ECLI:NL:RBDHA:2021:219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
09/857464-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachten rade in Stolwijk

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 59-jarige inwoner van Stolwijk, die werd beschuldigd van poging tot moord op 5 juli 2020. De verdachte heeft meermalen met een hakmes op het slachtoffer ingeslagen terwijl deze sliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij zich gedurende enige tijd had kunnen beraden op zijn daad. De verdachte had eerder die ochtend een hakmes gepakt en was naar de woning van het slachtoffer gereden, waar hij het slachtoffer in zijn slaapkamer aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust had aanvaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven jaren op, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die ernstig letsel had opgelopen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die door de verdachte moet worden betaald.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857464-20
Datum uitspraak: 18 januari 2021
tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting, huis van bewaring Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 oktober 2020 (pro forma) en 4 januari 2021 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juli 2020 te Stolwijk, gemeente Krimpenerwaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
[naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
* een (slagers)mes heeft gepakt en/of (vervolgens)
* met voornoemd mes met de auto naar de woning van die [naam slachtoffer] is gereden en/of (vervolgens)
* met voornoemd mes de woning en/of de slaapkamer van die [naam slachtoffer] binnen is gegaan en/of (vervolgens)
* op die (slapende/liggende) [naam slachtoffer] is gaan zitten en/of (vervolgens)
* meermalen en/of éénmaal op het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer] in heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Bewijsmiddelen [1]
Indeling
De rechtbank heeft er in deze zaak voor gekozen om ook de omstandigheden voorafgaand aan het ten laste gelegde feit op 5 juli 2020 te bespreken om een vollediger beeld te krijgen van het incident. Vervolgens zullen de standpunten van de partijen besproken worden en tot slot zal de rechtbank ingaan op de vraag of hetgeen ten laste is gelegd bewezen kan worden.
Inleiding
De verdachte is sinds 1991 getrouwd met zijn vrouw [naam vrouw verdachte] en samen hebben zij vier kinderen: drie dochters en een zoon. Zij hebben samen een boerderij en een kraanverhuurbedrijf. De familie van de verdachte was al jaren bevriend met de familie [naam slachtoffer] en sinds 2002 werkte [naam vrouw verdachte] bij [naam slachtoffer] op de boerderij. [naam vrouw verdachte] begon door de jaren heen meer en meer te helpen op de boerderij van [naam slachtoffer] omdat diens vrouw steeds zieker werd. Na een jarenlang ziekbed is [naam slachtoffer] vrouw op 12 mei 2020 overleden. Door het veelvuldig samenwerken en contact waren er door de jaren heen gevoelens ontstaan tussen [naam vrouw verdachte] en [naam slachtoffer] en zij wilden een relatie beginnen. Op 22 juni 2020 heeft [naam vrouw verdachte] dit aan de verdachte verteld en aangegeven niet meer met hem verder te willen. De verdachte had veel moeite om het nieuws te verwerken. Die week hebben in het gezin veel emoties gespeeld. Omdat de verdachte er emotioneel doorheen zat kreeg hij oxazepam voorgeschreven om rustig te blijven en te kunnen slapen. Op 29 juni werden de kinderen van [naam slachtoffer] op de hoogte gebracht van de relationele situatie. Op 3 juli vond een gesprek plaats tussen de verdachte, [naam vrouw verdachte] , hun oudste dochter, en [naam slachtoffer] , waarin ruimte was om vragen te stellen. Het was het de bedoeling om op 6 juli een gesprek te hebben met de andere kinderen van [naam vrouw verdachte] en de verdachte. [2]
De feiten
