ECLI:NL:RBDHA:2021:2174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
C/09/579474 / HA ZA 19-919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele rechtszaak over coördinatieverplichtingen en vertragingen bij de uitvoering van nutswerkzaamheden in Hazerswoude-Dorp

In deze civiele zaak, die op 10 maart 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, staat de coördinatieverplichting van de civiele aannemer, Lindeloof B.V., centraal. De zaak betreft een project voor de reconstructie van de openbare ruimte in Hazerswoude-Dorp, waarbij civiele werkzaamheden gelijktijdig met nutsvoorzieningen moesten worden uitgevoerd. De gemeente Alphen aan den Rijn is opdrachtgever en heeft Lindeloof de opdracht gegeven, die op haar beurt [eiseres] als onderaannemer heeft aangesteld. De gemeente en Lindeloof zijn in geschil over de uitloop van de werkzaamheden, die in eerste instantie gepland waren voor 28 weken, maar uiteindelijk 67 weken in beslag namen. De vertraging wordt voornamelijk toegeschreven aan problemen met de nutsbedrijven, die niet volgens de afgesproken planning werkten. Lindeloof stelt dat de gemeente verantwoordelijk is voor deze vertragingen, omdat zij de aannemer had moeten voorzien van correcte informatie over de planning en uitvoering van de nutswerkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat Lindeloof in haar coördinatieverplichting tekort is geschoten, maar dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor de informatie die zij heeft verstrekt. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en vraagt partijen om zich uit te laten over de verdeling van de verantwoordelijkheden en de gevolgen daarvan voor de vorderingen in deze zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/579474 / HA ZA 19-919
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van
[eiseres] BV, te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.J.R. van Binsbergen te Alphen aan den Rijn,
tegen
GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN, te Alphen aan den Rijn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. S. Engels en mr. M.J. Verbaken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2019, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 52;
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 januari 2021 en de daarin genoemde nadere stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 7 tot en met 11, en de eiswijziging in reconventie.
1.2.
Het proces-verbaal is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen van feitelijke aard te maken over het proces-verbaal. [eiseres] heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 1 februari 2021. De Gemeente heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 10 februari 2021. [eiseres] heeft diezelfde dag op deze brief gereageerd en bezwaar gemaakt tegen een aantal opmerkingen van de Gemeente. Het vonnis wordt gewezen met inachtneming van de berichten, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft eind 2016 een aanbesteding volgens de Nationale niet-openbare procedure (aanbesteding met voorafgaande selectie) georganiseerd voor de reconstructie (zowel bovengronds als ondergronds) van de openbare ruimte Ridder van Montfoortlaan en omgeving in Hazerswoude-Dorp (hierna ook: ‘het Werk). De wijk was onderhevig aan forse zettingen en het maaiveld en de riolering waren 30 tot 80 centimeter gezakt. Het Werk omvatte op hoofdlijnen de vervanging van de riolering, het aanvullen van de rioolsleuf en de ondergrond met lichte ophoogmaterialen, en het reconstrueren van de verharding, groen en alle andere elementen in de openbare ruimte.
2.2.
De aanbestedingsprocedure was opgedeeld in een selectiefase (waarvoor maximaal vijf gegadigden worden geselecteerd) en, vervolgens, een inschrijvingsfase, waarin de geselecteerde gegadigden worden uitgenodigd een aanbieding te doen.
2.3.
Voor de selectiefase is op 17 oktober 2016 een selectieleidraad opgesteld (‘de Selectieleidraad’), waarin onder meer is beschreven aan welke eisen gegadigden minimaal moeten voldoen om geselecteerd te worden. In de Selectieleidraad heeft de Gemeente onder meer het volgende opgenomen:

Opdracht
(…) Een bijzonder aspect (..) is (..) dat de verlegging/ophoging van de nutsvoorzieningen tegelijkertijd met de werkzaamheden van de civiele aannemer verlopen en dat de civiele aannemer zijn voortgang hierop moet afstemmen. Er wordt daarbij een noodtracé aangelegd om het civiele werk sneller uit te kunnen voeren.
(…)
Enige relevante risico’s
Voor dit specifieke project ziet de gemeente een aantal grote risico’s die kunnen optreden bij de realisatie. De gemeente wil het werk gunnen aan een aannemer die deze op zo adequaat mogelijke wijze beheerst en zowel de gemeente, de bewoners, derden in de uitvoering, verkeersdeelnemer en overige bezoekers en gebruikers zo goed mogelijk ontzorgt. Reden waarom voor de selectie specifieke criteria worden gesteld en de specifieke gunningcriteria een bepaalde waarde krijgen. De gemeente ziet onder meer de volgende relevante risico’s:
(…)
- Werkzaamheden en planning Nutsbedrijven wijzigen tijdens realisatie
(…)”
2.4.
Zowel aannemingsbedrijf Lindeloof B.V. (hierna: Lindeloof) als [eiseres] heeft deelgenomen aan de selectiefase. [eiseres] is daarbij afgevallen. Lindeloof is uitgenodigd om een inschrijving te doen.
2.5.
De Gemeente heeft voor de inschrijvingsfase op 16 januari 2017 een inschrijvingsleidraad opgesteld (‘de Inschrijvingsleidraad’). Daarin staat dat het Werk naast prijs ook op kwaliteit zal worden gegund (“de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding”). Per inschrijver kan op vier EMVI-aspecten een fictieve EMVI-korting (van maximaal € 400.000 per onderdeel) op de inschrijfsom worden verdiend, gebaseerd op de kwalitatieve inschrijving. De korting wordt bepaald aan de hand van een gemiddelde score (tussen 6.0 en 10.0), gegeven door een jury van vijf personen die de kwalitatieve inschrijving op de vier onderdelen beoordeelt. Tot de vier EMVI-aspecten waarop een fictieve EMVI-korting kan worden verdiend, behoort onder meer (4) ‘Flexibiliteit t.a.v. door derden uit te voeren werkzaamheden’. Dit criterium ziet op de gelijktijdige uitvoering van de nutswerkzaamheden. In de Inschrijvingsleidraad is hierover het volgende opgenomen:

Omschrijving situatie
Bij de reconstructie van de Ridder van Montfoortlaan e.o. wordt het plangebied opgehoogd, zodanig dat de nutsvoorzieningen moeten worden aangepast. Dit kan niet plaatsvinden vooruitlopend op het civiele werk, onder meer door de mate van ophoging, de ligging in bestaande verhardings- en funderingslagen, de beperkte werkruimte en de vervanging van de riolering. De aanpassing van de nutsvoorzieningen moet daardoor grotendeels geïntegreerd met de civiele werkzaamheden worden uitgevoerd.
Aanpassing van de nutsvoorzieningen kenmerkt zich door legsnelheden, testmomenten, huisaansluitingen en diverse afhankelijkheden. Om de samenwerking van civiele aannemer en nutsaannemer te bevorderen en de afhankelijkheid van partijen te onderschrijven, voorziet het bestek van de gemeente in “werkzaamheden t.b.v. nutsbedrijven”. Het is daarnaast van (groot) belang dat de civiele aannemer in staat is om de fasering van zijn werkzaamheden – in goed overleg – af te stemmen op de fasering van de werkzaamheden van de aannemer van de nutsbedrijven en in staat is rekening te houden met onverwachte ontwikkelingen die de voortgang beïnvloeden en in die zin probleemloos in kan spelen op verstoringen van werkprocessen.
De opdrachtgever heeft in dit verband de volgende vragen geformuleerd:
  • Hoe en op welke wijze wordt de fasering van de civiele werkzaamheden afgestemd op de aanpassing van de nutsvoorzieningen?
  • Hoe en op welke wijze wordt de beïnvloeding van de civiele werkzaamheden en de aanpassing van de nutsvoorzieningen – zo veel als mogelijk – beperkt, in de zin van vertraging en bijkomende kosten?
  • Hoe wordt flexibel ingespeeld op onverwachte ontwikkelingen en verstoringen?
Uitwerking
De inschrijver dient een plan in waarin hij omschrijft hoe hij zijn werkzaamheden opzet en afstemt op de aanpassing van de nutsvoorzieningen, hoe hij de onderlinge beïnvloeding daarbij beperkt, flexibiliteit garandeert en inspeelt op onverwachte ontwikkelingen en verstoringen, zodanig dat alle werkzaamheden soepel kunnen worden uitgevoerd.
(…)
Het EMVI-aspect “flexibiliteit t.a.v. door derden uit te voeren werkzaamheden” dient te zijn uitgewerkt op maximaal 4 enkelzijde pagina’s op A4 formaat (..) en een planning die inzicht geeft in de fasering, de samenhang met de aanpassing van de nutsvoorzieningen en hoe wordt ingespeeld op onverwachte ontwikkelingen en verstoringen. De uitwerking wordt op de volgende punten beoordeeld:
  • Voorgestelde maatregelen/voorstellen/werkwijze m.b.t. fasering en afstemming van de verschillende werkzaamheden.
  • Voorgestelde maatregelen/voorstellen/werkwijze m.b.t. het beperken van de beïnvloeding van de verschillende werkzaamheden.
  • Voorgestelde maatregelen/voorstellen/werkwijzen m.b.t. flexibiliteit bij onverwachte ontwikkelingen en verstoringen.
  • Voorgestelde aanpak van het risicomanagement m.b.t. dit EMVI-aspect.
(…)”
2.6.
Bij de Inschrijvingsleidraad is een RAW 2015-werkbestek (met nummer 2547-2014) gevoegd (‘het Bestek’), dat in opdracht van de Gemeente door een externe projectpartner (Megaborn Traffic Development B.V.) is opgesteld. Op het Bestek zijn de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (‘UAV 2012’) van toepassing. In het Bestek is onder meer het volgende opgenomen:
“1. ALGEMEEN
(…)
1.05
Tijdsbepaling
1. De werkzaamheden van dit bestek moeten binnen 4 weken na definitieve gunning starten, gefaseerd worden uitgevoerd en uiterlijk één (kalender)jaar na de start van de werkzaamheden worden opgeleverd. (…)
De werkzaamheden van dit bestek en de planning daarvan moeten worden afgestemd met de aannemer van de betrokken nutsbedrijven. Om de (gezamenlijke) werkzaamheden goed, veilig en praktisch te kunnen uitvoeren moeten de in dit bestek beschreven werkzaamheden èn de werkzaamheden aan kabels en leidingen in de zelfde periode zoveel als mogelijk gecombineerd worden uitgevoerd. Hiertoe zijn reeds de volgende afspraken met de nutsbedrijven gemaakt.
- Op locaties waar kabels en/of leidingen niet voorafgaand aan de werkzaamheden van dit bestek kunnen worden aangepast wordt een noodnet aangelegd, zie tekening nr. 2547-2014-014.
- De graafwerkzaamheden voor het noodnet en het definitieve tracé van de kabels en leidingen moeten worden uitgevoerd als onderdeel van dit bestek, zie tekening nr. 2547-2014-018 en de besteksposten beginnend met 28. De graafwerkzaamheden voor de huisaansluitingen wordt door de aannemer van de betrokken nutsbedrijven uitgevoerd.
- Het noodnet wordt – beginsel – in 2 fasen aangelegd, zoals aangegeven op tekening nr. 2547-2014-014. Op grond van de benodigde tijd voor het aanpassen van de kabels en leidingen moet voor fase 1 rekening worden gehouden met een uitvoeringsduur van 6 tot 8 weken inclusief het overzetten van de huisaansluitingen (gemiddeld 2 per dag). Direct na het overzetten kunnen per huisaansluiting de sleuven worden aangevuld en de (opbreek)werkzaamheden van dit bestek,
- In het gebied van fase 2 is het noodnet veel beperkter en kunnen de diverse werkzaamheden onafhankelijk van elkaar maar wel in overleg en afstemming met de aannemer van de betrokken nutsbedrijven worden uitgevoerd.
- Voor de werkzaamheden van dit bestek, voor zover gecombineerd met het aanpassen van de kabels en leidingen, is een fasering in hoofdfasen afgesproken, zie tekening nr. 2547-2014-016. Binnen deze fasering kan de aannemer van de werkzaamheden van dit bestek – in overleg en afstemming met de aannemer van de betrokken nutsbedrijven – werken volgens een sub-faseringen, onder de voorwaarden van dit bestek.
- (…)
2. Het bedrag van de korting als bedoeld in paragraaf 42 lid 2 van de U.A.V. 2012 bedraagt € 450,-- per dag per fase.
(…)
2. BESCHRIJVING
(…)
2.2.
NADERE BESCHRIJVING
(…)
28.
WERKZAAMHEDEN TBV NUTSBEDRIJVEN
Tijdens de reconstructie werkzaamheden worden ook de nutsvoorzieningen vervangen en of verlegd. Hierover is in het voortraject uitgebreid overleg geweest met de betrokken partijen. De fasering en werkwijze zijn aangegeven op tekening nrs. 2547-2014-014 t/m 018. De coördinatie en afstemming met de nutsaannemer behoort tot de verplichtingen van de aannemer van dit bestek.
281
AANLEG NOODTRACE
(…)
281030 Instandhouden van de sleuf
Betreft voorzieningen voor tegengaan inkalven en drooghouden van de sleuf om de nuts aannemer de gelegenheid te geven om het nood trace aan te leggen
Instand houden sleuf minimaal 6 weken en maximaal 10 weken
Betreft 2 fasen
(…)
283
VERWIJDEREN NOODTRACE EN AANLEG DE[F]INITIEVE K&L
De aannemer van dit bestek graaft de sleuven voor het verwijderen van het noodnet en aanbrengen definitieve kabels en leidingen. De nutsaannemer zal vervolgens het noodnet verwijderen cq omleggen, nieuwe kabels en leidingen aanbrengen en de huisaansluitingen overzetten. De onder[st]e 0,30 m van de definitieve kabels en leidingen strook wordt door de nutsaannemer aangevuld met zand. De aannem[e]r van dit bestek vult vervolgens het noodtrace aan met uitkomende grind en de rest met schuimglas en zand volgens de betreffende dwarsprofielen.
(…)
283040 Instand houden van de sleuf
Betreft voorzieningen voor tegengaan inkalven en drooghouden van de gecombineerde sleuf om de nutsaannemer de gelegenheid te geven om het nood trace te verwijderen, om leggen en nieuwe kabels en leidingen aan te brengen
Instand houden sleuf minimaal 3 weken en maximaal 5 weken
Betreft 5 fasen
283050 Voorzieningen bereikbaarheid woningen
Betreft voorzieningen zoals houtenloopschotten tbv “brugje” over sleuf om de toegang tot de woningen te waarborgen
Instand houden sleuf minimaal 3 weken en maximaal 5 weken
Betreft 5 fasen
(…)
841 COÖRDINATIE DERDEN
841010 Coördineren werk derden
Betreft het coördineren van werkzaamheden door derden:
- (…)
- werkzaamheden aannemer van de nutsbedrijven

