is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 4] . Als gevolg van haar werkzaamheden in de prostitutie was de verdachte in staat om gedurende een lange periode geld te verdienen. De werkwijze van de verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank een situatie van uitbuiting op. [slachtoffer 4] , die in een afhankelijke en kwetsbare positie verkeerde, werd in haar keuzevrijheid met betrekking tot haar werktijden, inkomsten en uitgave van haar inkomsten beperkt door de verdachte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft uitgebuit.
Verschillende handelingen
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte door geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 4] heeft geworven, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat hij haar heeft gedwongen en bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4). Tenslotte kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] en dat hij haar heeft bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 6 en sub 9). Dagvaarding I feit 4 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
Pleegperiode
De rechtbank gaat uit van een pleegperiode van ongeveer twee maanden, te weten van 1 april 2011 (de dag dat [slachtoffer 4] bij de verdachte is gaan wonen) tot en met 31 mei 2011 (de dag dat [slachtoffer 4] blijkens haar eigen verklaring bij de verdachte is weggegaan).
3.4.5
Dagvaarding II – [slachtoffer 5]
Verklaringen van [slachtoffer 5]
heeft op 11 december 2017 en 12 december 2017 bij de politie verklaringen afgelegd. Zij heeft op 12 januari 2018 aangifte gedaan van mensenhandel. Zij heeft ten slotte op
29 november 2018 als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. [14]
[slachtoffer 5] is in 2009 naar Nederland gekomen om te werken in de prostitutie. Zij was verdrietig, omdat de relatie met haar ex was verbroken. De verdachte wist dat. De verdachte zei dat haar ex niet van haar hield en dat zij wel van hem zou gaan houden. Zij kon nergens heen. Zij had aan de verdachte verteld dat haar moeder stierf toen zijzelf 13 jaar was en dat haar vader haar had verlaten toen zij 2 jaar was. Zij weet niet precies wanneer zij in Nederland aankwam in 2009, maar het was in de lente. Zij heeft ongeveer 3-4 maanden voor zichzelf gewerkt, voordat zij voor de verdachte ging werken. Zij noemde de verdachte ‘ [bijnaam verdachte] ’. Zij woonde samen met onder andere [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] in een huis, samen met de verdachte. Zij werkte in de ‘€ 50,- straat’. Zij werkte 5 dagen in de week vanaf 12 uur ’s middags tot middernacht. In het begin hadden ze afgesproken dat zij de helft van haar verdiende geld moest afdragen. Die afspraak duurde 1-2 maanden en daarna moest zij alles aan de verdachte geven. Hij zei dat zijn gezin honger leed. Zij moest minstens € 200,- per dag verdienen. De verdachte werd kwaad als zij en de andere vrouwen te weinig geld hadden verdiend. Hij beïnvloedde ze dan geestelijk, zodat ze een schuldgevoel zouden hebben. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 5] ook aan haar haren uit bed getrokken en is zij het kootje van haar pink kwijtgeraakt toen hij de deur dicht schopte, terwijl zij de deurknop beet had. Dat was na een ruzie. Zij is op een gegeven moment daadwerkelijk weggegaan bij de verdachte, waarna de verdachte haar heeft gebeld en dreigde dat hij haar oma zou bellen om aan haar te vertellen wat [slachtoffer 5] allemaal gedaan had als ze niet zou terugkomen. [slachtoffer 5] wilde geen problemen, omdat haar oma erg ziek was. De verdachte heeft één of twee keer haar oma daadwerkelijk opgebeld als zij erbij was, maar dan zei [slachtoffer 5] tegen de verdachte dat hij de telefoon moest neerleggen. Haar oma heeft niet opgenomen. Zij heeft anderhalf of twee jaar voor de verdachte gewerkt. Zij was samen met de verdachte in Nederland tot eind 2010.
Verklaringen van anderen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 5] de ex-vriendin is van de verdachte. [slachtoffer 5] was er al toen [slachtoffer 2] bij de verdachte begon te werken. Zij denkt dat [slachtoffer 5] meer dan twee jaar voor hem heeft gewerkt en dat zij doodsbang was voor de verdachte.
[slachtoffer 5] wilde ontsnappen, want zij werd regelmatig door de verdachte mishandeld. Zij werkte elke dag, maar begon pas tegen 13.00 uur en als [slachtoffer 5] het geld bij elkaar had, mocht zij naar huis van de verdachte. Zij moest € 1.000,- verdienen en gaf het geld aan de verdachte. Iedereen moest het geld op tafel leggen. [slachtoffer 2] heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 5] aan haar haar vast had en over de tafel heen trok. [15]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 5] ook voor de verdachte werkte. Zij heeft een lange tijd voor de verdachte gewerkt. Zij denkt een periode tussen de 8 maanden tot een jaar of misschien zelfs langer, aldus [slachtoffer 3] . [16]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij samen met onder andere [slachtoffer 5] voor de verdachte werkte. [17]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in januari 2010 in Nederland aankwam en vervolgens een paar nachten in de woning van de verdachte heeft geslapen. [slachtoffer 5] was daar ook. Zij was werkzaam in de [straatnaam 2] en werkte voor de verdachte. [18]
Controle
Uit onderzoek uit de politiesystemen bleek dat [slachtoffer 5] meermalen is gecontroleerd in de [straatnaam 3] in Den Haag in de periode juni 2009 tot en met juni 2013. [19]
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt als volgt.
Dwangmiddelen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende middelen: geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie.
-
Geweld
De verdachte heeft [slachtoffer 5] aan haar haren getrokken en hij heeft de deur dicht geschopt waardoor de pink van [slachtoffer 5] tussen de deur kwam en zij haar vingerkootje is kwijtgeraakt.