Zaterdagavond, op 4 juli 2020, is de verdachte met zijn dochter en zijn zoon en diens vriendin uit eten gegaan. Eenmaal thuis aangekomen om 22.00 uur trof de verdachte [naam vrouw verdachte] , die kort daarna naar [naam slachtoffer] is gegaan. Op zondagochtend, 5 juli, is de verdachte om 4.30 uur wakker geworden en kon hij niet verder slapen. Hij zocht naar oxazepam om rustig te worden maar vond het niet. Hij zag dat [naam vrouw verdachte] nog niet terug was. Verdachte beschreef het gevoel als pijn in zijn hart toen hij zag dat zijn vrouw niet thuis was. Hij is zich gaan wassen en probeerde weer te slapen, maar dat lukte niet. Rond 6.00 uur kon de verdachte nog steeds niet slapen en besloot hij dat hij met [naam slachtoffer] wilde spreken, omdat [naam slachtoffer] en [naam vrouw verdachte] zich niet aan de afspraken hielden die zij eerder hadden gemaakt, namelijk dat [naam vrouw verdachte] voorlopig nog thuis zou slapen. De verdachte is de keuken ingelopen en heeft daar een hakmes gepakt, volgens de verdachte ter bescherming omdat [naam slachtoffer] eerder al agressief tegen hem had gedaan. [3] Voordat de verdachte de woning verliet, zag hij dat [naam vrouw verdachte] was thuisgekomen omdat haar auto voor de deur stond. De verdachte is vervolgens met het hakmes naar [naam slachtoffer] gereden. Volgens onderzoek is het ongeveer 5 minuten en 19 seconden rijden van de woning van de verdachte naar de woning van [naam slachtoffer] , in Stolwijk. [4] De verdachte verkeerde gedurende de autorit naar eigen zeggen in een rustige gemoedstoestand. [5] Eenmaal daar aangekomen is de verdachte via de keukendeur de woning binnengetreden en liep hij naar de slaapkamer van [naam slachtoffer] . [6]
Over wat zich vervolgens in de slaapkamer heeft afgespeeld kan de verdachte zich vanwege een black-out weinig herinneren, maar hij heeft wel bekend dat hij verantwoordelijk is voor het letsel bij [naam slachtoffer] . [7] Wat de verdachte zich wél kan herinneren strookt echter niet met de verklaring van [naam slachtoffer] .
[getuige 1]
, de zoon van [naam slachtoffer] , was in zijn ouderlijk huis op 5 juli 2020. Rond 6.30 uur werd [getuige 1] wakker van de wekker van zijn vriendin en kon toen niet meer slapen. Rond 7.00 uur hoorde [getuige 1] iemand schreeuwen. Hij merkte dat het foute boel was en is meteen naar de slaapkamer van [naam slachtoffer] gegaan. In de slaapkamer aangekomen zag hij [naam slachtoffer] in bed liggen en een man op hem liggen. Hij had het idee dat de mannen ruzie hadden en er geslagen werd en hij zag bloed. [getuige 1] zag toen dat de man op [naam slachtoffer] zat ter hoogte van de bovenbenen en dat zijn vader zich aan het verweren was. Toen [getuige 1] de man van zijn vader afhaalde zag hij dat de man een mes had. Hij heeft toen het mes afgepakt en weggegooid. [getuige 1] riep naar zijn vriendin dat zij 112 moest bellen. Vervolgens hield [getuige 1] de man vast in een houdgreep. Hij herkende toen de man als de verdachte. De verdachte zei toen tegen [getuige 1] dat hij [naam slachtoffer] al een paar keer had gewaarschuwd en geen andere uitweg zag en dat hij geen andere manier zag om het duidelijk te maken. [8]
[getuige 2]
, de vriendin van [getuige 1] , was bij [getuige 1] in de kamer op 5 juli 2020. Zij werd wakker van hard geschreeuw. Zij zag dat [getuige 1] direct opstond en naar beneden ging en tegen haar riep dat ze moest komen. Eenmaal bij de slaapkamer van [naam slachtoffer] aangekomen zag zij een man in de badkamer staan, dit bleek later [naam slachtoffer] te zijn. Ze zag dat [getuige 1] een andere man vasthield. Ze zag een bebloed mes op het bed liggen. Ze pakte het mes en legde dit in de keuken. Ze beschrijft dit mes als een slagersmes. [getuige 1] zei tegen haar dat ze 112 moest bellen, wat ze deed. Naar aanleiding van aanwijzingen van de 112-meldkamer zocht ze naar handdoeken om het bloed te stelpen. Dit hield ze eerst op de buik van [naam slachtoffer] omdat zijn overhemd helemaal bebloed was, vervolgens zag ze dat er steeds meer bloed rondom zijn hoofd kwam. [9]
Getuige [naam vrouw verdachte]
kwam rond 5.30 uur thuis bij [naam slachtoffer] vandaan. Rond 6.30 uur werd ze wakker en zag ze de auto van de verdachte wegrijden. Vervolgens werd ze weer wakker van het geluid van een politieradio. De politieagent vertelde haar dat ze de bestuurder van de auto zochten. Vervolgens liep ze naar de verdachte die zich op dat moment in de badkamer stond af te drogen. De verdachte zei tegen haar: “Hij is dood”. [10]
Verklaring van [naam slachtoffer]