85.EMVI ASPECTEN

Alle kosten gepaard gaande met maatregelen en voorstellen genoemd in het bij de inschrijving ingediende plan van aanpak (PvA) welke worden gezien als meerwaarde voor de opdrachtgever op het betreffende aspect worden geacht in de (..) besteksposten 850010 t/m 850040 te zijn inbegrepen.
(…)
850040 EMVI aspect 4
Betreft kosten gepaard gaande met de meerwaarde van EMVI aspect 4: Flexibiliteit t.a.v. door derden uit te voeren werkzaamheden
(…)

3.BEPALINGEN

1.01 ALGEMENE BEPALINGEN

(…)

01 01 10 OVERIGE ALGEMENE BEPALINGEN

80 Zodra de aan de Opdrachtnemer omstandigheden bekend worden, die naar zijn oordeel zullen leiden tot afwijking van het algemeen tijdschema of werkplan of de hieruit voortvloeiende consequenties en afspraken die op basis hiervan zijn gemaakt, dan brengt hij deze omstandigheden direct na constatering ter kennis van de Directie.
(…)

01 11 VERBAND MET ANDERE WERKEN

1.11 01WERKEN DIE IN ELKANDER GRIJPEN

01 In verband met het bepaalde in paragraaf 31 lid 1 van de U.A.V. 2012 wordt de aannemer erop gewezen dat de navolgende werken in elkander grijpen:
- Verwijderen en aanbrengen van kabels en leidingen
(…)
De coördinatie, het integreren en afstemmen van de civiele werkzaamheden op de bovengenoemde werkzaamheden door derden geschiedt door de aannemer.
(…)
90 De opdrachtnemer dient binnen het werkgebied rekening te houden met werkzaamheden door derden of werken die in elkaar grijpen. De Directie coördineert de werkzaamheden door derden met de Opdrachtnemer en laat (..) hem tijdig weten waar, wanneer en door wie werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
91 In afwijking van § 31-2 U.A.V. 2012 geschiedt de coördinatie van werkzaamheden door derden, door de Opdrachtnemer. De Opdrachtnemer zal hiertoe tijdig met de betreffende partijen contact opnemen en de Directie op de hoogte stellen van de gemaakte afspraken.
(…)

1.13KWALITEITSPLAN EN ALGEMEEN TIJDSCHEMA

(…)

01 13 06 ALGEMEEN

02 In het algemeen tijdschema dient de Opdrachtnemer de hem bekendgemaakte werkzaamheden van derden (nutsbedrijven, bouwers e.d.) alsmede de door de Opdrachtgever uit te voeren omleidingsroutes te integreren alsmede de genoemde stop- en bijwoonpunten.
(…)”
2.7.
In de eerste Nota van Inlichtingen van 9 februari 2017 heeft de Gemeente onder meer de volgende antwoorden gegeven op vragen van inschrijvende partijen over paragraaf 1.05 van het Bestek:
14 (…) Vraag:
“Kunnen wij ervan uitgaan dat de nutswerkzaamheden welke niet rood zijn aangegeven op tekening 2547-2014-014 gereed zijn voor de werkzaamheden van dit bestek zullen starten?”
Antwoord:
“Nee, zie de legenda van de genoemde tekening. Alle uitvoeringswerkzaamheden starten na afstemming tussen betrokken partijen op initiatief van de aannemer.”
34 (…) Vraag:
“De doorlooptijden van de nutsbedrijven worden aangegeven met een duur van 6 tot 8 weken voor fase 1. Graag ontvangen wij een balkenschema van de nutsbedrijven zodat wij deze kunnen integreren in onze planning.”
Antwoord:
“De gemeente beschikt niet over een detailplanning van de aannemer(s) van de nutsbedrijven.”
(…)
37 (…) Vraag:
“In hoeverre heeft de ON nog de mogelijkheid de planning/fasering te wijzigen voor of tijdens de werkzaamheden. Of is dit reeds gedicteerd door de nutsbedrijven?”
Antwoord:
“De werkzaamheden aan de kabels & leidingen zijn besproken met de nutsbedrijven opdat (ook) deze partijen hun werkzaamheden kunnen voorbereiden. In lijn met EMVI-aspect 4 heeft de ON de mogelijkheid om met de (aannemer(s) van ) de nutsbedrijven in overleg te treden en nader af te stemmen.”
2.8.
In de tweede Nota van Inlichtingen van 16 februari 2017 heeft de Gemeente nog de volgende vraag gesteld gekregen en beantwoord:
1 (…) Vraag:
“U geeft aan “De werkzaamheden van dit bestek moeten binnen 4 weken na definitieve gunning starten, gefaseerd worden uitgevoerd en uiterlijk (één) kalenderjaar na de start van de werkzaamheden worden opgeleverd. Kunt u aangeven in werkbare werkdagen wat de doorlooptijd va het project mag zijn?
Antwoord:
“In samenspraak met de bewoners binnen het plangebied is gekozen voor een relatief korte uitvoeringsperiode. De aannemer kan zelf bepalen hoe hij binnen deze periode de benodigde werkzaamheden uitvoert, rekening houdend met eventuele weersverstoringen (…).”
2.9.
Lindeloof heeft ten behoeve van de inschrijving een Plan van Aanpak ingediend, waarin Lindeloof omschrijft op welke wijze zij de gevraagde vier kwalitatieve EMVI-aspecten zal invullen en uitvoeren. In het Plan van Aanpak van Lindeloof valt hierover onder meer het volgende te lezen:
“3. Toegankelijkheid, veiligheid en fasering
Aangezien de werkzaamheden van de kabel en leiding aannemer(s) leidend zijn, hebben wij onze planning en aanpak daarop afgestemd (zie verder hoofdstuk 4).
(…)
3.3
Fasering (bijlage 2)
Onze planning is gebaseerd op kort en hevig uitvoeren. De opdrachtgever stelt een uitvoeringstermijn van 52 weken (kalenderjaar) waar wij het werk uitvoeren in 28 werkbare weken waarbij rekening is gehouden met de 10 weken werk van de nutsbedrijven voor het noodtracé en vijf weken voor het definitieve tracé. (…)
(…)

4.Flexibiliteit t.a.v. door derden uit te voeren werkzaamheden

4.1
Fasering en afstemming
Om zeker te weten dat onze aanpak realiseerbaar is, hebben wij tijdens de aanbesteding al contact gelegd met Liander ( [projectmanager Liander] ), Oasen ( [projectmanager Oasen] ) en KPN Telecom ( [projectmanager KPN Telecom] ). Uit dit vooroverleg is gebleken dat deze partijen zich kunnen vinden in de voorgestelde aanpak. Ook is er afgesproken om direct na voorlopige gunning met elkaar het startoverleg te voeren.
Op basis van dit vooroverleg is onze planning en fasering verder aangescherpt.
Vanaf de start van het project betrekken wij de K&L beheerders en aannemers bij het project. Door middel van een LEAN-overleg waarin wij praten vanuit het (mede) belang van de K&L beheerders en aannemers, zorgen wij er voor dat de K&L beheerders en aannemers een coalitiegenoot (gelijke belangen, neutraal vertrouwen) of zelfs bondgenoot (gelijke belangen en vertrouwen) worden. Wij stellen ons hierbij flexibel op door al aan de voorkant van het project alle belangen van derden in beeld te brengen en onze planning hierop te baseren en zo op te stellen dat er bij onverwachtse ontwikkelingen bij derden snel kan worden geschakeld.
(…)
4.3
Flexibiliteit
(…)
 Werkzaamheden van derden (nuts) zijn geïntegreerd in de planning
(…)
 Wij volgen de werkvolgorde/fasering van de bijgevoegde fasering nutspartijen. Door deze te handhaven, voorkomen wij frustratie tijdens de voorbereiding, dit in combinatie met de geplande LEAN-sessies zorgt voor een soepel uitvoering en waar nodig een flexibele inpassing
(…)
Direct na gunning optimaliseren wij de planning door middel van onze, bij meerdere projecten bewezen, LEAN sessie waarbij we de gehele keten betrekken. Wij nodigen de opdrachtgever, onderaannemers en nevenaannemers uit. Hiermee verzamelen wij de meest actuele informatie. In het overleg stemmen we in detail af waar iedereen op welk moment werkzaam is. Hierdoor voorkomen we dat de verschillende partijen elkaar in de weg lopen. Raakvlakken en knelpunten plaatsen alle partijen op de raakvlakkentekening (bijvoorbeeld werkzaamheden na elkaar plannen). Het resultaat is een planning waar iedereen achter staat. Dit doen we ook voor iedere fase (totaal 8 sessies) (..)
(…)
Onderdeel van de LEAN sessies is het werken met een
daily standen
weekly stand. Bij de
daily standzijn onze projectleider en de uitvoerder betrokken. Bij de
weekly standzijn onze projectleider, uitvoerder en de uitvoerder(s) van de nutspartijen betrokken.
Tijdens onze daily stand bepalen wij de tijdlijn van de planning, zodat wij direct zien of het project volgens planning loopt. Hierdoor kunnen wij vroegtijdig maatregelen treffen om vertragingen op te vangen. Onze planning blijft hierdoor actueel en haalbaar.
Iedere week houden wij een
weekly standover de voortgang. Hierdoor kunnen wij vroegtijdig maatregelen treffen met name ten aanzien van raakvlakken derden om vertragingen op te vangen.
Indien wij desondanks toch nog uit dreigen te lopen op onze planning van de uitvoeringswerkzaamheden van het bestek, hebben wij een aantal versnellingsmaatregelen paraat om vertraging op te vangen (..):
  • Verlengen van de werkdagen tot 22.00 uur (twee ploegen dienst).
  • Inzetten van extra capaciteit in mensen en materieel (dubbele ploegen).
  • Zaterdagen gebruiken als werkdag (..).
4.4.
Risicomanagement
(…)
OmschrijvingUitloop werkzaamheden nuts door onvoorziene omstandigheden
Waarom is dit een risico?Dit is een risico omdat dit ook gevolgen heeft voor onze planning.
BeheersmaatregelDoor LEAN-sessies in te plannen met de nuts zorgen wij continue voor goede afstemming over onze werkzaamheden. Om extra tijd te creëren starten wij onze werkzaamheden direct na gunning. In § 3.3 beschrijven wij in onze fasering dat er een buffer van 4 weken is opgenomen tussen het werk van de nuts en dat van ons. Mocht zich een situatie voordoen waarbij de nuts vertraging oploopt, dan waarborgt deze buffer onze planning en komen we niet met elkaar in conflict.”
2.10.
Bij brief van 8 maart 2017 heeft de Gemeente aan Lindeloof en de andere inschrijvers bericht dat de Gemeente voornemens is de opdracht aan Lindeloof te gunnen, omdat Lindeloof na het verrekenen van de fictie EMVI-kortingen met de inschrijfprijzen op de laagste evaluatieprijs is uitgekomen. In de aan Lindeloof gestuurde voorlopige gunningsbeslissing heeft de Gemeente aan Lindeloof bericht dat voor het EMVI-aspect ‘Flexibiliteit t.a.v. door derden uit te voeren werkzaamheden’ een fictieve EMVI-korting van € 100.000 is gegeven. De Gemeente licht dit in de voorlopige gunningsbeslissing als volgt toe:
“De jury waardeerde uw plan van aanpak op dit aspect gemiddeld met 7,0
De waardering van de beoordelingscommissie is als volgt tot stand gekomen:
  • Contact in tenderfase. LEAN-sessie / geïntegreerde planning. Werkplekken voor nutsaannemers in bouwkeet. Diverse overleggen tijdens uitvoering.
  • Scheidt werkzaamheden zo veel als mogelijk o.b.v. LEAN-planning.
  • Volgt de planning van de nutsaannemers. Buffer buiten reguliere werktijden of inzet extra personeel.
De reden waarom aan uw plan van aanpak op dit aspect niet de maximale score is toegekend is:
 Nuts zit er niet goed in (nuts kan niet vooruit lopen), planning niet realistisch en correct”
2.11.
Op 29 maart 2017 heeft een verificatiegesprek plaatsgevonden tussen Lindeloof en de Gemeente. Tijdens dat gesprek heeft de Gemeente een aantal vragen gesteld over de inhoud van het door Lindeloof ingediende Plan van Aanpak, onder meer over de optimalisatie van de planning, de bouwfasering tegenover de planning en de bevestiging van contacten met de nutsbedrijven. De Gemeente heeft Lindeloof verzocht de gevraagde aanvullende informatie uiterlijk op 3 april 2017 te verstrekken, waarna de Gemeente zal beslissen of de opdracht wel of niet definitief aan Lindeloof wordt gegund.
2.12.
Op 3 april 2017 heeft Lindeloof een document toegestuurd, waarin Lindeloof de gestelde vragen beantwoordt. In het document schrijft Lindeloof onder meer:

1.Optimalisatie planning

  • Maximale doorlooptijd is 52 kalenderwekendoor u opgegeven, Wij denken dit echter in 28 weken te doen. (…) Door werkzaamheden gelijktijdig uit te voeren kun je de doorlooptijd enorm verkorten. Dit is d[o]or de omgeving ook gevraagd en hiervoor is de voorkeur uitgesproken.
  • (…) Ook de uitkomst van de LEAN sessies bepaald uiteindelijk de definitieve planning.
  • Belang van de LEAN sessies is om de nuts partijen op te lijnen in de werkvolgorde zoals wij die bedacht hebben.
(…)
 Planning is opgesteld met de bescheiden tot onze beschikking. Verdere uitgangspunten NUTS zijn niet verstrekt. Er is duidelijk gevraagd om balkenplanning NUTS, deze is niet beschikbaar gebleken in aanbestedingsfase, zie ook nota van inlichtingen vraag en antwoord 34 en 37.
(…)
9.
Uitloop NUTS
Als Nuts uitloopt wordt het inderdaad lastiger om de 28 weken te handhaven. Echter dit is risico aannemer, wij zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de LEAN sessies en de wijze waarop dit wordt afgestemd met de NUTS partijen. Belangrijk hierin zijn de afspraken die door de opdrachtgever gemaakt zijn in het voortraject en toegevoegd zijn aan het bestek.
(…)”
2.13.
In een e-mail van 5 april 2017 heeft dhr. [projectleider Gemeente] (projectleider bij de Gemeente, hierna: ‘ [projectleider Gemeente] ’) op de antwoorden van Lindeloof gereageerd. In dit e-mailbericht schrijft [projectleider Gemeente] :
“We hebben de reactie van Lindeloof bekeken en daar waar nodig navraag gedaan ter verificatie. Onderstaand puntsgewijs (1 t/m 10) onze bevindingen.
1. Optimalisatie planning = Akkoord
(…)
9. Punt = Akkoord, Wij hanteren in het bestek 52 weken voor de uitvoering.
Zoals in het gesprek aangegeven was het versnellen van de planning geen EMVI-uitvraag. Dit is door Lindeloof zelf tijdens het gesprek beaamd.
De uitloop van de 28 weken tot de gestelde 52 weken tijdens de uitvoering is het risico van de aannemer. Wij zullen over deze periode dan ook geen uitloopplanning vergoeden.
(…)
Eind conclusie:
Positief resultaat, de gunning is definitief, gefeliciteerd met dit werk.
De officiële gunningsbrief wordt deze week verstuurd. Wat mij betreft kan Lindeloof starten met de voorbereiding.”
2.14.
De Gemeente heeft vervolgens opdracht gegeven aan Lindeloof om het Werk voor de door Lindeloof aangeboden prijs van € 2.150.000,- uit te voeren.
2.15.
Lindeloof heeft [eiseres] voor de uitvoering van het Werk aangesteld als onderaannemer. Dhr. [projectleider eiseres] , projectleider bij [eiseres] (hierna: [projectleider eiseres] ) heeft kort na de definitieve gunning aan de Gemeente, de nutsbedrijven en hun aannemers een uitnodiging verstuurd voor een eerste LEAN-sessie op 20 april 2017.
2.16.
Op 20 april 2017 heeft het eerste LEAN-overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van Lindeloof, [eiseres] , de Gemeente, de nutsbedrijven en de aannemers van de nutsbedrijven (onder wie de aannemer van Liander: [aannemer Liander] B.V., hierna: ‘ [aannemer Liander] ’). De Gemeente heeft in een door haar opgesteld memo het volgende verslag gegeven van het verloop van dit overleg:
“(…) De aannemer (de rechtbank begrijpt: Lindeloof/ [eiseres] ) had op de wanden van de zaal rondom in groot formaat de gehele project planning geplakt. (..) het was de bedoeling dat iedere deelnemer afzonderlijk in de planning, d.m.v. “geeltjes”, per fase zou aangeven waar hij inzet en activiteiten verwacht of had in gepland.
Vrijwel direct na deze uitleg ontstond er allerlei commotie bij het meren[deel] van de nutspartijen en hun aannemers (…)
De grootste commotie ontstond met name bij Liander en dan specifiek hun uitvoeringstal, aangevuld met de reactie van de firma [aannemer Liander] , de huisaannemer van de nuts.
De sfeer sloeg om naar iets wat leek op paniek. En ook irritatie tussen de engineering van Li[an]der en hun uitvoering. (…) De klap op de vuurpijl was eigenlijk dat de uitvoerder van Liander, toen hij de tekeningen van zijn engineer kreeg, zei: ‘deze tekeningen zie ik vandaag voor het eerst”.
Omdat het proces vervolgens een steeds grotere chaos werd en de coördinatie door Lindeloof/ [eiseres] volkomen de mist in ging, is de gemeente ook in het proces gesprongen, trachtend om het proces weer in het gareel te krijgen en het verdere verloop in goed banen te leiden. De civiele aannemer was even niet meer in control.
Dit lukt wel aardig, maar het kwaad was natuurlijk al geschied. Van het hele beoogde lean planningsproces kwam niks meer terecht.
(…)
Uiteindelijk heeft dit geresulteerd dat op aangeven van de Engineer van Liander en zijn collega’s besloten werd dat het echt noodzakelijk was om een extra bouwfase in te voegen. Dit werd de z.g.n. FASE 0 (nul). Hoe dit er uit kwam te zien dat wisten ze nog niet maar daar zouden ze direct mee aan de slag gaan en z.s.m. aan ons laten weten hoe of wat.
(…)
E.e.a. heeft uiteindelijk geresulteerd in [e]en vertraging start werk van circa 13 weken, dus niet in mei maar pas september 2017 starten met werk omdat eerst fase 0 moest worden uitgerold. Een fase waarvan achteraf bleek dat hij toch eigenlijk helemaal niet nodig was en dat de door de gemeente voorgestelde fasering en daarin te koppelen planning gewoon uitgevoerd had kunnen worden.
(…)”
2.17.
Naar aanleiding van het verloop van de eerste LEAN-sessie heeft dhr. [toenmalig directievoerder Gemeente] (toenmalig directievoerder namens de Gemeente, hierna: [toenmalig directievoerder Gemeente] ) op 24 april 2017 met bij het project betrokken nutsbedrijven gemaild. Op 24 april 2017 (10:05 uur) heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] een e-mail aan Ziggo verstuurd, waarin hij onder meer schrijft:
“Al ruim een jaar zijn jullie aangehaakt bij het tot stand komen van het project Monfoortlaan in Hazerswoude-dorp.
(…)
Afgelopen donderdag waren jullie (..) uitgenodigd voor een Lean-sessie voor de start van de werkzaamheden. Helaas waren jullie niet aanwezig bij dit overleg.
l5 mei starten de nutspartijen met de aanleg van een nieuw definitief tracé van de parkeerplaats bij de AH tot halverwege de Monfoortlaan. Om vanuit hier te beginnen aan de bypass.
Wij verzoeken jullie alsnog met spoed contact op te nemen met de heren [projectleider eiseres] (coördinator k&I) en [projectleider hoofdaannemer] (projectleider hoofdaannemer). En verzoeken jullie te conformeren aan de planning. (…)
15 mei starten de werkzaamheden definitief en komt de trein in beweging, om uiteindelijk pas na minimaal 28 weken weer tot stilstand te komen als de werkzaamheden gereed zijn.
Mochten jullie niet reageren en acteren het bovenstaande verzoek, dan zijn alle mogelijke stagnatie kosten veroorzaakt door jullie kabel en bijbehorende werkzaamheden voor Ziggo. Gezien de aanwezigheid van vele partijen op dit werk zullen deze kosten aanzienlijk zijn.”
In een e-mail van 24 april 2017 (om 12:41 uur) heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] onder meer het volgende aan Liander bericht:
“Afgelopen donderdag 20 april heeft de eerste Lean-sessie van het project Monfoortlaan plaatsgevonden.
(…)
Helaas was dat goede gevoel bij het presenteren van de werkvolgorde en de globale planning snel verdwenen. Deze werkvolgorde was gebaseerd op de afspraken die zijn gemaakt met Liander en alle andere nutspartijen in het voortraject. De afspraak was om eerst de bypass te maken vanuit het verdeelstation in de Reghthuisstraat en daarna het definitieve tracé in de Monfoortlaan richting de trafo aan de Gemeneweg.
Door oplettendheid van [A] en [B] werden wij in het overleg erop geattendeerd dat dit helemaal niet kan. Met deze werkvolgorde zit het gedeelte achter het verdeelstation voor langere tijd zonder stroom.
Door de pragmatische instelling van [A] en [B] en hun praktijk ervaring is na intensief overleg met [aannemer Liander] , onze aannemer en de overige nutspartijen besloten de werkvolgorde aan te passen aan Liander. En kan er l5 mei worden gestart met de werkzaamheden vanaf de Gemeneweg. De werkzaamheden van onze civiele aannemer schuiven door deze aanpassing wel naar achter.
Naast deze faseringsproblemen kwam ook nog de bypass ter sprake. Er is lang gediscussieerd over het aantal lassen en de lengte van openliggend tracé voor elektra. De faseringsknippen van de civiele aannemer zijn niet mogelijk voor elektra, omdat deze dan te veel lassen in de kabel krijgt.
(…)
Ondanks een intensieve voorbereiding en gemaakte afspraken is alles nu anders. In mijn ogen hadden het aantal lassen, de leg richting en de voeding al bekeken moeten worden in het voortraject. Dit zijn de essentiële onderdelen om vanuit elektra überhaupt afspraken te maken. Hoe is het dan mogelijk dat op het moment dat het werk al bij de aannemer ( [aannemer Liander] ) ligt het niet uitvoerbaar is?
(…)
Het is zeer frustrerend dat, ondanks een intensieve voorbereiding, het zoals zo vaak ontbreekt aan communicatie bij Liander. (…)
In 4 uur tijd hebben eigenlijk een heel voortraject opnieuw gedaan. En hebben we een totaal nieuwe werkvolgorde bepaald, het aantal lassen voor elektra bepaald en dit afgestemd met alle andere partijen.”
Op 24 april 2017 (om 14:36 uur) heeft [projectmanager Liander] , project manager aanleg bij Liander, onder meer het volgende op de bovenstaande e-mail van [toenmalig directievoerder Gemeente] geantwoord:
“Over onze aanpak zijn diverse discussies over geweest zeker met de gemeente. In deze overleggen is inderdaad aangeven dat wij bepalen wat de werkvolgorde zou zijn. (…) Dat het daarom tijdens de lean-sessie een verassing was, dat de werkvolgorde anders is was voor mij/ons een ver[r]assing.
(…)
Tevens is er vanuit de gemeente en de civiele aannemer geen ander overleg gepland geweest dan deze lean-sessie. Welke dan ook nog op het laatste moment is verplaatst.
Wij gaan er vanuit dat je eerst een overleg hebt over het gehele plan van aanpak, hoe gaan we dit werk verder aanpakken enzovoort en niet meteen met een harde planning komen waar per dag besproken gaat worden wat er moet gebeuren.
Ik heb inderdaad op 14-2 een vraag gehad, voor een overleg gehad van [projectleider eiseres] , dit overleg is er nooit gekomen?? Zie mails hier heb oa ik heel duidelijk aangegeven dat we dit werk heel erg graag willen bespreken. Dit is ook meerdere keren door diverse van ons gevraagd.
(…)”
2.18.
Op 8 juni 2017 heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] onder meer het volgende aan de nutsbedrijven en [aannemer Liander] bericht:
“Door de vele en goede inspanningen van [projectleider eiseres] (onderaannemer Lindeloof) en [C] ( [aannemer Liander] ) komt langzaam maar zeker de start van het werk inzicht. En is het mogelijk om op een effectieve en pragmatische manier tot oplossingen te komen.
(…)
Daarnaast maak ik uit de gesprekken met [projectleider eiseres] op dat er op dit moment samen met [C] nog steeds gekeken wordt naar diameter van waterleidingen, de ligging van kabels en dat er eigenlijk blijkt dat [aannemer Liander] deze tekeningen nu pas echt ziet. Ook krijg ik van [projectleider eiseres] terug dat hij jullie al meerdere malen heeft verzocht om de definitieve tekeningen voor de aanleg van jullie kabels en leidingen te ontvangen.
Ik vraag mij dan ook werkelijk af of ik, op basis van de reacties op mijn eerdere mails, voor de gek wordt gehouden. Het blijkt toch dat er op basis van het hierboven staande dat er binnen de nutsbedrijven en richting [aannemer Liander] totaal geen communicatie heeft plaatsgevonden (…)
(…)”
2.19.
Op 21 juni 2017 heeft een tweede LEAN-overleg plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit overleg heeft [projectleider Gemeente] per e-mail van 22 juni 2017 namens de Gemeente onder meer het volgende aan Lindeloof en [eiseres] ( [projectleider eiseres] ) bericht:
“Afgelopen woensdag een lean-sessie gehad met een voor mij gevoel goede afloop, duidelijke planningsafspraken en we weten wat we willen t/m de komende bouwvakperiode.
Omdat het voorgaande traject enigszins moeizaam is verlopen en mij als opdrachtgever niet echt tevreden heeft gestemd, was ik blij met de actie van Jeroen en [projectleider eiseres] [ [projectleider eiseres] , rechtbank] om voor de laatste lean-sessie, als gemeente via Jeroen, weer even de regie gepakt te hebben gepakt.
(…)
Het is nu wel wenselijk, sterker nog: ik eis nu als opdrachtgever, dat het proces door Lindeloof/ [eiseres] ( [projectleider hoofdaannemer] en [projectleider eiseres] ) weer wordt op gepakt en dat jullie als opdrachtnemers weer duidelijk het initiatief naar jullie toetrekken.”
2.20.
Lindeloof is op 4 september 2017 met de werkzaamheden gestart. Dit was later dan de oorspronkelijk voorziene start in mei 2017, vanwege de toevoeging van ‘bouwfase 0’.
2.21.
Op de bouwvergadering van 4 oktober 2017 is van de kant van Lindeloof onder meer het volgende medegedeeld:
“[ [E] , van Lindeloof] deelt mede dat Lindeloof weinig grip op het werk heeft, waardoor er fouten op het werk worden gemaakt en het werk in tijd steeds naar achter schuift. Lindeloof wil de grip op het werk terug zien te krijgen d.m.v. versterking van het team op locatie. Vanaf maandag 9-10-2017 zal het team uitgebreid worden met [projectmanager Lindeloof] (projectmanagement (hierna: ‘ [projectmanager Lindeloof] ’, rechtbank) en [F] (deskundige grondstromen). (…)
(…)
LEAN:
(…)
 Lindeloof: Loopt achter op planning, 2 betonputten worden pas op 10 okt. Geleverd. [ [projectleider eiseres] ] geeft aan dat het project te positief is ingeschat. [ [toezichthouder gemeente] (toezichthouder gemeente, rechtbank)] vraagt hoe aannemer de verloren tijd gaat inlopen. MV en AV geven aan dit momenteel niet inzichtelijk te hebben, maar gaan zeker proberen om een inhaalslag te maken.
(…)”
2.22.
In een e-mail van 18 oktober 2017 heeft [projectleider Gemeente] – naar aanleiding van een bespreking over een door Lindeloof gepresenteerd opschaalmodel – namens de Gemeente onder meer het volgende aan Lindeloof bericht:
“(…) Volgens de besteks EMVI verplichtingen zijn er een aantal zaken die nadrukkelijk bij de opdrachtnemende partij (Lindeloof) op het bordje liggen, zoals ook besproken o.a. de coördinatieplicht K&L, omgevingsmanagement etc.