-
Misleiding
De verdachte zei tegen [slachtoffer 5] dat zij de helft van haar verdiende geld moest afstaan. Na een periode van 1-2 maanden moest zij al haar verdiende geld aan hem af staan, omdat zijn gezin honger leed.
-
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
[slachtoffer 5] is van Hongaarse afkomst en verkeerde in slechte omstandigheden. Zij had liefdesverdriet, waardoor zij in een kwetsbare positie verkeerde. Bovendien verkeerde zij ook in een sociaal isolement, want haar moeder was overleden en zij had geen contact meer met haar vader. Zij had geen andere plek om naartoe te gaan.
De verdachte was hiervan op de hoogte. Zij kon niet zelfstandig in Nederland in de prostitutie werken, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was met wetten en regelgeving en de geldende maatstaven in de prostitutiebranche in Nederland. Zij was qua huisvesting en qua tewerkstelling afhankelijk van de verdachte. De verdachte bepaalde haar verblijfadres, haar werktijden, hoeveel zij moest verdienen en zij moest al haar inkomsten afstaan. De verdachte zei dat hij het geld zou bewaren, maar hij heeft het geld allemaal gehouden. Bovendien schreeuwde en maakte hij ruzie met [slachtoffer 5] als zij niet voldoende geld had verdiend. Hij heeft in het bijzijn van [slachtoffer 5] geprobeerd om haar oma op te bellen en ook gedreigd dat hij haar oma zou opbellen om te vertellen wat [slachtoffer 5] allemaal had gedaan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte [slachtoffer 5] in haar vrijheid beperkt. Daaruit volgt dat [slachtoffer 5] in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland; dat zij niet zelfstandig kon bepalen of en wanneer en voor wie zij werkte en op welke wijze zij haar inkomsten uitgaf. Er is dan ook sprake geweest van misbruik van een kwetsbare positie en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en dit misbruik is instrumenteel ingezet om [slachtoffer 5] te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met anderen tegen betaling.
Opzettelijk voordeel trekken
De verdachte heeft voordeel genoten uit het geld dat door [slachtoffer 5] werd verdiend. Zij moest immers al haar verdiensten afstaan aan de verdachte.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals hiervoor is overwogen, levert het enkele aanwenden van dwangmiddelen niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat het geweld, de misleiding, het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie van dien aard zijn geweest dat daarmee inbreuk is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 5] . Als gevolg van haar werkzaamheden in de prostitutie was de verdachte in staat om gedurende een lange periode geld te verdienen. De werkwijze van de verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank een situatie van uitbuiting op. [slachtoffer 5] , die in een afhankelijke en kwetsbare positie verkeerde, werd in haar keuzevrijheid met betrekking tot haar werktijden, inkomsten en uitgave van haar inkomsten beperkt door de verdachte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft uitgebuit.
Verschillende handelingen
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte door geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 5] heeft geworven, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1).
Bovendien kan worden bewezen dat hij haar heeft gedwongen en bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4). Tenslotte kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] en dat hij haar heeft bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 6 en sub 9). Dagvaarding II zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
Pleegperiode
De rechtbank gaat uit van een pleegperiode van ongeveer negentien maanden, te weten van 1 juni 2009 (in die maand is [slachtoffer 5] gecontroleerd in de [straatnaam 3] ) tot en met 31 december 2010 (blijkens de verklaring van [slachtoffer 5] was zij in ieder geval tot die datum met de verdachte in Nederland).
3.4.6
Dagvaarding I feiten 1 en 5 – [slachtoffer 1]
Verklaringen van [slachtoffer 1]
heeft op 4 juni 2012 aangifte gedaan van mensenhandel. Hierna heeft zij nog verklaringen afgelegd op 5 juni 2012, 1 december 2015 en 22 november 2017 en ten slotte heeft zij op 6 december 2018 als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. [20]
[slachtoffer 1] is via [naam 1] Nederland gekomen om te gaan werken in de paprika-industrie. Zij is op 22 januari 2010 in de ochtend vertrokken vanuit Hongarije. Zij ging onder andere samen met [naam 1] en [naam 3] in de auto naar Nederland. [naam 3] is de vriendin van [naam 1] . Bij aankomst in Nederland hebben ze een paar nachten in de woning van de verdachte geslapen. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] waren ook in die woning. De volgende dag moest zij direct aan het werk in de [straatnaam 2] in Den Haag als prostituee. Zij werd door [naam 1] bij de [straatnaam 2] afgezet en ging samen met [naam 3] op zoek naar een kamer. Zij moest € 25,- vragen en € 50,- voor seks zonder condoom. Zij werd door [naam 1] en [naam 3] opgehaald vanaf de kamer waar zij werkte. Zij is in totaal vier keer mishandeld. Drie keer door [naam 1] en één keer door de verdachte. De tweede keer nadat zij was weggelopen, heeft de verdachte haar mishandeld. Zij werd door de verdachte meegenomen naar een kamer. [slachtoffer 3] was op dat moment ook in de woning. In de kamer werd zij eerst door de verdachte geslagen. Hij gebruikte daarvoor zijn handen en sloeg haar over haar hele lichaam. Hij schopte tegen haar been en heeft haar met een baseballknuppel geslagen tegen haar benen en enkel. Zij kon daarna een week tot anderhalve week niet werken. De verdachte werkte samen met [naam 1] . Zij gaf haar geld altijd aan [naam 1] of aan [naam 3] . Zij heeft één keer geld afgestaan aan de verdachte, want [naam 1] was er toen niet. Zij heeft nooit iets van het geld gezien. Zij moest € 500,- per dag verdienen. In maart 2010 is [slachtoffer 1] voor de derde keer weggelopen.