heeft verklaard dat hij een ‘zijslaper’ is. Hij lag op zijn linkerzij half aan de linker kant van het bed, met zijn rug naar de binnenzijde van het bed
(de rechtbank begrijpt hieruit dat [naam slachtoffer] sliep met zijn rug naar de deur toe aan de raamzijde van het bed). [11] Over het incident heeft hij verklaard dat hij lag te slapen toen hij plots wakker werd van een ontiegelijke dreun op zijn hoofd. De klap ging door merg en been, aldus [naam slachtoffer] . Vervolgens kreeg hij weer een klap waarna hij van alles ging proberen om zich te verdedigen. [naam slachtoffer] kreeg klappen totdat zijn zoon [getuige 1] de verdachte overmeesterde. [12]
Letsel
Uit onderzoek naar het letsel bij [naam slachtoffer] is naar voren gekomen dat er tenminste tien scherprandige huidklievingen aan het hoofd, deels met begeleidende breuken aan de schedel zijn aangetroffen. Dit letsel duidt op tenminste tien scherprandige en botsende mechanische geweldinwerkingen op de schedel met een scherprandig voorwerp, zoals kan zijn opgeleverd door het slaan met een hakmes. Twee van deze geweldinwerkingen op de schedel betroffen impressiefracturen waarbij het schedelbot zich naar binnen heeft verplaatst. Dit waren schedeldefecten ‘B’, links aan het voorhoofdsbeen (over afstand van 1 cm binnenwaarts) en ‘C’, links zijwaarts hoog aan de schedel (over afstand van 4,6 cm binnenwaarts) zoals in de forensische rapportage beschreven. Voorts zijn schedeldefecten ‘D’, ‘E’ en ‘F’ in de buurt van de kruin geconstateerd en zijn schedeldefecten ‘G’, ‘H’ en ‘I’ op het achterhoofd geconstateerd. Op één locatie aan de schedel was een plaatselijke bloeduitstorting onder het zachte hersenvlies met aanwezigheid van lucht in de schedelholte, duidend op een open verbinding van de schedelholte met de buitenlucht. Hierdoor konden levensbedreigende infecties van de hersenen en hersenvliezen ontstaan. Daarnaast waren er scherprandige beschadigingen aan de strekzijde van de rechterhand met beschadiging van strekpezen en ‘kerf fracturen’ aan de vingers, duidend op klievend scherprandig geweld op de hand, mogelijk in het kader van afweer. Het letsel heeft geleid tot levensbedreigend bloedverlies en levensbedreigende complicaties (zoals longembolieën, nabloedingen en uitval van nierfunctie). Deze zouden, indien niet tijdig en adequaat medisch zou zijn ingegrepen, hoogstwaarschijnlijk dodelijk zijn geweest. [13]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zo zijn er meerdere momenten geweest van kalm beraad en rustig overleg. Daarnaast is de verklaring van de verdachte dat hij het mes heeft meegenomen uit zelfverdediging omdat [naam slachtoffer] eerder agressief reageerde kennelijk leugenachtig, nu hij niet heeft kunnen onderbouwen waaruit deze eerdere agressie dan bestond. Dat hij daar alleen naartoe ging om te praten is, gelet op de omstandigheden, volstrekt onaannemelijk.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst ontslag van alle rechtsvervolging bepleit gelet op het noodweer/noodweerexces verweer. Voorts is volgens de verdediging geen sprake van kalm beraad en rustig overleg. De standpunten worden hieronder – voor zover relevant – verder besproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De slaapkamer
De verdachte heeft verklaard dat hij de slaapkamer binnenliep met het mes in zijn achterzak en tegen [naam slachtoffer] zei dat hij met hem wilde praten. [naam slachtoffer] was vervolgens overeind uit bed gevlogen en boos zijn geworden op de verdachte. Hij zei dat [naam vrouw verdachte] van hem was. Vervolgens kwam [naam slachtoffer] overeind en duwde verdachte tegen de deur. Verdachte heeft van zich afgeslagen waarna een gevecht ontstond. Hierna kreeg de verdachte een black-out. De verdediging stelt dat deze lezing steun vindt in het dossier. Zo is bij de verdachte letsel geconstateerd, namelijk een rode huidverkleuring met een minimale ontvelling op zijn nek, aan de rechterzijde, net onder de haargrens. Daarnaast is een bloedvlek midden op het bed waar te nemen, de locatie waar het gevecht heeft plaatsgevonden. Tot slot komt het letsel bij [naam slachtoffer] beter overeen met een dynamische situatie zoals een worsteling en/of gevecht.