(…)
Coördinatieverplichting (Nuts). Het grootste gedeelte van de Lindenlaan heeft qua ondergrond een nieuwe fundering gekregen.
Het is schrijnend om te moeten constateren dat er door de nutsbedrijven slechts met één enkele ploeg op het werk aan deze overzet activiteit wordt gewerkt.
In de hele straat gebeur[t] niks, de voortgang rondom de definitieve K&L is ronduit teleurstellend, hierin schiet de coördinatieplicht duidelijk te kort.
In samenspel met de LEAN- werkwijze, de bijbehorende planning en het feit dat deze, zoals in de laatste bouwvergadering gemeld, neigt naar slecht wanddecoratie, zou moeten leiden naar een eerdere en betere aansturing van de nutsploegen en het uitbouwen van de nuts activiteiten waardoor Lindeloof/ [eiseres] zelf eerder aan het opbouwen van de straat zelf kan beginnen.
(…)”
[projectmanager Lindeloof] heeft op de bovenstaande e-mail onder meer het volgende namens Lindeloof geantwoord:
“Nutsbedrijven (…) blijven continu in gebreke en zijn bijna niet te sturen. Dit doordat zij zelf te weinig capaciteit hebben, waardoor contactpersonen en betrokkenen steeds wijzigen. Graag ontvangen wij de stukken uit de voorbereiding zodat wij kunnen zien hoe wij hier kunnen helpen. (…)”
2.23.
In een e-mail van 28 november 2017 heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] namens de Gemeente onder meer het volgende aan de nutsbedrijven en hun aannemers bericht:
“We kunnen de komende maanden nog wel honderd LEAN sessies plannen met elkaar en nog uren met elkaar aan weekly's besteden, maar het valt en staat met commitment tot de planning en het nakomen van afspraken. Zo krijg ik van de mensen buiten terug dat de ploeg(en) die zich bezighouden met de kabels en leidingen werkdagen hebben van 8.30 uur tot 14.45 uur en krijg ik al in meerdere overleggen terug dat er te kort aan mensen is. Hoe willen wij ons dan überhaupt met elkaar houden aan welke planning dan ook. Ik krijg steeds meer het gevoel dat de echte commitment ontbreekt en dat niemand zich echt verantwoordelijk voelt.
Toch ik wil via deze weg nog een keer duidelijk maken dat de nutspartijen verantwoordelijk zijn voor de aansturing en controle op hun aannemers. Er kan niet worden verwacht dat gemeente of onze aannemer dit op zich neemt. Jullie zijn opdrachtgever en zijn een contract met jullie aannemer aangegaan. Dat houdt in dat jullie controleren op geld, kwaliteit en tijd van het product dat jullie geleverd willen krijgen.
We zijn twee jaar geleden een intensief traject met elkaar gestart om de uiteindelijk met elkaar het project Montfoortlaan tot een succes te maken waarbij we hopelijk met elkaar ook nog wat verdienen. Wanneer er werkdagen worden gemaakt van 5 uur echte werktijd, dan gaat dit nooit gebeuren.
En is de planning die wij met elkaar maken één grote poppenkast en een mooie decoratie aan de wand.
We zijn bijna 7 maanden verder en er is nog geen straat af. Zowel voor nuts als civiel niet. Dit kan toch niet richting onze klanten, zowel vanuit commercieel als uit ambtelijk belang niet.
(…)
Ik wil jullie dringend verzoeken jullie verantwoordelijkheid te nemen richting jullie aannemer en afspraken te maken over aansturing, bemensing, kwaliteit, orde en netheid en werktijden.”
2.24.
Op 30 november 2017 heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] namens de Gemeente een e-mail gestuurd aan een van de betrokken nutsbedrijven (Liander). Hierin heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] onder meer het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van de LEAN-sessie van 20 april 2017 heb ik op 24 april een mail gestuurd. (…) Het grootste zorgenpunt uit mijn mail was de voor mij nieuwe werkvolgorde van Liander en dat deze haaks stond op de uitgangspunten van het bestek en de LEAN-sessie. (…) Het grootste belang voor de volgorde van het werk was het vrijmaken van 1 of 2 groepen in het verdeelstation in de Reghthuisstraat. Om dit te bewerkstelligen moest eerst de door jullie gemailde LSSS deel 1 (door ons fase O genoemd) worden aangelegd en worden aangesloten op de trafo aan de Oude Gemeneweg.
Door de aansluiting van het eerste blok woningen op deze kabel kon er vervolgens een groep worden vrijgemaakt in het verdeelstation. Vanuit hier kon er dan begonnen worden met de bypass Lindelaan-Van den Boschstraat (LSSS, deel 2).
Door deze, voor ons, verandering in werkvolgorde kon onze aannemer zich niet houden aan zijn eigen fasering en heeft zich aangepast aan jullie werkzaamheden. Daarnaast heeft hij in opdracht van ons jullie werkzaamheden waar nodig ondersteun[d]. Deze aanpassing en vertraging in de productie van onze aannemer brengen natuurlijk kosten met zich mee waar hij van te voren rekening mee heeft kunnen houden, maar ook vele kosten die hem niet te verwijten zijn.
(…)
Er vanuit gaande dat de werkzaamheden de afgelopen maanden volgens het bovenstaande principe en jullie tekeningen te zijn uitgevoerd, werd ik gisteren toch enigszins verrast. Wat blijkt, de trafo aan de Oude Gemeneweg is die dag (29-11-2017) pas aangesloten.
Ik hoop dat jullie begrijpen dat na jullie uitleg over het ontwerp, jullie aansluitingen en toevoeren van stroom dat ik zeer verbaasd ben hierover. (…)
(…)
Wat wel heel serieus is, zijn de meerwerk en stagnatie kosten die hieruit voortvloeien. Deze lopen namelijk op dit moment in de tonnen en wij gaan daar als gemeente niet of niet alleen voor opdraaien. Deze kosten zullen naar jullie toe inzichtelijk worden gemaakt.
Daarnaast verwacht ik vanuit Liander een uitleg waarom wij op 20 april rigoureus de plannen om moesten gooien om aan jullie stroomvoorziening te kunnen voldoen en dat er 7 maanden later blijkt dat dit helemaal niet nodig was geweest.”
2.25.
Op 14 december 2017 heeft een LEAN-sessie plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze LEAN-sessie heeft [toenmalig directievoerder Gemeente] diezelfde dag een e-mail gestuurd naar de nutsbedrijven en [aannemer Liander] . Hierin schrijft [toenmalig directievoerder Gemeente] onder meer:
“Vanuit [aannemer Liander] kwamen (…) weer dezelfde berichten van april van dit jaar:
• Wij kunnen zo niet plannen ;
• Wij krijgen dit niet betaald, past niet in ons contract;
• Wie graaft de sleuf;
• Onze opdrachten kloppen niet;
• Wij weten niet wat we moeten doen;
• Wij zitten nog op toestemmingen te wachten;
• Enz.
Ik begrijp dit werkelijk echt niet. Vanuit alle nutspartijen (opdrachtgevers [aannemer Liander] ) krijg ik te horen dat alle werkplannen en contracten duidelijk zijn en dat [aannemer Liander] precies weet wat ze moeten doen.
(…)
Vandaag wordt er vanuit [aannemer Liander] aangegeven dat het probleem van dit project is dat er een detailplanning ontbreekt. Dit zegt werkelijk alles. Op 20 april is onze aannemer gestart met het initiatief om met elkaar deze detailplanning met een Lean-sessie te realiseren. In diverse sessies bij Avifauna en op kantoor bij [eiseres] kregen wij en onze aannemer te horen dat [aannemer Liander] geen planning wil/ kan afgeven. Op 29 juni hebben wij besloten dit los te laten. [aannemer Liander] gaf toen aan 6 weken de vrijheid te willen hebben om de gehele bypass te realiseren. Ook dit hebben zij niet waar kunnen maken. En dan gaat [aannemer Liander] nu iedereen verwijten dat er geen detailplanning is?
(…) De gemeente en de aannemer hebben het gevoel dat er aan een dood paard getrokken moet worden.
We kunnen elkaar nog wel honderd escalatiegesprekken houden en elkaar elke keer beloven dat we moeten samen werken. Maar wanneer afspraken toch alleen maar gelden tot aan de voordeur, dan heeft dit totaal geen zin.
Ik [wil] jullie als opdrachtgever en opdrachtnemer voor de nutsvoorziening verzoeken eens goed met elkaar in gesprek te gaan. (…)”
2.26.
Op 17 december 2017 heeft [aannemer Liander] per e-mail op de bovenstaande e-mail van [toenmalig directievoerder Gemeente] gereageerd. [aannemer Liander] schrijft onder meer:
“De complexiteit van dit werk wordt met name veroorzaakt door de fasering die wij dienen te volgen van de civiele aannemer. Dit is in vele situaties een grote uitdaging geweest en blijft het tot het einde van het project. Werkplannen, voorbereiding en uitvoeren met als doel iedereen op alle voorzieningen aangesloten te houden en de oude leidingen veilig te kunnen verwijderen. (…)
Vanaf het begin van het project zijn er verschillen van interpretaties geweest met betrekking tot de werkzaamheden van de civiele aannemer, [aannemer Liander] , gemeente en opdrachtgevers van alle nutspartijen. (…) De opdracht zoals die is verstrekt is daarmee nooit volledig geweest en het is dan ook niet mogelijk voor ons als aannemer van alle nutspartijen extra werkzaamheden uit te voeren op aangeven van gemeente of civiele aannemer waarvoor wij geen opdracht hebben. Uiteraard dient dat eerst besproken te worden met onze opdrachtgever. Wij zijn ook geen partij in de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in het bestek van de gemeente. (…)”
2.27.
Op 25 januari 2018 heeft Lindeloof aan de Gemeente bericht dat Lindeloof de werkzaamheden opschort, omdat kabels en leidingen in het riooltracé zijn aangetroffen, ondanks toezeggingen van de nutsbedrijven dat het tracé vrij zou zijn. Volgens Lindeloof schiet de Gemeente hiermee tekort in haar verplichting als bedoeld in § 5 UAV 2012, omdat de Gemeente nalaat een terrein ter beschikking te stellen waarop Lindeloof veilig en adequaat haar werk kan doen. De Gemeente heeft bij brief van 31 januari 2018 betwist dat zij haar verplichtingen niet is nagekomen. De Gemeente heeft Lindeloof daarbij ook gewezen op haar coördinatieverplichting, zoals opgenomen in § 1.05 en post 28 van het Bestek. De Gemeente heeft Lindeloof gesommeerd het Werk te hervatten.
2.28.
Naar aanleiding van de opschorting hebben Lindeloof, [eiseres] en de Gemeente op 6, 13 en 15 februari 2018 een aantal ‘stagnatie- en proces overleggen’ gevoerd, waarbij ook de wethouder betrokken is geweest. De Gemeente heeft verslagen opgesteld van de overleggen. In het verslag van de bespreking van 6 februari 2018 valt onder meer het volgende te lezen:
“ [toenmalig directievoerder Gemeente] geeft nadere uitleg over het werk:
(…)
- In juni 2017 is een eerste LEAN-sessie geweest (..). Dit is geen succes gebleken. Hier bleek namelijk voor de eerste keer dat diverse nutspartijen hun zaakjes niet op orde hadden. Vanaf dit moment is het K&L-onderwerp continu onderwerp van discussie gebleven.
(…)
  • In de achterliggende periode zijn op verschillende momenten pogingen gedaan om nieuwe en betere afspraken te maken met de nutsbedrijven. Helaas is keer op keer gebleken dat de nutsbedrijven deze (vernieuwde) afspraken ook niet na komen. M.a.w. de nutsbedrijven houden zich nergens aan en varen hun eigen koers.
  • Er ontstaat hierdoor spanning tussen gemeente en Lindeloof als gevolg van haar coördinatieverplichting.
  • [G] [teamleider ingenieursbureau / Projecten van de Gemeente, rechtbank] geeft aan dat er in het voortraject intensieve contacten en samenwerking is geweest tussen de gemeente en de nutsbedrijven ten behoeve van dit werk. De gemeente heeft vanaf het eerste begin aangestuurd en ingezet op een integrale projectaanpak, vanaf het begin zijn hierin de nutsbedrijven betrokken en hebben daar ook mee ingestemd. Hierin is ook duidelijk afgesproken dat de nutsbedrijven qua uitvoering leidend (zouden) zijn. Dit is overgenomen in het PvA van Lindeloof. Lindeloof heeft niet alleen de coördinatieverplichting, maar dient ook de integrale uitvoering te regisseren. M.a.w. het stokje van de gemeente m.b.t. de K&L over te nemen en voort te zetten. Zoals gesteld in de aanbestedingsleidraad, bestek en het PvA van Lindeloof zelf.
  • Het intensieve contact wat Lindeloof aangeeft gehad te hebben (zie ook de tekst op de kaft en op pagina 13 van het PvA van [L]indeloof) lijken dus niet geheel juist te zijn en enigszins te zijn aangedikt. In het eerdere startoverleg heeft Lindeloof aan de gemeente aangegeven het PvA enigszins “te hebben opgeleukt” om het werk gegund te krijgen.
(…)
- Juist mede door het feit dat de gemeente meerdere keren heeft aangegeven dat de toenmalige projectleiding vanuit Lindeloof niet naar behoren functioneerde, heeft er wisseling van de wacht plaatsgevonden en is [projectmanager Lindeloof] als projectmanager namens Lindeloof aangesteld en ook heeft de gemeente Lindeloof ondersteund in de coördinatieverplichting en heeft zij sterk ingezet op LEAN processen en projectcoördinatie. [projectleider eiseres] beaamt dit. Lindeloof heeft pas opgeschaald na meerdere malen indringend verzoeken van de gemeente en niet andersom.
(…)
- Alles bij elkaar doet de gemeente al veel meer dan wat contractueel verwacht mag worden als opdrachtgever.
(…)
- De steeds opnieuw gemaakte afspraken met de nutsbedrijven worden nog steeds niet nagekomen, hoeveel energie er ook door opdrachtgever en – nemer wordt ingestoken. En ondertussen vaart de nutsaannemer ook gewoon haar eigen koers.
(…)”
2.29.
In het verslag van het overleg van 13 februari 2018 valt onder meer het volgende te lezen:
- “ “De gemeente dringt er op aan dat er bij de aannemer meer duidelijkheid komt in en de rol beter wordt opgepakt als het gaat om het hanteren van de coördinatieverplichting richting de nutspartijen. Er moet nadrukkelijker gestuurd worden.
(…)
- Allen zijn van mening dat de nutspartijen en hun huisaannemers de afgelopen periode al hun geloofwaardigheid en betrouwbaarheid hebben verloren door het niet nakomen van gemaakte (vernieuwde) afspraken.
(…)
- De invloed van de nutspartijen is nu bepalend voor het werk en dat zou niet tot problemen horen te leiden, voorop gesteld dat ze elkaar niet tegenspreken en Lindeloof de coördinatierol kan toepassen.”
2.30.
Lindeloof heeft na de gesprekken met de Gemeente de werkzaamheden hervat. De Gemeente heeft bij brief van 20 februari 2018 formeel herhaald dat zij bij het in de brief van 31 januari 2018 geformuleerde standpunt ten aanzien van de opschorting blijft en aansprakelijkheid afwijst.
2.31.