Verklaringen van anderen
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] werkte voor [naam 3] . [naam 3] werkte ook voor [naam 1] . [21] [slachtoffer 3] heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] aan haar haar pakte en haar naar de andere kamer trok. [slachtoffer 3] hoorde vervolgens slagen en toen [slachtoffer 1] uit de kamer kwam zag zij dat [slachtoffer 1] flink geslagen was. Zij had stukken uit haar haar en kneuzingen in haar gezicht. Zij hoorde dat de verdachte tijdens de mishandeling dingen zei als: “Hoe durf je mij dit aan te doen? Ben je niet bang?” en soortgelijke uitingen. [slachtoffer 1] werd door de verdachte geslagen, omdat zij was ontsnapt, aldus [slachtoffer 3] . [22]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat drie mannen samenwerkten: [naam 4] , [bijnaam verdachte] en [naam 2] . De mannen wisselden onderling continu van meisjes. [slachtoffer 1] werkte voor één van die mannen. [23]
[naam 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] werkte voor de verdachte. [24] [naam 1] was altijd samen met de verdachte en samen waren het twee vechtersbazen. [25]
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 - Mensenhandel
De rechtbank zal voor dit feit gebruik maken van schakelbewijs. Dat is bewijs dat voor een ander, soortgelijk, bewezen verklaard feit is gebruikt en als steunbewijs kan dienen voor het te bewijzen feit. Het moet gaan om bewijs dat op essentiële punten overeenkomsten vertoont met het bewijs van het te bewijzen feit en dat duidt op een overeenkomend specifiek patroon.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken rondom de mensenhandel van [slachtoffer 1] op essentiële punten overeenkomt met de bewezen verklaarde feiten van mensenhandel (onder dagvaarding I feiten 2, 3, 4 en dagvaarding II) en dat het bewijs ten aanzien van die feiten het bewijs ten aanzien van de mensenhandel van [slachtoffer 1] versterkt. Alle feiten zijn op een soortgelijke wijze begaan. De modus operandi – kort en zakelijk weergegeven – houdt het navolgende in:
De Hongaarse slachtoffers werkten in de prostitutie voor de verdachte. Hij bepaalde waar ze werkten. Ze moesten veel dagen per week en lange dagen werken. Ze moesten hun verdiende geld aan hem afgeven en woonden in zijn woning.
De rechtbank stelt vast dat de werkwijze van de verdachte in de zaak van [slachtoffer 1] op essentiële punten overeenkomt met de andere al bewezen verklaarde slachtoffers.
Dwangmiddelen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende middelen: geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie.
-
Geweld
De verdachte heeft [slachtoffer 1] mishandeld toen zij was weggelopen.
-
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
[slachtoffer 1] is van Hongaarse afkomst en verkeerde in slechte economische en financiële omstandigheden. Zij kon niet zelfstandig in Nederland in de prostitutie werken, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was met wetten en regelgeving en de geldende maatstaven in de prostitutiebranche in Nederland. Zij was qua huisvesting en qua tewerkstelling afhankelijk van de verdachte. De verdachte bepaalde haar verblijfadres, haar werkplek en zij moest al haar inkomsten afstaan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte [slachtoffer 1] in haar vrijheid beperkt. Daaruit volgt dat [slachtoffer 1] in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland; dat zij niet zelfstandig kon bepalen of en wanneer en voor wie zij werkte en op welke wijze zij haar inkomsten uitgaf. Er is dan ook sprake geweest van misbruik van een kwetsbare positie en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en dit misbruik is instrumenteel ingezet om [slachtoffer 1] te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met anderen tegen betaling.
Opzettelijk voordeel trekken
De verdachte heeft voordeel genoten uit het geld dat door [slachtoffer 1] werd verdiend. Zij moest immers al haar verdiensten afstaan aan de verdachte.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals hiervoor is overwogen, levert het enkele aanwenden van dwangmiddelen niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat het geweld, het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie van dien aard zijn geweest dat daarmee inbreuk is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Als gevolg van haar werkzaamheden in de prostitutie was de verdachte in staat om gedurende een lange periode geld te verdienen. De werkwijze van de verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank een situatie van uitbuiting op. [slachtoffer 1] , die in een afhankelijke en kwetsbare positie verkeerde, werd in haar keuzevrijheid met betrekking tot haar werktijden, inkomsten en uitgave van haar inkomsten beperkt door de verdachte.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft uitgebuit.
Verschillende handelingen
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte door geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 1] heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat hij haar heeft gedwongen en bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4). Tenslotte kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] en dat hij haar heeft bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 6 en sub 9). Dagvaarding I feit 1 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte enige rol heeft gespeeld in het werven (lid 1, sub 3) van [slachtoffer 1] om in Nederland in de prostitutie te gaan werken.
Medeplegen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat medeplegen bewezen kan worden. De verklaring van [slachtoffer 1] dat er werd samengewerkt tussen de verdachte en [naam 1] wordt namelijk ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 4] en van [naam 3] . De rollen waren ook inwisselbaar, want als [naam 1] er niet was, dan moest [slachtoffer 1] haar geld afstaan aan de verdachte. Ze waren tezamen ook bezig met het mishandelen van [slachtoffer 1] .
Pleegperiode
De rechtbank gaat uit van een pleegperiode van meer dan twee maanden, te weten van
22 januari 2010 (op die dag is [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland vertrokken) tot en met 31 maart 2010 (in die maand is [slachtoffer 1] volgens haar eigen verklaring weggelopen).