[naam slachtoffer] daarentegen stelt dat hij wakker is geworden van een ontiegelijke dreun op zijn hoofd en spreekt niet van een conversatie en/of worsteling die voorafgaand aan het toebrengen van het letsel zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank gaat niet mee in de lezing van de verdachte en overweegt hiertoe als volgt. Het letsel dat bij [naam slachtoffer] is geconstateerd, past bij een scenario zoals door [naam slachtoffer] is omschreven, namelijk dat hij sliep met zijn rug naar de deur. Verdachte moet door die deur naar binnen zijn gekomen en naar hem toe zijn gelopen. [naam slachtoffer] kreeg de eerste slagen met het hakmes op zijn achterhoofd. Daarna ontstond een worsteling waarbij [naam slachtoffer] ook meerdere slagen met het hakmes kreeg. Zo zijn er zes hakmes-letsels op het achterhoofd van [naam slachtoffer] geconstateerd. Drie in de buurt van zijn kruin (‘D’, ‘E’ en ‘F’) en drie laag op het achterhoofd (‘G’, ‘H’ en ‘I’). In een dynamische vechtsituatie zoals door de verdachte is omschreven, waarbij beide partijen zich vanaf het begin tegenover elkaar bevinden, is het zo goed als onmogelijk om op voornoemde plekken de geconstateerde letsels te veroorzaken, laat staan met de (krachtige) hakbeweging die daar voor nodig is.
De rechtbank stelt aldus vast dat de verdachte de slaapkamer van [naam slachtoffer] is binnengelopen, hij het hakmes ter hand heeft genomen en daarmee [naam slachtoffer] , die op dat moment nog sliep, meerdere malen op het achterhoofd heeft geslagen. Nadat [naam slachtoffer] wakker is geworden heeft hij zich proberen te verdedigen, terwijl de verdachte met het mes op [naam slachtoffer] in is blijven slaan totdat hij door [getuige 1] werd overmeesterd. Nu de rechtbank het scenario van de verdachte verwerpt, komt zij ook niet toe aan de bespreking van het noodweer(exces) verweer, nu geen sprake is van een noodweersituatie.
Opzet
De rechtbank stelt vast dat het meerdere malen inhakken met een hakmes op het (achterhoofd) van [naam slachtoffer] naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, en gelet op de bevindingen van het forensisch rapport, dient te worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [naam slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg, de dood van [naam slachtoffer] , bewust heeft aanvaard.
Voorbedachte rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezenverklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761).
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voorbedachte raad en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte is op zondag 5 juli 2020 vroeg in de ochtend wakker geworden en zag dat zijn vrouw niet thuis was. Hij kon daarna niet meer in slaap vallen, is naar de keuken gegaan om een hakmes te pakken en is vervolgens rond 6.30 uur met dat mes naar [naam slachtoffer] gereden. Dat de verdachte zag dat zijn vrouw ondertussen weer thuis was gekomen heeft hem niet weerhouden. In plaats van zijn vrouw aan te spreken op haar gedrag, namelijk dat zij zich volgens de verdachte niet hield aan de gemaakte afspraken, heeft de verdachte besloten om naar [naam slachtoffer] te gaan. Dat de verdachte op dat moment besloot om door te zetten ziet de rechtbank als het begin van de gelegenheid om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
De autorit naar [naam slachtoffer] zou gewoonlijk – gelet op de afstand – ongeveer 5 à 6 minuten duren, maar uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat hij rond 7 uur in de ochtend geschreeuw hoorde. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat tussen het verlaten van de woning van de verdachte en het aankomen bij de woning van [naam slachtoffer] circa een half uur zat. De verdachte verklaarde dat hij gedurende die autorit in een rustige gemoedstoestand verkeerde. Daar aangekomen is hij via de keukendeur de woning betreden en is hij naar de slaapkamer van [naam slachtoffer] gelopen. Daar heeft hij [naam slachtoffer] , die op dat moment nog sliep, meerdere malen met het hakmes op zijn hoofd ingeslagen.