Partijen zijn overeengekomen dat de opleverdatum (oorspronkelijk 25 mei 2018) naar 4 september 2018 wordt verplaatst, onder meer vanwege opgedragen meerwerken en de toevoeging van bouwfase nul. Wel heeft de Gemeente het verzoek tot uitstel van Lindeloof van de hand gewezen, voor zover dit is gebaseerd op het niet nakomen van de planning door de nutsbedrijven en/of hun aannemers.
2.32.
Op 3 september 2018 heeft Lindeloof op grond van § 8 lid 5 UAV 2012 verzocht om uitstel van oplevering toe te staan tot 20 december 2018. Dit verzoek is niet door de Gemeente aanvaard.
2.33.
Het Werk is op 18 december 2018 opgeleverd, derhalve ruim 15 maanden na de aanvang van de werkzaamheden door Lindeloof.
2.34.
De Gemeente heeft bovenop de overeengekomen aanneemsom een bedrag van
€ 634.135,16 aan Lindeloof bijbetaald. In een brief van 17 juli 2019 heeft de Gemeente toegelicht dat dit bedrag bestaat uit, kort gezegd:
  • € 190.000,- voor de door bouwfase nul veroorzaakte kosten en vertraging;
  • € 390.194,84 voor meerwerkkosten in de uitvoeringsfase van het werk vanaf fase 1 in de periode van week 51 (2017) tot en met week 35 (2018), die buiten het bestek vallen of om andere redenen niet voor rekening van Lindeloof dienen te komen;
  • € 53.940,32 aan meerwerkkosten in de periode week 38 tot en met 48 (2018).
2.35.
Niet alle door Lindeloof gedeclareerde extra kosten zijn door de Gemeente goedgekeurd en betaald. [eiseres] heeft als productie 5 een overzicht in het geding gebracht, waarin staat dat over de periode week 51 (2017) tot en met week 48 (2018) in totaal € 622.520,92 door Lindeloof aan claims op grond van meerwerk/bijbetaling is ingediend, waarvan volgens het overzicht een bedrag van € 390.194,84 onbetaald is gebleven.
2.36.
Op 25 juli 2019 hebben Lindeloof en [eiseres] een akte ondertekend op grond waarvan “
Lindeloof verkoopt en cedeert […] aan [eiseres] […] alle vorderingen die zij met betrekking tot het werk "Reconstructie omgeving Van Montfoortlaan te Hazerswoude-Dorp in de gemeente Alphen aan den Rijn, bestek 815-2547" op de Gemeente heeft”.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank de Gemeente bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 390.194,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2019 en met de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen, kort gezegd, het volgende ten grondslag. [eiseres] vordert betaling van vorderingen van hoofdaannemer Lindeloof in verband met de uitvoering van het Werk, die aan [eiseres] zijn gecedeerd. Lindeloof heeft op het Werk ingeschreven met een tijdplanning die sloot op 28 weken. Daarbij is Lindeloof uitgegaan van de uitspraken van de Gemeente in het Bestek over de afspraken met de nutsbedrijven en de opgenomen termijnen voor de uitvoering en het instandhouden van de sleuven voor het noodtracé en de definitieve kabels en leidingen en tijdelijke voorzieningen. De nutsbedrijven lieten zich bij de uitvoering van het werk echter niet of nauwelijks aansturen en beschikten niet over een concrete en heldere planning. Door het tekortschieten van de nutsbedrijven is het werk van Lindeloof fors uitgelopen. Hierdoor is Lindeloof met extra kosten en schaden geconfronteerd, waarvan € 390.194,84 nog niet is vergoed.
Deze extra kosten komen voor risico van de opdrachtgever en dienen derhalve vergoed te worden door de Gemeente.
In de eerste plaats omdat Lindeloof heeft mogen afgaan op de in het Bestek vermelde tijdsplanning en instandhoudingsduur van sleuven en tijdelijke voorzieningen. De gebleken onjuistheid van die informatie komt voor risico van de opdrachtgever (§ 29 lid 3 en 47 lid 1 UAV 2012).
In de tweede plaats omdat de Gemeente heeft nagelaten van de nutsbedrijven nakoming van de contractuele verplichtingen en vergunningsvoorwaarden te verlangen. Lindeloof kon hierdoor rioleringswerkzaamheden niet uitvoeren, omdat de kabels en leidingen niet in het noodtracé waren gelegd. Daarmee heeft de Gemeente niet voldaan aan de verplichting om ervoor te zorgen dat de aannemer tijdig kan (blijven) beschikken over een terrein waarop het werk moet worden uitgevoerd (§ 5 lid 1 sub c UAV 2012).
In de derde plaats omdat Lindeloof een tijdschema heeft opgesteld dat aansloot bij een planning van 28 weken. Door de gebrekkige samenwerking met de nutsbedrijven, is die termijn meer dan verdubbeld. Op grond van § 26 lid 7 UAV 2012 heeft Lindeloof aanspraak op bijbetaling vanwege deze uitloop, omdat meer van haar werd verlangd dan redelijkerwijs van haar kon worden gevergd.
In de vierde plaats brengt de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de door de nutsbedrijven veroorzaakte vertraging voor rekening van de Gemeente komt, voor zover de contractuele bepalingen en/of de UAV 2012 daarover onvoldoende duidelijkheid geven. Regel in de bouw is dat de opdrachtgever de consequenties draagt, indien een nevenaannemer een door een andere nevenaannemer te verrichten prestatie onmogelijk maakt. Daarnaast was de Gemeente als enige in staat om van de nutsbedrijven te verlangen dat zij zich aan de schema’s en planningen hielden.
3.3.
De Gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De Gemeente vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] veroordeelt tot betaling van:
primair:
een bedrag van € 188.950,62 (op grond van tekortschieten van Lindeloof/ [eiseres] in de nakoming van de coördinatieverplichting in het Bestek);
een bedrag van € 208.126,71 (op grond van onverschuldigde betaling);
een bedrag van € 47.250,- (korting vanwege overschrijding van de bouwtijd, § 1.05.02 Bestek en § 42 UAV 2012);
subsidiair:
a. een bedrag van € 188.950,62 (op grond van onrechtmatig handelen van [eiseres] tegenover de Gemeente).
Daarnaast vordert de Gemeente (zowel primair als subsidiair) veroordeling van [eiseres] tot betaling van rente en kosten (buitengerechtelijk en gerechtelijk).
3.6.
De Gemeente legt, kort weergegeven, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Op grond van de aanbestedingsstukken heeft Lindeloof een verplichting om haar werkzaamheden met de werkzaamheden van de nutsbedrijven te coördineren en de fasering en planning van de werkzaamheden met de nutsbedrijven af te stemmen. Lindeloof is structureel in die coördinatieverplichting tekortgeschoten. Als gevolg daarvan heeft de Gemeente schade geleden, bestaande uit € 188.950,62 aan kosten voor extra inzet van ambtenaren. Die kosten komen op grond van artikel 6:74 BW voor rekening van Lindeloof.
Daarnaast vordert de Gemeente een bedrag van € 208.126,71 terug op basis van onverschuldigde betaling. De Gemeente heeft deze kosten eerder voor haar rekening genomen, maar die kosten zijn gerelateerd aan de nutsbedrijven. Het gaat dan ook om extra werkzaamheden die het gevolg zijn van het tekortschieten van Lindeloof in de nakoming van haar coördinatieverplichting.
Ten derde legt de Gemeente op grond van § 1.05.02 Bestek en § 42 UAV 2012 een korting op de aanneemsom op van € 47.250,- (105 dagen x € € 450,- per dag), omdat het Werk uiterlijk op 4 september 2018 had moeten worden opgeleverd, maar de daadwerkelijke oplevering pas op 18 december 2018 heeft plaatsgevonden.
3.7.
[eiseres] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
rechtsgeldige cessie?
4.1.
[eiseres] vordert in conventie een bedrag van € 390.194,84. Deze vordering behoort oorspronkelijk toe aan Lindeloof. De rechtbank is met [eiseres] van oordeel dat Lindeloof de vordering in de akte van cessie van 25 juli 2019 rechtsgeldig aan [eiseres] heeft overgedragen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
De vordering ziet op extra kosten en schade die Lindeloof in verband met de uitvoering van het Werk heeft moeten dragen, als gevolg van stagnatie die veroorzaakt is door het tekortschieten van de nutsbedrijven. Volgens Lindeloof (en met haar [eiseres] ) komen deze meerkosten op grond van de in april 2017 gesloten aannemingsovereenkomst (en de daarop van toepassing zijnde UAV 2012, meer in het bijzonder paragrafen 5 lid 1, 26 lid 7 en 47 lid 2 UAV 2012) voor rekening van de Gemeente. In de genoemde akte van cessie heeft Lindeloof alle vorderingen die zij met betrekking tot het Werk op de Gemeente heeft aan [eiseres] overgedragen. Duidelijk is dat ook deze vordering daaronder valt. De rechtbank volgt de Gemeente niet in haar verweer dat de akte van cessie niet geldig is, omdat Lindeloof op grond van § 43 lid 1 UAV 2012 alleen het recht op het saldo, bedoeld in § 40 lid 1 UAV 2012, geheel of gedeeltelijk kan cederen. Het in § 40 lid 1 UAV 2012 genoemde saldo betreft het bedrag van de aanneemsom, verhoogd of verlaagd met wat de aannemer overigens op grond van de overeenkomst toekomt of door hem verschuldigd is.
Het Werk is inmiddels opgeleverd en de oorspronkelijke aanneemsom van € 2.150.000,- is betaald. Uit de toelichting van [eiseres] volgt dat er nog twee discussies tussen partijen lopen. Allereerst loopt (buiten deze procedure) nog een discussie tussen Lindeloof en de Gemeente over de eindafrekening van de aanneemsom en het saldo van meer- en minderwerk ter hoogte van € 67.676,11. Daarnaast is Lindeloof van mening dat zij op grond van de overeenkomst nog een aanspraak heeft op bijbetaling ter hoogte van € 390.194,84 vanwege de uitloop van de planning (de vordering in deze procedure). Deze vordering is dan ook een gedeelte van het in § 40 lid 1 genoemde saldo dat – naar de mening van Lindeloof – nog aan Lindeloof toekomt. Reeds uit § 43 lid 1 UAV 2012 volgt dat Lindeloof deze aanspraak aan [eiseres] kan overdragen.
4.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] in de vordering in conventie kan worden ontvangen.
vergoeding stagnatie vanaf 28 weken?
4.4.
Het geschil in conventie komt in de kern op het volgende neer. Lindeloof heeft op het Werk ingeschreven met een planning en uitvoeringsduur van 28 weken na gunning. Zij heeft die tijdsduur ook aangehouden bij haar tijdschema en werkschema voor de uitvoering. De planning van 28 weken is volgens Lindeloof fors uitgelopen door tekortkomingen van de nutsbedrijven, wat voor Lindeloof tot extra kosten en schade heeft geleid. Lindeloof (en met haar in deze procedure [eiseres] ) stelt dat die stagnatieschade (om diverse redenen, zie randnummer 3.2) voor rekening van de Gemeente komt.
4.5.
De Gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat Lindeloof hoe dan ook geen uitloopvergoeding over de periode van 28 weken tot 52 weken na gunning toekomt. In het Bestek is duidelijk bepaald dat de uitvoeringsduur één kalenderjaar na de start van het werk bedraagt. Het tijdschema/versnellen van de planning was geen onderdeel van de EMVI-criteria. Het hanteren en blijven vasthouden aan een planning van 28 weken is de eigen keuze geweest van Lindeloof, aldus – nog steeds – de Gemeente. De Gemeente heeft in dat verband ook gewezen op het voor de definitieve gunning gehouden verificatiegesprek en de daaropvolgende mailwisseling, waarin zowel Lindeloof als de Gemeente hebben bevestigd dat uitloop van de planning voor rekening van Lindeloof is en dat uitloopschade tot 52 weken niet zal worden vergoed (zie 2.11 - 2.13).
4.6.
[eiseres] heeft in reactie op dit betoog van de Gemeente gesteld dat de maximale uitvoeringsduur van 52 weken (de bouwtijd als bedoeld in § 8 UAV 2012) niet hetzelfde is als het algemeen tijdschema (als bedoeld in § 26 UAV 2012). Dat tijdschema zat bij de inschrijving van Lindeloof en voorzag in een uitvoering binnen 28 weken. Dit tijdschema is, met de gunning, door de Gemeente geaccepteerd. Lindeloof heeft op grond van § 26 lid 7 UAV 2012 een aanspraak op bijbetaling, als het tijdschema wordt gewijzigd. De mededeling van de Gemeente dat geen uitloop tot 52 weken wordt vergoed is een eenzijdige interpretatie van de Gemeente die geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst en Lindeloof dus niet bindt, aldus [eiseres] .
4.7.
De rechtbank ziet zich dus allereerst voor de vraag gesteld of en zo ja, welke betekenis in de contractuele verhouding tussen partijen toekomt aan de door Lindeloof gehanteerde planning van 28 weken.
4.8.
Voordat verder wordt ingegaan op de beantwoording van die vraag, stelt de rechtbank het volgende voorop. De overeenkomst tussen partijen is tot stand gekomen na een aanbestedingsprocedure. De aanbestedingsstukken (de Inschrijvingsleidraad, het Bestek, de Nota’s van Inlichtingen) vormen de basis van de aannemingsovereenkomst. Bij de uitleg van stukken uit een aanbestedingsprocedure moet in acht worden genomen dat de aanbestedingsprocedure twee centrale beginselen kent: het beginsel van gelijke behandeling en het transparantiebeginsel. Het transparantiebeginsel impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, zodat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier kunnen interpreteren (vgl. HvJ EG 29 april 2004, ECLI:EU:C:2004:236 (
Succhi di Frutta)). De aanbestedingsstukken dienen daarom te worden uitgelegd naar hun objectieve betekenis (vgl. conclusie A-G. Keus bij HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1265, randnummer 2.5). Dat houdt in dat het aankomt op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de aanbestedingsstukken, gelezen in het licht van de gehele tekst en ook gelezen in het licht van de (eveneens objectief uit te leggen) op de aanbestedingsstukken volgende nota’s van inlichtingen, waarvan alle potentiële inschrijvers kennis hebben kunnen nemen. Bij de uitleg van de aanbestedingsstukken dient de niet in die stukken tot uitdrukking gebrachte opvatting van de opstellers van de aanbestedingsstukken over de uitleg daarvan buiten beschouwing te worden gelaten, omdat die tot ongelijke behandeling zou kunnen leiden.
4.9.
Ook wordt het volgende vooropgesteld. Op het Werk zijn de bepalingen van de UAV 2012 van toepassing. De bepalingen van de UAV 2012 houden, voor zover van belang voor het voorliggende geschilpunt, het volgende in:
§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen
1. De bepalingen van de UAV gelden voor zover daarvan in het bestek niet uitdrukkelijk is afgeweken.
(…)
§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering
1. De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, wordt in het bestek uitgedrukt (…)
(…)
§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan
1. De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een op de aard van het werk afgestemd algemeen tijdschema op.
In dit algemene tijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk materieel en met welke hulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijn onderdelen uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voor elk onderdeel nodig acht.
Tevens wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de voortgang van het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zal dienen te beschikken over datgene waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen. Het algemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die ten aanzien van de uitvoering van het werk in de overeenkomst zijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijke toelichting voorzien.
(…)
7. Wijzigingen door de directie in het goedgekeurde algemene tijdschema of gedetailleerde werkplan aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.”
4.10.
Toegepast op het onderhavige – door de Gemeente aanbestede en uiteindelijk aan Lindeloof opgedragen Werk – betekent dit naar het oordeel van de rechtbank het volgende.
4.11.
Partijen zijn het erover eens dat Werk afwijkt van wat gebruikelijk is, omdat de civiele (riool)werkzaamheden bij dit project gelijktijdig met de verlegging van de nutsvoorzieningen moesten worden uitgevoerd. Het is echter gebruikelijk dat in werken als het onderhavige de nutswerkzaamheden meestal juist afzonderlijk (voorafgaand aan het civiele werk) plaatsvinden. In verband met de gelijktijdige uitvoering van de nutswerkzaamheden zijn in het Bestek – als onderdeel van het Werk van de civiele aannemer (de opdrachtnemer) – werkzaamheden opgenomen ten behoeve van de nutswerkzaamheden (graafwerkzaamheden voor de aanleg, het in stand houden en het verwijderen van een noodtracé en graafwerkzaamheden voor het aanleggen van definitieve kabels en leidingen). Daarbij zijn in het Bestek termijnen voor de instandhouding van de sleuven genoemd (paragrafen 1.05, 28 10 30, en 28 30 40). Verder is in randnummer 28 van het Bestek opgenomen dat over de werkzaamheden aan de nutsvoorzieningen “in het voortraject uitgebreid overleg geweest [is] met de betrokken partijen.” Ook staat in het Bestek dat de Gemeente voor de werkzaamheden van het Bestek, voor zover gecombineerd met het aanpassen van kabels en leidingen, een fasering in hoofdfasen met de nutsbedrijven is afgesproken.
4.12.
Tegelijkertijd is in de aanbestedingsstukken benadrukt dat de gelijktijdige – en grotendeels geïntegreerde – uitvoering van de nutswerkzaamheden een risico vormt, omdat zich bij de uitvoering van de nutsvoorzieningen onverwachte ontwikkelingen en verstoringen (ook in de zin van uitloop) kunnen voordoen. Deze ontwikkelingen en verstoringen kunnen de voortgang van de civiele werkzaamheden beïnvloeden (zie de onder 2.3 en 2.5 weergegeven onderdelen uit de Selectieleidraad en de Inschrijvingsleidraad). In verband daarmee is – als EMVI-criterium – aan de inschrijvers gevraagd om uit te werken hoe zij daarop bij de uitvoering van de civiele werkzaamheden flexibel inspelen. Ook is in het Bestek bepaald dat, in afwijking § 31 lid 2 UAV 2012, de coördinatie, het integreren en het afstemmen van de civiele werkzaamheden op de nutswerkzaamheden door de aannemer moet gebeuren (§ 28 en 01 11 01 Bestek).
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bouwtijd van het Werk (als bedoeld in § 8 UAV 2012) op grond van § 1.05 van het Bestek 52 weken is (gerekend vanaf de start van het Werk). Maar tegelijkertijd staat in § 01 13 06 van het Bestek eveneens dat de aannemer een algemeen tijdschema (als bedoeld in § 26 UAV 2012) moet indienen, waarin onder meer de werkzaamheden van de nutsbedrijven zijn geïntegreerd. Dit tijdschema hoeft niet noodzakelijkerwijs gelijk te lopen aan de bouwtijd. Nergens is in het Bestek of in de andere aanbestedingsstukken bepaald dat het in te dienen algemeen tijdschema moet uitgaan van een uitvoeringsduur van één jaar. Uit het antwoord op de vraag 1 in de Tweede Nota van Inlichtingen volgt juist dat het de aannemer vrijstaat om zelf een tijdsplan te bepalen. Ook staat daarin dat in samenspraak met de bewoners is gekozen voor een relatief korte uitvoeringsperiode. De Gemeente heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat een voorkeur was uitgesproken voor ‘kort en hevig’ (zie ook de Inschrijvingsleidraad, p. 15 en 16). Van belang is ook dat de bouwtijd in 1.05 is uitgedrukt in een maximale tijd: het Werk moet
uiterlijkéén kalenderjaar na de start worden opgeleverd. Nergens is bepaald dat eerdere oplevering niet mogelijk of wenselijk is. Uit de aanbestedingstukken volgt dan ook dat het de opdrachtnemer vrijstaat om een algemeen tijdschema in te dienen dat uitgaat van een kortere uitvoeringsduur dan de voorgeschreven maximale bouwtijd van één jaar.
4.14.
Op zichzelf stelt de Gemeente terecht dat het versnellen van de uitvoeringsduur op dit Werk geen EMVI-criterium was. Daar staat tegenover dat de inschrijvers in het kader van het EMVI-criterium ‘flexibiliteit t.a.v. door derden uit te voeren werkzaamheden’ (dat ziet op de afstemming met de gelijktijdige werkzaamheden van de nutsbedrijven) wel is gevraagd om op voorhand een planning te overleggen, die inzicht geeft in de fasering van de werkzaamheden en de samenhang met de aanpassing van de nutsvoorzieningen, en ook inzichtelijk maakt hoe wordt ingespeeld op onverwachte ontwikkelingen en verstoringen (Inschrijvingsleidraad, p. 19, zie ook 2.5). De Gemeente heeft dus wel al in de inschrijvingsfase – in verband met de (complicerende) gelijktijdige en grotendeels geïntegreerde uitvoering van de nutswerkzaamheden – aan de inschrijvers gevraagd om op voorhand over een tijdsplanning na te denken en deze ter beoordeling in te leveren. Ook hierbij is niet bepaald dat die planning moet uitgaan van een uitvoeringsduur van 52 weken.
4.15.
Lindeloof heeft daarop haar Plan van Aanpak ingediend, met een planning en fasering met een uitvoeringsduur van 28 weken (productie 4 bij dagvaarding). Lindeloof heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat zij op die planning ook haar inschrijfprijs had afgestemd en dat een langere uitvoeringsduur tot hogere kosten leidt. Vervolgens heeft de Gemeente, na de voorlopige gunningsbeslissing, een verificatiegesprek met Lindeloof gehouden. Partijen zijn het erover eens dat de Gemeente tijdens dat gesprek heeft uitgesproken dat zij de planning van 28 weken niet realistisch vond. De Gemeente heeft aan Lindeloof opdracht gegeven om het Plan van Aanpak op een aantal onderdelen, waarover de Gemeente vragen had, te verduidelijken (onder meer ten aanzien van de optimalisatie van de planning). Lindeloof heeft daarop op 3 april 2017 een nadere toelichting ingediend. In die toelichting is Lindeloof bij de planning van 28 weken gebleven. Lindeloof heeft een verdere toelichting gegeven op de door haar voorgenomen planning en fasering. Ook heeft Lindeloof toegelicht hoe zij een korte doorlooptijd denkt te kunnen realiseren. Daarbij heeft Lindeloof wel het belang van de LEAN-sessies benadrukt. Lindeloof heeft ook verklaard dat de planning in de LEAN-sessies zal worden geoptimaliseerd en dat de uitkomst van de LEAN-sessies uiteindelijk de definitieve planning bepaalt.
4.16.
Vast staat dat de Gemeente de door Lindeloof verstrekte nadere toelichting vervolgens als voldoende antwoord op haar vragen/twijfel heeft aanvaard (‘optimalisatie planning = akkoord’) en de opdracht definitief aan Lindeloof heeft gegund. Weliswaar hebben beide partijen daarbij ook opmerkingen gemaakt over het risico van uitloop van de planning van 28 weken, maar daar gaat de rechtbank hierna nog op in.
4.17.
Het bovenstaande brengt de rechtbank tot het volgende oordeel. Lindeloof heeft bij het Plan van Aanpak een planning van 28 weken ingediend, met daarin een werkvolgorde en een tijdsduur per onderdeel (productie 4 bij dagvaarding). Ook de aanleg van het noodtracé en de aanleg van het definitieve tracé voor de nutsvoorzieningen zijn hierin opgenomen. Lindeloof heeft de planning en fasering in de nadere toelichting nog verder verduidelijkt.
De rechtbank is met [eiseres] van oordeel dat deze planning de kenmerken heeft van een op de aard van het werk afgestemd algemeen tijdschema, zoals gevraagd in § 26 lid 1 UAV 2012 en § 01 13 06 02 van het Bestek. De Gemeente heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze planning niet als algemeen tijdschema kan worden aangemerkt. De Gemeente voert weliswaar aan dat de tijdsplanning ‘onvoldoende gedetailleerd’ is om als algemeen tijdschema in de zin van § 26 lid 1 UAV 2012 te kunnen worden aangemerkt, maar de Gemeente heeft niet nader toegelicht waarom dat zo is.
4.18.
Op zichzelf wijst de Gemeente terecht op de omstandigheid dat Lindeloof op het project een LEAN-planning zou gaan hanteren. Afhankelijk van de uitkomst van de samen met de nutsbedrijven te houden LEAN-sessies zou de planning na de gunning en tijdens het Werk voortdurend verder worden geoptimaliseerd en aangepast. In zoverre was de planning van 28 weken nog uitdrukkelijk voorlopig. Bepleit zou kunnen worden dat het tijdschema pas tijdens de LEAN-sessies zou worden vastgesteld en dat de planning van 28 weken in het Plan van Aanpak in zoverre zonder betekenis is.
4.19.
De rechtbank oordeelt echter anders. Doorslaggevend is dat in het Bestek de verplichting op de aannemer is gelegd om een tijdschema op te stellen, waarin de werkzaamheden van de nutsbedrijven zijn geïntegreerd. Lindeloof heeft deze verplichting nadrukkelijk aanvaard. Feitelijk heeft de Gemeente al tijdens de inschrijvingsfase gevraagd om al op voorhand een dergelijk tijdschema op te stellen. De Gemeente heeft daartoe ook een met de nutsbedrijven afgesproken fasering op hoofdfasen aan Lindeloof verstrekt, zodat Lindeloof inzichtelijk kon maken hoe zij de aanpassingen van de nutsvoorzieningen in haar planning zou betrekken en hoe zij hierin flexibel inspeelt op verstoringen (zie rechtsoverwegingen 4.13 en 4.14). In antwoord op die uitvraag heeft Lindeloof (als onderdeel van haar Plan van Aanpak) een planning en fasering van 28 weken opgesteld, inclusief de werkzaamheden voor de aanpassingen van de nutsbedrijven. De rechtbank is met [eiseres] van oordeel dat de Gemeente door de definitieve gunning deze planning heeft aanvaard. Een andere opvatting zou erop neerkomen dat de Gemeente wel het Plan van Aanpak van Lindeloof met het voornemen tot LEAN-planning en alle versnellingsmaatregelen heeft aanvaard, maar tegelijkertijd de planning van 28 weken – die deel uitmaakt van datzelfde plan en zelf door de Gemeente is uitgevraagd – heeft verworpen. Die opvatting kan niet als juist worden aanvaard. De Gemeente heeft ook geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de planning in beginsel niet als tijdschema is goedgekeurd. De directievoerder ( [toenmalig directievoerder Gemeente] ) heeft in een e-mail van 24 april 2017, na de eerste LEAN-sessie, juist aan Ziggo geschreven:
“15 mei starten de werkzaamheden definitief en komt de trein in beweging, om uiteindelijk pas na minimaal 28 weken weer tot stilstand te komen als de werkzaamheden gereed zijn.”Dat bevestigt dat de Gemeente het tijdschema van 28 weken als uitgangspunt voor de uitvoering neemt.
4.20.
De rechtbank volgt de Gemeente dan ook niet in haar stelling dat partijen voor de planning de uitvoeringsduur van 52 weken hebben gehanteerd (randnummers 9.10 en 9.13). Gesteld noch gebleken is immers dat er een algemeen tijdschema is opgesteld dat uitgaat van een uitvoeringsduur van 52 weken, terwijl § 26 UAV 2012 en het Bestek wel vereisen dat de aannemer een tijdschema opstelt. Het enige bekende tijdschema dat is opgesteld, is de door Lindeloof uitgewerkte planning van 28 weken.
4.21.
De rechtbank is op grond van al het vorenstaande van oordeel dat de door Lindeloof opgestelde planning van 28 weken tussen Lindeloof en de Gemeente in beginsel als algemeen tijdschema in de zin van § 26 UAV 2012 is overeengekomen. Daaraan doet niet af dat Lindeloof de planning na de gunning door middel van LEAN-planning samen met alle betrokken partijen verder zou afstemmen en optimaliseren. Het tijdschema is immers niet meer dan een leidraad voor partijen (in dit geval Lindeloof en de Gemeente). Dit tijdschema schept voor de aannemer geen extra verplichtingen bovenop of naast zijn verplichtingen uit de overeenkomst (§ 26 UAV 2012 lid 5 UAV 2012). Binnen de grenzen van de overeenkomst had Lindeloof ruimte om de planning tijdens de voorbereiding en de uitvoering, afhankelijk van de LEAN-sessies, aan te passen en bij te stellen. Het enkele wijzigen van het tijdschema van 28 weken geeft Lindeloof ook geen aanspraak op bijbetaling. Bijbetaling is pas aan de orde wanneer door de wijziging meer van Lindeloof wordt verwacht dan redelijkerwijs van de aannemer kan worden gevergd (§ 26 lid 7 UAV 2012). Naar het oordeel van de rechtbank wegen de toezeggingen van Lindeloof over het hanteren van een LEAN-planning wel mee bij de beoordeling of Lindeloof op basis van deze maatstaf aanspraak kan maken op bijbetaling, vanwege wijzigingen in het tijdschema van 28 weken. Op de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank hierna nog in.
4.22.
De Gemeente heeft nog een beroep gedaan op de mededeling van [projectleider Gemeente] voorafgaand aan de definitieve gunning dat de Gemeente vanaf 28 weken tot 52 weken geen uitloopplanning zal vergoeden (zie 2.13). Dit beroept slaagt niet. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.23.