Feit 5 - Mishandeling
De rechtbank acht ook de ten laste gelegde mishandeling bewezen. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt immers ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 3] . Feit 5 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
3.4.7
Dagvaarding I feit 6 – witwassen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze voor de verdachte geld moest opsturen via [naam bedrijf] . Zij heeft dat een tijdje voor hem gedaan. Zij heeft eenmaal geld gestuurd naar [naam 4] en later naar de vrouw van de verdachte en nog naar iemand anders, maar die naam weet zij niet meer. Zij kreeg een naam van de verdachte, die naam gaf zij door aan het kantoortje en vervolgens maakte zij het geld over. [26]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat het verdiende geld via [naam bedrijf] door onder andere [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] werd gestuurd naar de vrouw van de verdachte en naar [naam broer verdachte] , de broer van de verdachte. [27]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de meisjes regelmatig gevraagd werden om geld te storten naar een voor hen onbekende naam/persoon van de verdachte via de [naam bedrijf] . [28]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij voor de verdachte geld via [naam bedrijf] moest verzenden aan zijn vrouw. Zij heeft drie keer geld gestuurd naar de vrouw van de verdachte. Het was minimaal € 1.500,-. [29]
Uit onderzoek naar de door aangeefsters vermelde geldstortingen blijkt dat in de periode 2009-2011 een totaalbedrag van HUF 15.319.795 is verstuurd naar de bankrekeningen van de verdachte, zijn broer [naam broer verdachte] en de vrouw van de verdachte. [30]
De verdachte heeft verklaard dat hij parfum, kleding en schoenen verkocht.
Uit onderzoek blijkt dat het enige legale inkomen van de verdachte een inkomen van werkgever [naam werkgever] van € 4.351,- uit 2011 betrof. [31]
Oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan de officier van justitie om bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien door de officier van justitie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen grote sommen geld door verschillende aangeefsters op de bankrekeningen van de verdachte, zijn broer en de vrouw van de verdachte laten storten. Aangezien hij nauwelijks legaal inkomen in Nederland heeft genoten, kan het niet anders zijn dat hij dat geld met mensenhandel verdiend heeft. De verklaring van de verdachte over zijn gestelde legale inkomsten in Nederland wordt niet ondersteund in het dossier en blijkt ook niet uit het onderzoek dat is gedaan naar enig legaal inkomen van de verdachte.
Door als bewezen verklaard te handelen heeft de verdachte, samen met de aangeefsters, de herkomst van het criminele geld (uit eigen misdrijf afkomstig) verborgen en verhuld. Feit 6 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I met parketnummer: 09/827581-17
1.
hij in de periode van 22 januari 2010 tot en met 31
maart2010 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander,
A)
[slachtoffer 1] telkens door geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
endoor misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft gehuisvest
enopgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde, (sub 9°) en
B)
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6°)
immers hebben verdachte en zijn mededader (telkens)
- misbruik gemaakt van de slechte economische en financiële situatie van die [slachtoffer 1] in Hongarije en
- die [slachtoffer 1] verteld dat zij in Nederland in de paprika-industrie zou kunnen werken en
- die [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland gebracht en
- die [slachtoffer 1] onderdak gegeven en
- die [slachtoffer 1] naar een werkplek in een prostitutiestraat gebracht en
- die [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek vervoerd en
- die [slachtoffer 1] haar verdiende geld aan hem, verdachte, en zijn mededader laten afstaan en
- die [slachtoffer 1] meermalen mishandeld toen zij was weggelopen;
2.
hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met
12november 2011 te ’s-Gravenhage
A)
[slachtoffer 2] (telkens) door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding
endoor misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, gehuisvest
enopgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die
[slachtoffer 2](sub 1°) en
- die
[slachtoffer 2]heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- die
[slachtoffer 2]heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die
[slachtoffer 2]met een derde, (sub 9°) en
B)
- telkens opzettelijk voordeel, heeft getrokken uit de uitbuiting van die
[slachtoffer 2](sub 6°)
immers heeft verdachte telkens
- misbruik gemaakt van de slechte economische en financiële situatie van die
[slachtoffer 2]in Hongarije en
- die
[slachtoffer 2]onderdak gegeven en
- een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die
[slachtoffer 2]bang was voor verdachte en
- die
[slachtoffer 2]bewogen om veel dagen te werken en lange dagen te werken en
- die
[slachtoffer 2](een deel van) haar verdiende geld aan hem, verdachte, laten afstaan en
- die
[slachtoffer 2]gezegd dat hij (een deel van) haar verdiende geld zou bewaren en vervolgens dat geld voor zichzelf gehouden en
- die
[slachtoffer 2]gezegd dat hij problemen had in Hongarije en dat hij geld nodig had voor een advocaat en vervolgens het verdiende geld van die
[slachtoffer 2]gevraagd en tegen die
[slachtoffer 2]gezegd dat hij
[slachtoffer 2]haar geld zou terugbetalen en haar geld voor zichzelf heeft gehouden;
3.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met
1november 2010 te ’s-Gravenhage
A)
[slachtoffer 3] telkens door geweld, door misleiding
endoor misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, gehuisvest
enopgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met een derde, (sub 9°) en
B)
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6°)
immers heeft verdachte
- misbruik gemaakt van de slechte economische en financiële situatie van die [slachtoffer 3] en misbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moest verdienen om naar Hongarije te sturen en
- misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] op enig moment geen woning in Hongarije meer had en
- misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] niet terug kon naar Hongarije vanwege problemen met haar (ex)man en
- die [slachtoffer 3] onderdak gegeven en
- een werkkamer voor die [slachtoffer 3] laten regelen en
- met die [slachtoffer 3] afgesproken dat hij de helft van haar verdiende geld zou bewaren en vervolgens al haar verdiende geld gehouden en
- die [slachtoffer 3] gezegd dat hij geld nodig had voor een advocaat en vervolgens dat geld voor zichzelf gehouden en
- die [slachtoffer 3] bewogen om veel dagen te werken en lange dagen te werken en om veel geld te verdienen en
- die [slachtoffer 3] mishandeld;
4.
