ECLI:NL:RBDHA:2021:2433
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over doorbetaling van salaris en salaristoelagen bij arbeidsongeschiktheid door een dienstongeval
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeesters en wethouders van Leiden over de doorbetaling van salaris en salaristoelagen. De eiser, die sinds 1 november 2001 als medewerker service met specialisatie reiniging bij de gemeente werkzaam was, had zich op 5 juli 2018 ziek gemeld na een ongeval op de werkvloer. Hij was van mening dat zijn arbeidsongeschiktheid in en door de dienst was ontstaan en dat hij recht had op volledige doorbetaling van zijn salaris, in plaats van de 90% die hem was toegekend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 4 december 2018 een besluit heeft ontvangen waarin hem werd meegedeeld dat hij recht had op doorbetaling van 90% van zijn salaris, omdat hij per 5 januari 2019 langer dan zes maanden (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd door verweerder ongegrond verklaard, waarna de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord.
De rechtbank oordeelde dat het ongeval op 27 juni 2018, waarbij de eiser was gevallen, niet als een dienstongeval kon worden aangemerkt, omdat er geen sprake was van een verhoogd risico op ongevallen in de specifieke omstandigheden van de werkzaamheden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in zijn recht stond en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H. Smits als voorzitter.