In het Bestek is bepaald dat de aannemer een op het werk afgestemd algemeen tijdschema als bedoeld in § 26 lid 1 UAV 2012 moet opstellen, waarin onder meer de aan hem bekendgemaakte werkzaamheden van de nutsbedrijven zijn geïntegreerd. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat Lindeloof dat heeft gedaan en dat dit schema is goedgekeurd. Op grond van § 26 lid 7 UAV 2012 heeft de aannemer in dat geval – onder de in dat artikel geschetste voorwaarden – een recht op bijbetaling. In het Bestek staat nergens dat § 26 lid 7 UAV 2012 niet op dit Werk van toepassing is. Evenmin staat ergens anders in de aanbestedingsstukken dat de Gemeente onder geen omstandigheid uitloopplanning zal vergoeden tot 52 weken wanneer het door de aannemer opgestelde algemeen tijdschema van een kortere uitvoeringsduur uitgaat (wat op grond van het Bestek kan, zie hiervoor 4.13). De inschrijvers hebben dan ook op grond van de aanbestedingsstukken mogen begrijpen dat het hen vrijstaat om een algemeen tijdschema op te stellen voor een kortere duur van 52 weken, zonder dat zij daarbij het in § 26 lid 7 UAV 2012 gegeven recht op bijbetaling bij wijziging van die planning verliezen.
4.24.
[eiseres] stelt terecht dat het de Gemeente op grond van het onder 4.8 genoemde transparantiebeginsel niet vrijstaat om die laatste voorwaarde in de onderlinge relatie tussen Lindeloof en de Gemeente alsnog te bedingen. Daarmee zou de Gemeente immers eenzijdig afwijken van dat wat de inschrijvers (ook Lindeloof) op basis van de aanbestedingsstukken mochten verwachten. Daarom komt aan de door de Gemeente gedane mededeling geen betekenis toe. De Gemeente kan niet eenzijdig achteraf de toepassing van § 26 lid 7 UAV 2012 ter zijde stellen.
4.25.
De rechtbank volgt de Gemeente evenmin – andersom – in haar stelling dat Lindeloof zelf in het verificatiegesprek heeft verklaard dat uitloop van 28 weken volledig en onder alle omstandigheden voor haar risico is. De Gemeente doelt op de mededeling die Lindeloof op 3 april 2017 in de nadere toelichting op het Plan van Aanpak heeft gedaan, onder punt 9:
“Als Nuts uitloopt wordt het inderdaad lastiger om de 28 weken te handhaven. Echter dit is risico aannemer, wij zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de LEAN sessies en de wijze waarop dit wordt afgestemd met de NUTS partijen. Belangrijk hierin zijn de afspraken die door de opdrachtgever gemaakt zijn in het voortraject en toegevoegd zijn aan het bestek.”
4.26.
Anders dan de Gemeente betoogt, leest de rechtbank hierin niet terug dat Lindeloof verklaart dat alle uitloop van de planning van 28 weken voor haar eigen risico is en volledig verantwoordelijk te zijn voor (het gebrek aan voortgang van) de werkzaamheden van nevenaannemers, ongeacht de oorzaak daarvan. Lindeloof koppelt het eigen uitlooprisico duidelijk aan haar verantwoordelijkheid om LEAN-sessies te houden en de afstemming te zoeken met de nutsbedrijven. Ook wijst Lindeloof op het belang van de in het Bestek opgenomen afspraken die de Gemeente zelf in het voortraject met de nutsbedrijven heeft gemaakt. Lindeloof heeft hiermee dan ook niet volledig afstand gedaan van haar recht op uitloopvergoeding op basis van § 26 lid 7 UAV 2012. In hoeverre uitloop van de planning voor risico van Lindeloof komt, komt hierna aan de orde. Daarbij worden ook de door Lindeloof genoemde aspecten (Lindeloof is verantwoordelijk voor de LEAN-sessies, maar daarbij zijn ook de afspraken die in het voortraject zijn gemaakt van belang) verder besproken.
4.27.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het standpunt van de Gemeente dat Lindeloof
hoe dan ookgeen recht heeft op vergoeding van kosten en schaden wegens uitloop vanaf 28 weken tot 52 weken na gunning, niet slaagt. De planning van 28 weken is als algemeen tijdschema door de Gemeente aanvaard. Dat betekent dat [eiseres] op grond van § 26 lid 7 UAV 2012 – onder de in die bepaling genoemde voorwaarden – aanspraak kan maken op bijbetaling vanwege aangebrachte wijzigingen in het tijdschema.
stagnatievergoeding o.b.v. § 26 lid 7 UAV 2012?
4.28.
De centrale vraag is of Lindeloof tegenover de Gemeente aanspraak kan maken op bijbetaling, omdat Lindeloof als gevolg van uitloop en andere omstandigheden aan de kant van de nutsbedrijven en hun aannemers haar planning van 28 weken niet heeft kunnen nakomen. De rechtbank beantwoordt die vraag aan de hand van de maatstaf van § 26 lid 7 UAV 2012.
4.29.
Het recht op bijbetaling op grond van paragraaf 26 lid 7 UAV 2012 ziet op het geval dat de (door de opdrachtgever aangewezen) directie wijzigingen aanbrengt in het goedgekeurde tijdschema. Dit sluit ook de situatie in dat een planningswijziging noodzakelijk wordt als gevolg van omstandigheden die voor rekening van de opdrachtgever komen. Daaronder kunnen – afhankelijk van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval – ook vertragingen veroorzaakt door aannemers die in opdracht van andere opdrachtgevers werken vallen. Daarnaast hanteert § 26 lid 7 UAV 2012 als maatstaf dat de aannemer in dat geval alleen recht heeft op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
4.30.
Bij de beantwoording van de vraag in hoeverre Lindeloof op basis van het bovenstaande aanspraak heeft op een vergoeding van stagnatieschade vanaf 28 weken, gelden naar het oordeel van de rechtbank de volgende uitgangspunten.
omvang van de coördinatieverplichting
4.31.
De rechtbank stelt voorop dat de nutsbedrijven en hun aannemers ten opzichte van het Werk een derde partij zijn. De nutswerkzaamheden en de civiele werkzaamheden moeten gelijktijdig en deels geïntegreerd worden uitgevoerd, maar Lindeloof heeft als aannemer die in opdracht van de Gemeente werkt geen zeggenschap over de nutsbedrijven of hun aannemers. Tussen Lindeloof en de nutsbedrijven en hun aannemer bestaat geen contractuele rechtsverhouding. Er is geen coördinatieovereenkomst tussen deze partijen gesloten. Het Bestek verplicht Lindeloof ook niet tot het sluiten van zo’n overeenkomst. Dat betekent dat de remedies die Lindeloof ten opzichte van de nutsaannemers heeft om hen op het niet nakomen van (plannings)afspraken aan te spreken, beperkt zijn.
4.32.
Het bovenstaande betekent ook dat er richting de nutsbedrijven een rol voor de Gemeente blijft bestaan. Weliswaar heeft Lindeloof met betrekking tot de planning en de uitvoering van de gelijktijdige werkzaamheden een coördinatieverplichting op zich genomen, maar dat is een inspanningsverplichting die bovendien begrensd is (zie hierna). Hiermee heeft Lindeloof niet tevens het risico van vertragingen of verstoringen die zijn veroorzaakt door de nutsbedrijven volledig van de Gemeente overgenomen. Dat risico blijft in de onderlinge verhouding tussen de Gemeente en Lindeloof uiteindelijk bij de Gemeente liggen, mits aan de navolgende voorwaarden is voldaan.
4.33.
Tussen partijen is niet in geschil dat Lindeloof in verband met de gelijktijdige werkzaamheden van de nutsbedrijven een coördinatieplicht heeft. De rechtbank is op zichzelf met [eiseres] eens dat deze coördinatieplicht – afgaand op het Bestek – slechts verplicht tot afstemming met de aannemer van de nutsbedrijven en niet zozeer met de nutsbedrijven zelf. In de paragrafen 1.05, 28 en 84 10 10 van het Bestek wordt immers telkens gesproken over afstemming van de planning en de werkzaamheden met de nutsaannemer (een nevenaannemer die in opdracht van een derde werkt). Daar staat echter tegenover dat de Gemeente in het kader van het EMVI-criterium ‘flexibiliteit’ aan Lindeloof heeft gevraagd hoe zij de werkzaamheden uit het Bestek zal opzetten en afstemmen op de aanpassing van de nutswerkzaamheden. De Gemeente heeft daarmee onmiskenbaar gevraagd naar de wijze waarop Lindeloof invulling zal gaan geven aan de coördinatieverplichting. Lindeloof heeft daarop – als kern van haar Plan van Aanpak – beschreven dat zij door middel van LEAN-planning (acht LEAN-sessies,
weekly standsen
daily stands) een planning van 28 weken denkt te kunnen realiseren en te kunnen handhaven. De rechtbank is met de Gemeente van oordeel dat de coördinatieverplichting en het Plan van Aanpak niet los van elkaar kunnen worden gezien. Het Plan van Aanpak bepaalt mede hoe Lindeloof uitvoering zal geven aan de coördinatieverplichting. De Gemeente betoogt dan ook terecht dat zij in het kader van de coördinatieverplichting van Lindeloof mag verlangen dat Lindeloof alle LEAN-verplichtingen nakomt die Lindeloof in het Plan van Aanpak heeft toegezegd. Dat betekent ook dat Lindeloof zich ertoe heeft verbonden om bij de acht LEAN-sessies ook de nutsbedrijven zelf te betrekken. Dat volgt immers uit het Plan van Aanpak
(“Vanaf de start van het project betrekken wij de K&L beheerders en aannemers bij het project. “(…) “Direct na gunning optimaliseren wij de planning door middel van onze, bij meerdere projecten bewezen, LEAN sessie waarbij we de gehele keten betrekken. Wij nodigen de opdrachtgever, onderaannemers en nevenaannemers uit. (…) Het resultaat is een planning waar iedereen achter staat. Dit doen we ook voor iedere fase (totaal 8 sessies)”.
4.34.
Wel geldt, zoals hiervoor al is vooropgesteld, dat de coördinatieverplichting een inspanningsverbintenis is. Daarnaast kent de coördinatieverplichting naar zijn omvang grenzen. Op grond van de coördinatieverplichting mag van Lindeloof worden verlangd dat zij de planning van de civiele werkzaamheden (in tijd, werkvolgorde en plaats) afstemt met de werkzaamheden van de nutsaannemers. Lindeloof dient ervoor te zorgen dat de onderlinge werkzaamheden plantechnisch op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast mag van Lindeloof worden verlangd dat zij – als onderdeel van haar LEAN-verplichtingen – enige inspanning levert om van de nutsaannemer de benodigde informatie te krijgen over de voortgang van de werkzaamheden en de actuele stand van zaken met betrekking tot de afgesproken planning, zodat wordt geïnventariseerd waar zich vertraging en/of knelpunten voordoen en met de nutsaannemer kan worden besproken welke maatregelen kunnen worden genomen om knelpunten op te lossen.
4.35.
Lindeloof is echter niet verantwoordelijk voor de wijze waarop de nutsaannemers hun werkzaamheden uitvoeren. Noch uit het Bestek, noch uit het Plan van Aanpak volgt dat Lindeloof (als civiele aannemer) toezicht moet houden op de wijze waarop de uitvoerders van de nutsbedrijven de nutswerkzaamheden uitvoeren. Hiervoor is al overwogen dat er geen coördinatieovereenkomst is gesloten en dat Lindeloof geen remedies tot haar beschikking heeft om, zo nodig, van de nutsaannemers of de nutsbedrijven nakoming van de afspraken af te dwingen. Weliswaar mag van Lindeloof worden verlangd dat zij tijdig, en in elk geval in het kader van de wekelijkse voortgangsgesprekken (
weekly stands) vertragingen in de uitloop van de gezamenlijk afgesproken planning en de gevolgen daarvan voor de voortgang van de civiele werkzaamheden met de uitvoerders van de nutsbedrijven bespreekt, maar de rechtbank volgt de Gemeente niet in haar betoog dat het bij niet nakoming van die afspraken aan Lindeloof is om op te schalen naar de opdrachtgever van de nutsaannemers (de nutsbedrijven) of de nutsbedrijven schriftelijk aan te spreken op het niet nakomen van de planningsafspraken (ingebrekestelling). Het ligt in de onderlinge verhouding tussen Lindeloof en de Gemeente eerder op de weg van de Gemeente
om in een dergelijk geval naar de nutsbedrijven door te schakelen. Wel kan van Lindeloof worden verlangd dat zij, indien aan de orde en om onnodige vertraging te voorkomen, stagnaties in de uitvoering van de werkzaamheden aan de zijde van de nutsbedrijven tijdig meldt bij de Gemeente, zodat de Gemeente het gesprek met de nutsbedrijven kan aangaan.
4.36.
Voor de beantwoording van de vraag of Lindeloof op grond van § 26 lid 7 UAV 2012 recht heeft op bijbetaling vanwege een wijziging van het tijdschema van 28 weken door vertragingen of tekortkomingen bij de uitvoering van de nutswerkzaamheden, betekent het bovenstaande het volgende. Op grond van voornoemde bepaling heeft Lindeloof alleen recht op bijbetaling indien (i) de wijziging van het overeengekomen algemeen tijdschema niet aan haar kan worden toegerekend en (ii) door de wijziging meer van Lindeloof wordt gevraagd dan redelijkerwijs van haar kan worden gevergd. Als uitgangspunt geldt dat Lindeloof geen vergoeding van extra kosten of stagnatieschade kan vorderen voor planningsuitloop die het gevolg is van het niet-nakomen van haar eigen coördinatieverplichting. In dat geval heeft Lindeloof immers niet alles gedaan wat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd en moet de wijziging van de planning aan haar worden toegerekend. Naast deze coördinatieverplichting geldt bovendien dat Lindeloof in haar Plan van Aanpak ook maatregelen heeft opgenomen om vertraging te beperken. Ten eerste heeft Lindeloof ‘een soepele uitvoering en waar nodig een flexibele toepassing’ beloofd (Plan van Aanpak, 4.3 ‘Flexibiliteit’). Daarnaast heeft Lindeloof een aantal
versnellingsmaatregelen genoemd om dreigende uitloop op te vangen (zoals twee ploegen dienst en zaterdagen als werkdag). De aan die flexibiliteit verbonden kosten worden geacht in de prijs te zijn begrepen en geven geen grond voor een aanspraak op een extra vergoeding (zie het Bestek, 85 en 850040).
4.37.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het aan de aannemer die bijbetaling vordert om te stellen en zo nodig te bewijzen dat aan de in § 26 lid 7 UAV 2012 geformuleerde voorwaarden voor het ontstaan van een recht op bijbetaling is voldaan. Dat betekent dat het in conventie aan [eiseres] (als rechtsopvolger van Lindeloof) is om tegenover de betwisting van de Gemeente voldoende gemotiveerd te stellen en, indien nodig, te bewijzen dat Lindeloof aan al haar inspanningsverplichtingen uit het Plan van Aanpak en ook overigens aan haar coördinatieverplichting heeft voldaan (en dat Lindeloof dus alles heeft gedaan, wat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd). Het beroep van [eiseres] op de uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de bouw van 11 februari 2013, nr. 33.115 (waarin de bewijslast van het schenden van de coördinatieverplichting op de opdrachtgever rustte) gaat in conventie in elk geval niet op, omdat het in die zaak de opdrachtgever was die schadevergoeding vorderde wegens schending van de coördinatieverplichting (r.o. 32 van de uitspraak). In dat geval draagt op grond van artikel 150 Rv de opdrachtgever de bewijslast. Hier is dat anders.