hij in de periode van 1 april 2011 tot en met
31 mei2011 te ’s-Gravenhage
A)
[slachtoffer 4] telkens door geweld, dreiging met geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
endoor misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft gehuisvest
enopgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°) en
- die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 4] met een derde, (sub 9°) en
B)
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6°)
immers heeft verdachte
- misbruik gemaakt van de slechte economische en financiële situatie van die [slachtoffer 4] en misbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moesten verdienen om naar Hongarije te sturen en
- die [slachtoffer 4] onderdak gegeven en
- misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 4] verliefd op hem, verdachte, was en
- die [slachtoffer 4]
bespuugd en vernederd en voor hem laten knielen en
- die [slachtoffer 4] verteld dat hij haar verdiende geld voor haar zou bewaren en een deel van haar verdiende geld naar Hongarije zou sturen en
- die [slachtoffer 4] bewogen, om haar verdiende geld dagelijks aan verdachte te geven en bij thuiskomst op tafel te leggen en
- die [slachtoffer 4] bewogen om veel dagen te werken en lange dagen te werken en
- het door die [slachtoffer 4] verdiende geld (voor zichzelf) gehouden;
5.
hij in de periode van 22 januari 2010 tot en met 31
maart2010 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan/stompen tegen het gezicht en met een (baseball) knuppel te slaan tegen het been en de enkel;
6.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 201
1te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, van geldbedragen (totaal HUF 15.319.795) de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat voornoemde geldbedragen onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren;
Dagvaarding II met parketnummer: 09/765004-18
hij in de periode van 1
juni2009 tot en met 31 december 2010 te ’s-Gravenhage
A)
[slachtoffer 5] telkens door geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
endoor misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd, gehuisvest
enopgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°) en
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met een derde, (sub 9°) en
B)
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6°)
immers heeft hij, verdachte:
- die [slachtoffer 5] gehuisvest en onderdak geboden en
- met die [slachtoffer 5] afgesproken dat zij 50% van haar verdiensten aan hem, verdachte, zou afstaan en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij al haar verdiende geld aan hem diende af te staan en dat zijn gezin honger leed en
- gezegd dat die [slachtoffer 5] minimaal 200 euro per dag moest verdienen en
- tegen die [slachtoffer 5] geschreeuwd en ruzie met haar gemaakt als zij niet voldoende geld verdiende en
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 5] doordat zij liefdesverdriet had en doordat zij in een sociaal isolement verkeerde (doordat haar moeder was overleden en zij geen contact had met haar vader) en zij geen andere plek had om heen te gaan en
- in het bijzijn van die [slachtoffer 5] getracht om de oma van die [slachtoffer 5] op te bellen en gedreigd dat hij de oma van die [slachtoffer 5] zou opbellen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Zij heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met overschrijding van de redelijke termijn en de ouderdom van de feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren gebracht. Hij heeft verzocht om bij een veroordeling een korte gevangenisstraf op te leggen, want de verdachte heeft zijn leven in Hongarije ondertussen weer op de rit. De raadsman heeft ook verzocht om rekening te houden met het lange tijdsverloop en schending van artikel 6 EVRM.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel in verschillende periodes. Hij heeft op kwalijke wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van vijf slachtoffers, die onder andere financiële problemen hadden, verstoken waren van familie, de Nederlandse taal niet spraken en daardoor ook de regels en de wetten die in Nederland gelden niet kenden. De verdachte heeft de slachtoffers onder andere misleid door hen een onjuiste voorstelling van zaken te geven, namelijk door te zeggen dat hij hun verdiende geld voor ze zou bewaren of dat ze meer geld moesten afstaan, omdat zijn familie honger leed of dat hij dat geld nodig had voor advocaatkosten, maar dit geld uiteindelijk voor zichzelf heeft gehouden. Hij heeft de slachtoffers lange dagen en week in week uit veel dagen laten werken. Bovendien heeft hij ook geweld dan wel bedreiging met geweld gebruikt om de slachtoffers bang te maken en aan het werk te houden. Mensenhandel is strafbaar gesteld om tegen te gaan dat personen die zich in een kwetsbare positie bevinden, worden uitgebuit. Naar het oordeel van de rechtbank verdient mensenhandel een forse bestraffing, gelet op de inbreuk die daarbij wordt gemaakt op fundamentele rechten als de menselijke waardigheid en de persoonlijke vrijheid. Mensenhandel is een zeer vergaande manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers geheel ondergeschikt wordt gemaakt aan het geldelijk gewin van de daders. De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij zich bij het plegen van de feiten uitsluitend heeft laten leiden door geldelijk gewin en puur persoonlijk belang en zich op geen enkele manier heeft bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Die gevolgen laten zich, zoals ook op zitting is gebleken, vele jaren na de gebeurtenissen nog gelden. De verdachte heeft daarnaast één van zijn slachtoffers ook mishandeld.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van de opbrengsten uit de door hem gepleegde mensenhandel. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast en de verdachte heeft met zijn handelen daaraan een bijdrage geleverd.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van
5 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden passend en geboden, maar in verband met de overschrijding van de redelijke termijn en de ouderdom van de feiten past de rechtbank strafkorting toe. De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van 54 maanden.

7.De vorderingen van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 34.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 27.000,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 131.650,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 112.150,- aan materiële schade en € 19.500,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 47.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 39.500,- aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 45.000,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Alle benadeelde partijen zijn bijgestaan door mr. L.A.M.G. Wellen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1] :
De officier van justitie concludeert tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 26.400,-, bestaande uit € 20.400,- aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade. Zij vordert dat de vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt toegepast.