Zelfs als de rechtbank mee zou gaan in de verklaring van de verdachte dat hij aanvankelijk slechts het gesprek met [naam slachtoffer] aan wilde gaan, dan blijkt uit diezelfde verklaring dat hij voorafgaand aan de confrontatie met [naam slachtoffer] zich terdege bewust was van de mogelijkheid dat die confrontatie zou kunnen uitlopen op geweld. Hij verklaarde immers van plan te zijn om op een zondagochtend, zeer vroeg, zonder aankondiging, de woning van [naam slachtoffer] te betreden en hem – terwijl [naam slachtoffer] nog sliep – in de slaapkamer te confronteren met zijn bevindingen dat [naam slachtoffer] en [naam vrouw verdachte] zich niet aan de afspraken hielden, terwijl de verdachte op het moment dat hij nog in zijn eigen woning was in de veronderstelling leefde dat [naam slachtoffer] wel eens agressief zou kunnen reageren en hem dan qua fysieke kracht de baas zou kunnen zijn en dat hij daarom een hakmes meenam. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er een geenszins denkbeeldige kans bestond dat het hakmes gebruikt zou gaan worden, en dat dit zou kunnen leiden tot de dood van [naam slachtoffer] . Dat de verdachte zich hiervan bewust was wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , die, nadat hij de verdachte had overmeesterd, de verdachte heeft horen zeggen dat hij geen andere uitweg zag en hij [naam slachtoffer] gewaarschuwd had. Bovendien heeft de verdachte bij thuiskomst tegen [naam vrouw verdachte] gezegd dat hij
(de rechtbank begrijpt: [naam slachtoffer] )dood is.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat tussen het moment dat de verdachte had besloten om [naam slachtoffer] op te zoeken en zich eerst te bewapenen met een hakmes, en het moment van de daadwerkelijke confrontatie met [naam slachtoffer] in zijn slaapkamer, de verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, terwijl van contra-indicaties die zouden moeten leiden tot een ander oordeel niet is gebleken. Zo is er geen sprake van besluitvorming en uitvoering in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of een plots opkomende drift, een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering, of dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan, dan wel andere feiten en omstandigheden die een contra-indicatie zouden kunnen vormen voor handelen na kalm beraad en rustig overleg.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 5 juli 2020 te Stolwijk, gemeente Krimpenerwaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
* een slagersmes heeft gepakt en vervolgens
* met voornoemd mes met de auto naar de woning van die [naam slachtoffer] is gereden en vervolgens
* met voornoemd mes de woning en de slaapkamer van die [naam slachtoffer] binnen is gegaan en vervolgens
* meermalen op het lichaam en het hoofd van die [naam slachtoffer] in heeft gestoken en gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met het blanco strafblad, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, het lage recidiverisico, de oprechte spijt en de bereidheid tot schadevergoeding van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord van [naam slachtoffer] . De verdachte heeft in de vroege ochtend op de plek waar [naam slachtoffer] zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, namelijk in zijn eigen woning, geprobeerd hem te vermoorden. De verdachte heeft meermalen op [naam slachtoffer] zijn hoofd geslagen met een hakmes terwijl [naam slachtoffer] sliep. Hierdoor heeft [naam slachtoffer] ernstig letsel opgelopen en is hij ternauwernood aan de dood ontsnapt. Het is aan het tijdig ingrijpen van [getuige 1] en [getuige 2] te danken dat [naam slachtoffer] nog leeft. [naam slachtoffer] heeft 3 weken in het ziekenhuis gelegen en heeft meerdere operaties ondergaan. [naam slachtoffer] heeft blijvend (zenuw)letsel aan zijn hand en oog opgelopen en meerdere littekens op zijn hoofd aan het incident overgehouden.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam slachtoffer] die ter zitting op 4 januari 2021 is voorgehouden blijkt dat [naam slachtoffer] lichamelijk niet meer functioneert als voorheen en dagelijks door zijn littekens wordt geconfronteerd met de gebeurtenis.
Ook de kinderen van [naam slachtoffer] hebben ter zitting op 4 januari 2021 slachtofferverklaringen voorgehouden. Zo heeft [naam dochter] , zijn dochter, verteld over haar angst om – na haar moeder te hebben verloren – nu ook haar vader kwijt te raken. Ze vertelde verder dat ze nog moet beginnen met het verwerkingsproces. Tot slot hebben [getuige 1] en [getuige 2] verteld over de impact die de confrontatie met het bloedbad op hun leven heeft gehad en nog heeft. Zo hebben ze beiden therapie gevolgd en heeft de gebeurtenis impact gehad op hun werk. [getuige 2] heeft verder nog dagelijks last van nachtmerries.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblaf van de verdachte van 26 november 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 2 oktober 2020, opgemaakt door dr. B.A. Blansjaar (psychiater) en het Pro Justitia rapport van 6 november 2020, opgemaakt door dr. R. de Vries (GZ-psycholoog). Uit deze dubbelrapportage volgt dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een (acute) aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. De verdachte was boos, wanhopig en verdrietig waardoor hij zijn verwijten en woede ging richten op zijn rivaal en het tenlastegelegde heeft begaan. De psycholoog en psychiater zijn eenduidig in hun diagnose.
