ECLI:NL:RBDHA:2021:2388
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublin-overdracht en tijdelijke belemmeringen door Covid-19 in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E. de Jong, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. O.C. Bondam, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 4 maart 2021 is eiser niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank overwoog dat de aanvraag van eiser niet in behandeling kon worden genomen, omdat Nederland een verzoek om overname aan Italië had gedaan en Italië hierop niet tijdig had gereageerd. Eiser stelde dat de overdracht niet kon plaatsvinden vanwege de Covid-19-pandemie, maar de rechtbank oordeelde dat de termijn voor overdracht nog niet was verstreken en dat Italië voorlopig verantwoordelijk bleef.
De rechtbank concludeerde dat er geen overdrachtsbeletsel was en dat de Staatssecretaris niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Oonincx, in aanwezigheid van griffier mr. M.W.J. Rijk, en werd openbaar gemaakt met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week.