Zij vordert de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
[slachtoffer 2] :
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 131.650,-, bestaande uit € 112.150,- aan materiële schade en € 19.500,- aan immateriële schade. Zij vordert dat de vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt toegepast.
[slachtoffer 3] :
De officier van justitie concludeert tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 47.500,-, bestaande uit € 37.400,- aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade. Zij vordert dat de vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt toegepast.
Zij vordert de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
[slachtoffer 4] :
De officier van justitie concludeert tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 20.000,-, bestaande uit € 18.000,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Zij vordert dat de vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt toegepast.
Zij vordert de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen, voor zover die zien op de gestelde materiële schade, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege een onevenredige belasting van het strafgeding. Hij heeft subsidiair over elke vordering nog de volgende opmerkingen gemaakt.
[slachtoffer 1] :
De vordering is onvoldoende onderbouwd, onder andere met betrekking tot haar gebroken voet.
[slachtoffer 2] :
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering vanwege de verzochte vrijspraak.
[slachtoffer 3] :
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de immateriële schade dient te worden gematigd, omdat de verdediging heeft bepleit dat [slachtoffer 3] slechts 18 dagen heeft gewerkt of in ieder geval korter dan de ten laste gelegde periode. De psychische schade is onvoldoende aangetoond.
[slachtoffer 4] :
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de immateriële schade dient te worden gematigd, want de verdediging heeft bepleit dat [slachtoffer 4] een kortere periode heeft gewerkt dan de ten laste gelegde periode. De psychische schade is onvoldoende aangetoond.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overwegingen vooraf
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade stelt de rechtbank vast dat er geen concrete/objectieve gegevens zijn die zien op de verdiensten en/of de kosten van de benadeelde partijen. Doordat een onderzoek naar de precieze dagopbrengsten van hen daardoor vrijwel onmogelijk is, zou een dergelijk onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. De rechtbank zal daarom bij de vaststelling van de materiële schade, op grond van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, uitgaan van een vast bedrag aan afgedragen inkomsten per dag dat vaker in de jurisprudentie in zaken van mensenhandel wordt gehanteerd en dat aansluit op de inhoud van het dossier en de bewezen verklaarde periode.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, stelt de rechtbank een netto omzet van € 250,- per dag vast. Het genoemde bedrag betreft een voorzichtige raming, die naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële dagopbrengst kan worden aangemerkt. Dit is het bedrag dat de rechtbank als uitgangspunt zal gebruiken om de materiële schade te berekenen per benadeelde partij.
Immateriële schade
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van mensenhandel daarvan psychische schade ondervinden. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze schade niet verder onderbouwd hoeft te worden. De rechtbank stelt deze schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,- per maand (30 dagen).
[slachtoffer 1] :
De rechtbank heeft een ten laste gelegde periode van 69 dagen bewezen verklaard.
De vordering is namens de verdachte betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank stelt de materiële schade vast op 69 x € 250,- =
€ 17.250,-.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.300,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 19.550,-, bestaande uit € 17.250,- aan materiële schade en € 2.300,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 januari 2010, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het op dagvaarding I onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 19.550,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 januari 2010 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2] :
De rechtbank heeft een ten laste gelegde periode van 622 dagen bewezen verklaard.
De vordering is namens de verdachte betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank ziet met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek) aanleiding om inzake deze vordering af te wijken van de algemene schatting dat de benadeelde partijen € 250,- netto schade per dag hebben geleden. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft immers zelf verklaard dat zij niet elke dag geld hoefde af te dragen en in het begin heeft zij ook minder geld aan de verdachte afgedragen dan dat zij verdiende. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of zij telkens ook een gemiddeld netto bedrag van € 250,- afdroeg. De rechtbank schat daarom het gemiddelde netto bedrag op € 125,-. Zij stelt de schade dus vast op 622 x € 125,- = € 77.750,-. Van dit bedrag zal nog € 15.600,- worden afgetrokken, aangezien de benadeelde partij heeft verklaard dat de verdachte tickets voor haar heeft betaald (4 x € 1.000,-) en dat zij ook geld heeft ontvangen voor haar reizen naar Hongarije (totaal € 4.600,-). Bovendien is er ook geld gestuurd naar haar familie (€ 3.500,-). De materiële schade bedraagt dus
€ 77.750,- – € 15.600,- = € 62.150,-.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 20.733,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 82.883,-, bestaande uit € 62.150,- aan materiële schade en € 20.733,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 maart 2010, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het op dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 82.883,33, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 3] :
De rechtbank heeft een ten laste gelegde periode van 215 dagen bewezen verklaard.
De vordering is namens de verdachte betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 3 bewezen verklaarde feit. De rechtbank stelt de schade vast op (215 x € 250,- =) € 53.750,-. Van dat bedrag zal nog € 2.500,- worden afgetrokken, omdat de benadeelde partij heeft verklaard dat zij eenmalig een bedrag van € 500,- heeft ontvangen en een bedrag van € 2.000,- voor een verblijf in Hongarije. De materiële schade bedraagt dus € 53.750,- – € 2.500,- = € 51.250,-.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 3 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.166,67.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 58.416,67, bestaande uit € 51.250,- aan materiële schade en € 7.166,67 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 april 2010, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het op dagvaarding I onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 58.416,67,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2010 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] .
[slachtoffer 4] :
De rechtbank heeft een ten laste gelegde periode van 61 dagen bewezen verklaard.