Het vorenstaande brengt met zich dat de rechtbank concludeert dat bij de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit sprake was van een aanpassingsstoornis waardoor hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank acht, alles afwegend en acht slaand op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 24.445,48, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ter zitting heeft de benadeelde partij bijgestaan door mr Calis, voorts een vordering terzake van immateriële schade ingediend. Na sluiting van het onderzoek heeft de benadeelde partij schriftelijk de rechtbank bericht deze vordering in te willen trekken. Mr. Calis heeft desgevraagd bevestigd dat dit inderdaad de bedoeling is. Nu dit in het belang van de verdachte is zal de rechtbank acht slaan op de na sluiting van het onderzoek binnen gekomen schriftuur en handelen overeenkomstig de kennelijke wens van de benadeelde partij. De rechtbank zal mitsdien de eerder ingediende vordering als ingetrokken beschouwen, voor zover deze ziet op immateriële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Hij verzoekt de rechtbank deze vordering toe te wijzen, met dien verstande dat de inkomensschade naar redelijkheid wordt geschat en voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard, en met uitzondering van de reiskosten hoger beroep. Verder verzoekt de officier van justitie het toegekende schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ‘bezoek familie in ZH’ en ‘reiskosten hoger beroep’ de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Het rechtstreekse verband van de kostenpost ‘bezoek familie in ZH’ is te ver verwijderd van het bewezenverklaarde feit en de benadeelde partij heeft verzocht de ‘reiskosten hoger beroep’ niet-ontvankelijk te verklaren. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit ten aanzien van de overige posten.
Ten aanzien van de daggeldvergoeding, gevorderd tot een bedrag van € 630, stelt de rechtbank vast dat ter onderbouwing van deze kosten wordt verwezen naar de bedragen zoals gehanteerd door verzekeraars in Nederland. De rechtbank overweegt dat de verdachte geen partij is bij de afspraken met die verzekeraars, zodat de in het kader van die afspraak gebruikelijke abstracte schadeberekening de verdachte niet bindt. De rechtbank zal daarom deze post, die niet anderszins is geconcretiseerd, niet-ontvankelijk verklaren.
Voldoende onderbouwd zijn de vorderingen terzake van eigen risico en fysiotherapie, samen € 565,38. De rechtbank zal deze kosten toewijzen.
Ten aanzien van de post ‘verlies van arbeidsvermogen’ is de rechtbank van oordeel dat ter zake een uitgebreide (schriftelijke) onderbouwing ontbreekt. De rechtbank is echter van oordeel dat een gedeelte van deze schadepost zonder nadere onderbouwing toewijsbaar is en zij schat dit gedeelte ex artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek op € 10.000 en zal deze schadepost voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De reiskosten van de benadeelde partij ten bedrage van € 99,52 zullen worden toegewezen
De schoonmaakkosten van € 915,55, die gemaakt zijn om de woning na het misdrijf en het forensisch onderzoek schoon te maken, zal de rechtbank tevens toewijzen.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 11.580,45 bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 juli 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade
die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal
worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling
aan de Staat van een bedrag groot € 11.580,45 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam slachtoffer] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot moord
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
7 (ZEVEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 11.580,45 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 11.580,45, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald
;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 92 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. T.E.F. Reijnders, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het dossier met op het voorblad het nummer 2020195728, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 374 het inhoudelijk en blz. 1 t/m 120 het forensisch dossier).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 18 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 55-57.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 58-59 en 77.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 119-121.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 63.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 60.
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 4 januari 2021.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 21-23.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 26-27.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 19.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever bij de rechter-commissaris op 24 december 2020.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 123-124 en het proces-verbaal van verhoor aangever bij de rechter-commissaris op 24 december 2020.
13.Een geschrift, te weten een rapport forensisch geneeskundig onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident op 5 juli 2020 te Stolwijk, d.d. 13 november 2020, blz. 7-12.