De vordering is namens de verdachte betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 4 bewezen verklaarde feit. De rechtbank stelt de materiële schade vast op (61 x € 250,- =)
€ 15.250,-.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het op dagvaarding I onder 4 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.033,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 17.283,-, bestaande uit € 15.250,- aan materiële schade en € 2.033,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 april 2011, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het op dagvaarding I onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.283,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2011 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 4] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 273f, 300 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals ze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I feit 1:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 4°, 6° en 9° omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding I feit 2, 3, 4 en dagvaarding II, telkens:
mensenhandel;
ten aanzien van dagvaarding I feit 5:
mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding I feit 6:
medeplegen van witwassen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel;
[slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 19.550,-, bestaande uit € 17.250,- aan materiële schade en € 2.300,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 januari 2010, tot de dag van algehele voldoening, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige;
bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 19.550,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 januari 2010, tot de dag van algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 52 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
[slachtoffer 2] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 82.883,-, bestaande uit € 62.150,- aan materiële schade en
€ 20.733,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2010, tot de dag van algehele voldoening, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige;
bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 82.883,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2010, tot de dag van algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 143 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
[slachtoffer 3] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 58.416,67, bestaande uit € 51.250,- aan materiële schade en € 7.166,67 aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 april 2010, tot de dag van algehele voldoening, te betalen aan [slachtoffer 3] ;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige;
bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 58.416,67, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 april 2010, tot de dag van algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 123 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
[slachtoffer 4] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 17.283,-, bestaande uit € 15.250,- aan materiële schade en € 2.033,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 april 2011, tot de dag van algehele voldoening, te betalen aan [slachtoffer 4] ;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige;
bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 17.283,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 april 2011, tot de dag van algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 47 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Schuttevaer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2021.
Bijlage I
Dagvaarding I met parketnummer: 09/827581-17
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 22 januari 2010 tot en met 31 juli 2010 te ‘s-Gravenhage en/of in Hongarije tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes medeclader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde, (
sub 9°) en/of
B)
- die [slachtoffer 1] aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6°)
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 1] in Hongarije en/of
- die [slachtoffer 1] verteld dat zij in Nederland in de paprika-industrie zou kunnen werken en/of
- die [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] onderdak gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] naar een werkplek in een prostitutiestraat gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek vervoerd en/of vervoer voor die [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek geregeld en/of
- die [slachtoffer 1] haar verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) mishandeld toen zij was weggelopen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 november 2011 te s-Gravenhage en/of in Hongarije tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
- die [slachtoffer 2] aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
- ( telkens) opzettelijk voordeel, heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6°)
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 2] in Hongarije en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat zij op 50/50 basis in Nederland in de prostitutie zou kunnen werken en/of
- die [slachtoffer 2] onderdak gegeven en/of
- die [slachtoffer 2] naar een werkplek in een prostitutiestraat gebracht en/of
- een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die [slachtoffer 2] bang was voor verdachte en/of
- die [slachtoffer 2] bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of
- die [slachtoffer 2] (een deel van) haar verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 2] gezegd dat hij (een deel van) haar verdiende geld zou bewaren en/of (vervolgens) dat geld voor zichzelf gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] gezegd dat hij problemen had in Hongarije en/of dat hij geld nodig had voor een advocaat en/of (vervolgens) (al) het verdiende geld van die [slachtoffer 2] gevraagd en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij [slachtoffer 2] haar geld zou terugbetalen en/of haar geld voor zichzelf heeft gehouden;
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 30 november 2010 te ’s-Gravenhage
A)
een ander, te weten [slachtoffer 3] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met gewe1d of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en/of
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6°)
immers heeft verdachte
- misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 3] en/of misbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moest verdienen om naar Hongarije te sturen en/of
- misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] op enig moment geen woning in Hongarije meer had en/of
- misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] niet terug kon naar Hongarije vanwege problemen met haar (ex)man en/of
- die [slachtoffer 3] onderdak gegeven en/of
- een werkkamer voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of laten regelen en/of
- met die [slachtoffer 3] afgesproken dat hij de helft van haar verdiende geld zou bewaren en/of (vervolgens) (al) haar verdiende geld gehouden en/of
- die [slachtoffer 3] gezegd dat hij geld nodig had voor een advocaat en/of (vervolgens) dat geld voor zichzelf gehouden en/of
- die [slachtoffer 3] bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of om veel geld te verdienen en/of
- die [slachtoffer 3] mishandeld;
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 te ’s-Gravenhage
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 4] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°) en/of
- die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 4] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6°)
immers heeft verdachte
- misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 4] en/of misbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moesten verdienen om naar Hongarije te sturen en/of
- die [slachtoffer 4] onderdak gegeven en/of
- die [slachtoffer 4] naar haar werkplek gebracht en/of
- misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 4] verliefd op hem, verdachte, was en/of
- die [slachtoffer 4] (meermalen) mishandeld en/of gespuugd en/of vernederd en/of voor hem laten knielen en/of
- een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die [slachtoffer 4] bang was voor verdachte en/of
- die [slachtoffer 4] veelvuldig gebeld om te vragen hoeveel zij verdiend had en/of
- die [slachtoffer 4] verteld dat hij haar verdiende geld voor haar zou bewaren en/of een deel van haar verdiende geld naar Hongarije zou sturen en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen, om haar verdiende geld dagelijks aan verdachte te geven en/of bij thuiskomst op tafel te leggen en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of
- die [slachtoffer 4] drugs verstrekt (zodat zij meer geld zou kunnen verdienen) en/of
- het door die [slachtoffer 4] verdiende geld (voor zichzelf) gehouden;
5.
hij op een tijdstip in de periode van 22 januari 2010 tot en met 31 juli 2010te ‘s-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] aan de haren te trekken en/of te slaan/stompen tegen het gezicht en/of de ribben en/of te schoppen tegen het been en/of met een (baseball) knuppel te slaan tegen het/de (be(e)n(en) en/of de enkel;
6.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 te ‘s-Gravenhage en/of elders in Nederland en/of te Hongarije en/of te Zwitserland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meerdere geldbedragen (totaal HUF 15.319.795 zijnde (ongeveer) EUR 50.417,45) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen en/of geldbedragen onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren;
Dagvaarding II met parketnummer: 09/765004-18
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 te 's-Gravenhage
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 5] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°) en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6°)
immers heeft hij, verdachte:
- die [slachtoffer 5] gehuisvest en/of onderdak geboden en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen en/of bewogen om te gaan werken als prostituee en/of
- met die [slachtoffer 5] afgesproken dat zij 50% van haar verdiensten aan hem, verdachte, zou afstaan en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij al haar verdiende geld aan hem diende af te staan en/of dat verdachte geld nodig had en/of dat zijn gezin honger leed en/of
- gezegd dat die [slachtoffer 5] (minimaal) 200 euro per dag moest verdienen en/of
- tegen die [slachtoffer 5] geschreeuwd en/of ruzie met haar gemaakt als zij niet voldoende geld verdiende en/of
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 5] doordat zij liefdesverdriet had en/of doordat zij in een sociaal isolement verkeerde (doordat haar moeder was overleden en/of zij geen contact had met haar vader) en/of zij geen andere plek had om heen te gaan en/of
- ( in het bijzijn van die [slachtoffer 5] ) getracht om de oma van die [slachtoffer 5] op te bellen en/of gedreigd dat hij de oma van die [slachtoffer 5] zou opbellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 15PCZ14030 (onderzoek Antares), van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen.
2.Zie HR 5 februari 2002, LJN: AD5235, waarin wordt verwezen naar de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel waarmee art. 250ter (oud) Sr werd geïntroduceerd. Art. 250ter (oud) en art. 250a (oud) Sr zijn voorlopers van het huidige art. 273f Sr.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2011 (ZD [slachtoffer 2] AH/01) ongenummerd; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 18 februari 2013 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/01) p. 5-8; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 14 december 2015 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/02) p. 14-25; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 21 november 2017 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/03) p. 27-32, proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 27 november 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2015 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/01) p. 86 en 88.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 24 november 2015 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/02) p. 48.
6.Proces-verbaal van een getuige van 11 december 2017 (ZD [slachtoffer 5] AG/11/01) p. 47.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 5 november 2015 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/01) p. 83-91; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 17 november 2015 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/02) p. 102-103; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 13 januari 2016 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/03) p. 105-111; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/04) p. 114-124; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/05) p. 127-132; Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] van 3 december 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris (ongenummerd).
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 14 december 2015 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/02) p. 20-21.
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 1 december 2015 (ZD [slachtoffer 1] AG/04/03) p. 58-59.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige van 22 november 2015 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/01) p. 27-33; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 24 november 2015 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/02) p. 44-51; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/03) p. 54-60; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/04) p. 70-77; Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 4] van 18 december 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris (ongenummerd).
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 14 december 2015 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/02) p. 19 en 21-22.
12.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 13 januari 2016 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/03) p. 106-107.
13.Proces-verbaal van een getuige van 12 december 2017 (ZD [slachtoffer 5] AG/11/02) p. 70-71.
14.Proces-verbaal van een getuige van 11 december 2017 (ZD [slachtoffer 5] AG/11/01) p. 43-62; Proces-verbaal van een getuige van 12 december 2017 (ZD [slachtoffer 5] AG/11/02) p. 65-92; Proces-verbaal van verhoor van een getuige van 12 januari 2018 (ZD [slachtoffer 5] AG/11/03), p. 95-97; Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 5] van 29 november 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris (ongenummerd).
15.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 14 december 2015 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/02) p. 19 en 22.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2015 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/01) p. 89.
17.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 24 november 2015 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/02) p. 48.
18.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 1 december 2015 (ZD [slachtoffer 1] AG/04/03) p. 58-59 en 61.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2016 (ZD [slachtoffer 5] AH/37) p. 170.
20.Proces-verbaal van aangifte van 4 juni 2012 (ZD [slachtoffer 1] AG/04/01) p, 43-47; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 5 juni 2012 (ZD [slachtoffer 1] AG/04/02) p. 49-53; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 1 december 2015 (ZD [slachtoffer 1] AG/04/03) p. 57-63; Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 22 november 2017 (ZD [slachtoffer 1] AG/04/04) p. 76-82; Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 6 december 2018, opgemaakt door de rechter-commissaris (ongenummerd).
21.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2015 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/01) p. 109.
22.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/04) p. 118.
23.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/03) p. 60.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 4 december 2017 (Aangifte- & getuigendossier VN/03/01) p. 341.
25.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [naam 3] van 2 januari 2018 (Aangifte- & getuigendossier VN/03/01 AG/10/01) p.
26.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 21 november 2017 (ZD [slachtoffer 2] AG/01/03) p. 29.
27.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 3] AG/02/05) p. 128-130.
28.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 november 2017 (ZD [slachtoffer 4] AG/03/03) p. 57.
29.Proces-verbaal van een getuige van 12 december 2017 (ZD [slachtoffer 5] AG/11/02) p. 72.
30.Bijlagen V en VI bij het Verslag van de Parate Eenheid Politie Dienst Nationale Recherche Bureau ter ontneming van vermogensbestanddelen financiële analyse afdeling van 13 juni 2017 (Proces-verbaal Relaas algemeen dossier & ambtshandelingen dossier AH/70), p. 439-433 en p. 554-560.
31.Proces-verbaal informatie ICOV m.b.t. [verdachte] van 4 december 2015 (Proces-verbaal Relaas algemeen dossier & ambtshandelingen dossier AH/12) p. 63-64 en Proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2017 (Proces-verbaal Relaas algemeen dossier & ambtshandelingen dossier AH/55) p. 388-389.