verstrekte informatie tijdens de inschrijvingsfase
4.38.
Bij het bovenstaande dient wel het volgende in aanmerking te worden genomen. Vast staat dat Lindeloof het door haar opgestelde algemeen tijdschema van 28 weken mede heeft gebaseerd op informatie die door de Gemeente tijdens de inschrijvingsfase is verstrekt over de in het tijdschema te integreren werkzaamheden voor de nutsbedrijven. In het Bestek staat dat de Gemeente met de nutsbedrijven afspraken heeft gemaakt over een fasering in hoofdfasen met betrekking tot de gecombineerde werkzaamheden van het bestek en de aanpassingen van de kabels en leidingen. Die fasering is – zo begrijpt de rechtbank – weergegeven op tekening 2547-2014-016, die samen met het Bestek aan Lindeloof was verstrekt. De rechtbank is met [eiseres] van oordeel dat Lindeloof bij het opstellen van haar planning ervan mocht uitgaan dat de op deze tekening weergegeven fasering vooraf tussen de Gemeente en de nutsbedrijven was afgestemd en was akkoord bevonden. Dit volgt onder meer uit randnummer 28 van het Bestek. Voor zover Lindeloof de door haar bedachte planning en fasering van 28 weken na gunning heeft moeten wijzigen, omdat de nutsbedrijven en/of hun aannemers na gunning afweken van de op de tekening weergegeven fasering, komt dat niet voor rekening van Lindeloof, maar voor rekening van de Gemeente. De Gemeente draagt als opdrachtgever immers de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens haar verstrekte gegevens (vergelijk § 29 lid 3 UAV 2012).
4.39.
Het bovenstaande geldt ook voor de vermelding in het Bestek dat de aannemer voor de aanleg van het noodtracé voor de nutsvoorzieningen rekening moet houden met een uitvoeringsduur van minimaal zes weken en maximaal tien weken (bestekpost 281030) en voor de aanleg van het definitieve tracé voor de nutsvoorzieningen rekening moet houden met een uitvoeringsduur van minimaal drie weken en maximaal vijf weken (bestekpost 283040). In de toelichting op dit bestekonderdeel (28) heeft de Gemeente geschreven dat er in het voortraject uitgebreid overleg is geweest met de betrokken partijen. Lindeloof mocht op basis van die informatie ervan uitgaan dat de nutsbedrijven niet langer dan tien weken (voor het noodtracé) respectievelijk vijf weken (voor het definitieve tracé) nodig hadden. Lindeloof mocht daarmee in beginsel rekenen voor haar eigen planning. De term ‘
maximaaltien weken’ samen met de mededeling dat uitgebreid vooroverleg heeft plaatsgevonden wekt het gerechtvaardigd vertrouwen dat de Gemeente en de nutsbedrijven hierover hebben gesproken en tot de inschatting zijn gekomen dat de aanleg van het noodtracé, het verwijderen en omleggen daarvan en het aanleggen van nieuwe kabels en leidingen in elk geval niet langer zullen duren dan het maximale tijdsbestek dat in de bestekposten 281030 en 283040 is genoemd. Dat die termijnen slechts ‘ter indicatie zijn’ of berusten op aannames, zoals de Gemeente in deze procedure heeft betoogd, blijkt nergens uit. Indien dat zo was bedoeld, had de Gemeente dat duidelijk moeten maken.
4.40.
Als uitgangpunt geldt dan ook dat voor zover de tijdsplanning van 28 weken is uitgelopen, omdat de nutsbedrijven een andere werkvolgorde aanhielden dan op de faseringstekening was weergegeven of omdat de werkzaamheden langer duurden dan de maximale termijnen in het Bestek, die uitloop in beginsel voor rekening van de Gemeente komt. Dat in de aanbestedingsstukken is gewaarschuwd dat ‘werkzaamheden en planning van de nutsbedrijven wijzigen tijdens realisatie’ (Selectieleidraad, p. 4) en is gewaarschuwd dat nutswerkzaamheden naar hun aard met veel onzekerheden zijn omgeven, doet daaraan niet af. Zwaarder weegt dat Lindeloof op de betrouwbaarheid van de in het Bestek vermelde afspraken over werkvolgorde en werkduur mocht afgaan (zie hiervoor) en dat aan Lindeloof is gevraagd om mede op basis van die informatie een planning in te dienen.
verdere beoordeling m.b.t. uitloop planning
4.41.
Meer concreet toegepast op het gevorderde in conventie betekent het bovenstaande het volgende.
4.42.
Partijen zijn het erover eens dat de planning van 28 weken, gerekend vanaf de start op 4 september 2017, is uitgelopen tot 67 weken. Partijen zijn het ook erover eens dat een groot deel van die uitloop is veroorzaakt door vertragingen en andere omstandigheden die zijn gerelateerd aan de nutswerkzaamheden. [eiseres] vordert in verband met die uitloop, als vertragingsschade, extra kosten voor inzet personeel en materiaal over de periode van week 51 (2017) tot en met week 37 (2018).
4.43.
Beoordeeld moet worden of en in hoeverre die vertraging voor rekening van de Gemeente komt, en in hoeverre voor rekening van Lindeloof. Daarvoor zijn de hiervoor gegeven uitgangspunten van belang. Onder meer moet inzichtelijk worden of Lindeloof aan haar coördinatieverplichting heeft voldaan en of Lindeloof ook overigens alles heeft gedaan wat zij in haar Plan van Aanpak heeft beloofd, om de vertraging van het Werk tegen te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het debat in dit stadium nog onvoldoende gevoerd om dit al genoeg inzichtelijk te krijgen.
4.44.
Enerzijds zijn er uit de ingebrachte correspondentie en verslagen omstandigheden te destilleren die erop wijzen dat de oorzaak van de uitloop buiten de macht van Lindeloof lag en – gegeven wat hiervoor is vastgesteld over de omvang van de coördinatieverplichting en de risicoverdeling tussen partijen – voor rekening van de Gemeente komt:
  • De vooraf met de nutsbedrijven afgesproken werkvolgorde moest tijdens de eerste LEAN-sessie op verzoek van Liander worden gewijzigd (invoeging bouwfase 0) (2.16, 2.17).
  • De in het Bestek vermelde maximale termijnen voor de instandhouding van tijdelijke sleuven en definitieve sleuven zijn geen van alle gehaald (conclusie van antwoord in reconventie, randnummer 50).
  • De nutsbedrijven werkten met te weinig capaciteit en te korte werktijden (2.23).
  • In de relatie tussen de nutsbedrijven en hun aannemer ( [aannemer Liander] ) spelen problemen, waarbij [aannemer Liander] stelt dat zij niet weet wat zij moet doen en haar opdracht onvolledig is, terwijl de nutsbedrijven verklaren dat alle werkplannen en contracten duidelijk zijn (2.25, 2.26).
  • Alle partijen zijn het erover eens dat de nutsbedrijven afspraken niet nakomen, hoeveel energie de Gemeente, Lindeloof en [eiseres] er ook insteken. En ook de nutsaannemer vaart zijn eigen koers (2.28, 2.29).
  • Lindeloof heeft het werk op 25 januari 2018 stilgelegd, omdat in het werkterrein onder spanning staande kabels en leidingen werden aangetroffen, ondanks dat de nutsbedrijven hadden verklaard dat het tracé vrij van kabels en leidingen zou zijn (conclusie van antwoord in reconventie, 45, zie ook 2.27).
4.45.
Anderzijds bevatten de ingebrachte stukken ook aanknopingspunten voor de stelling van de Gemeente Lindeloof haar toegezegde inspanningsverplichtingen en andere maatregelen uit het Plan van Aanpak niet altijd is nagekomen:
  • Lindeloof heeft op 4 oktober 2017 verklaard dat zij te weinig grip op het project heeft en dat het project te positief is ingeschat (2.21).
  • De toenmalige projectleider van Lindeloof functioneerde niet naar behoren en is in oktober 2017 vervangen door [projectmanager Lindeloof] (2.28).
  • Lindeloof heeft pas opgeschaald na meermalen indringend verzoeken van de Gemeente (2.28).
  • Volgens [aannemer Liander] wordt de complexiteit van het werk veroorzaakt door de fasering die zij moet volgen van de civiele aannemer (terwijl Lindeloof in het Plan van Aanpak heeft verklaard de werkvolgorde van de nutsbedrijven te volgen en door middel van LEAN-planning voortdurend de planning actualiseert en knelpunten en raakvlakken met de werkzaamheden van derden beheerst) (2.26).
  • [eiseres] heeft tegenover de betwisting van de Gemeente nog onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd dat alle in het Plan van Aanpak opgenomen acht LEAN-sessies zijn gehouden en ook overigens aan alle LEAN-(inspannings)verplichtingen is voldaan.
4.46.
De rechtbank overweegt, naar de huidige stand en bij wijze van voorlopig oordeel, dat de overschrijding van de uitvoeringsduur in overwegende mate, maar zeker niet voor het geheel, voor rekening van de Gemeente dient te komen. De precieze verdeling zal aan de hand van het nadere debat concreter moeten worden vastgesteld.
4.47.
Bovendien rijst, in het verlengde van het bovenstaande, de vervolgvraag in hoeverre de voor rekening van de Gemeente komende omstandigheden aan de vertraging van het Werk hebben bijgedragen en in hoeverre een tekortschieten of nalaten van Lindeloof (in haar coördinatieverplichting of andere maatregelen in het Plan van Aanpak) aan die vertraging heeft bijgedragen. Ook die vraag laat zich voor nu nog onvoldoende beantwoorden en leent zich voor een nader partijdebat. De rechtbank merkt daarbij op dat het causaal verband zich achteraf waarschijnlijk lastig nauwkeurig zal laten vaststellen, aangezien de coördinatieverplichting van Lindeloof en de door de nutsbedrijven veroorzaakte vertraging onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en op elkaar inwerken. Ook moet worden bezien hoe de werkvolgorde en termijnen die in het Bestek zijn genoemd zich verhouden tot de daadwerkelijke werkvolgorde en uitvoeringsduur, en in hoeverre Lindeloof de invloed van die wijzigingen/vertragingen nog door middel van haar toegezegde LEAN-verplichtingen had kunnen beperken.
4.48.
Ten slotte merkt de rechtbank het volgende op. Uit de stellingen van Lindeloof volgt dat zij de door haar opgestelde planning van 28 weken voorafgaand aan de inschrijving niet met de nutsbedrijven heeft afgestemd. Weliswaar staat als onvoldoende weersproken vast dat [eiseres] in de persoon van [projectleider eiseres] contact gehad met Liander, KPN, Oasen en [aannemer Liander] (conclusie van antwoord in reconventie, 28), maar daarbij is – zo begrijpt de rechtbank uit de toelichting van [eiseres] – alleen het Plan van Aanpak (dat wil zeggen: het voornemen om samen te werken op basis van een LEAN-planning) besproken, niet zozeer de tijdsplanning van 28 weken zelf. Juist op dat onderdeel was de informatie nog beperkt, aangezien de Gemeente desgevraagd tijdens de inschrijvingsfase heeft verklaard dat er nog geen detailplanning van de aannemer(s) van de nutsbedrijven beschikbaar was (1e Nota van Inlichtingen, vraag 34). De rechtbank verzoekt partijen zich uit te laten over de vraag of onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van Lindeloof kon worden gevergd dat zij de door haar bedachte planning vóórafgaand aan de inschrijving al met de nutsbedrijven en nutsaannemers (voor zover bekend) had gedeeld, ondanks dat de rechtbank in dit vonnis heeft geoordeeld dat Lindeloof mocht afgaan op de in het Bestek vermelde termijnen en de werkvolgorde op de tekeningen (zie 4.39- 4.41). Indien partijen van mening zijn dat dit wel van Lindeloof kon worden gevergd, moeten zij ook toelichten of daaraan gevolgen moeten worden verbonden in verband met de vordering tot bijbetaling op grond van § 26 lid 7 UAV 2012 en zo ja, welke en waarom.
4.49.
Partijen krijgen de gelegenheid om zich uit te laten over (de weging van) de in 4.44 en 4.45 genoemde factoren en het daarover gegeven voorshandse oordeel van de rechtbank. Ook krijgen partijen gelegenheid zich nader uit te laten over het causaal verband tussen de verschillende omstandigheden en de vertraging van het Werk (zie 4.47). Ten slotte worden partijen verzocht zich uit te laten over de onder 4.48 gestelde vraag.
4.50.
Hiertoe zal een comparitie van partijen worden bevolen. Deze comparitie vindt in beginsel
onlineplaats. De rechtbank heeft 12, 13 en 16 april 2021 gereserveerd voor deze comparitie. De zaak wordt naar de rol van 17 maart 2021 verwezen waarop partijen hun beschikbaarheid voor deze dagen dienen op te geven, waarna de rechtbank een comparitie zal bepalen. Gelet op hun nauwe betrokkenheid bij de planning en uitvoering van het Werk en de contacten met de nutsbedrijven acht de rechtbank het van belang dat in ieder geval de heer [projectleider eiseres] (namens [eiseres] ) en de heer [toenmalig directievoerder Gemeente] (namens de Gemeente) op de zitting aanwezig zijn, om zo nodig nadere inlichtingen te verstrekken. Indien (één van de) partijen verhinderd is/zijn op alle drie de data, krijgen partijen een nadere instructie om over een ruimere periode verhinderdata op te geven.
4.51.
Partijen krijgen de gelegenheid om in een akte van maximaal 2.000 woorden hun standpunt over de genoemde vraagpunten te verwoorden. Deze akte dient uiterlijk twee weken voor de zitting genomen te worden. De rechtbank zal ter zitting nader met partijen van gedachten wisselen over de akte en partijen de gelegenheid bieden om op de akte van de andere partij te reageren. Indien partijen daaraan behoefte hebben, zal op de zitting ook een minnelijke regeling worden beproefd. De rechtbank geeft partijen in overweging om ook in de tussenliggende periode aan de hand van de handvatten in dit vonnis nogmaals met elkaar de mogelijkheid van een minnelijke regeling te verkennen.
4.52.
Daarnaast heeft het volgende te gelden. Geen van partijen heeft de in de aanbestedingsfase verstrekte tekening 2547-2014-016 met de fasering van de nutsbedrijven in het geding gebracht, evenmin als de andere tekeningen 2547-014/-015/-017 en - 018.
Partijen dienen deze tekeningen bij de in 4.51 vermelde akte in het geding te brengen en zo nodig te voorzien van een toelichting. Ook wordt aan [eiseres] verzocht om een volledige, leesbare, versie in het geding te brengen van haar eigen planning en faseringstekening, die is verstrekt bij de toelichting op het Plan van Aanpak van 31 maart 2017 (productie 47 van de Gemeente).
verrekening/vordering in reconventie
4.53.
De rechtbank zal nu wel al, voor zover mogelijk, op de vorderingen in reconventie beslissen.
4.54.
De vorderingen in reconventie zijn – primair – vorderingen tegen Lindeloof, gebaseerd op de overeenkomst. Lindeloof is geen partij in dit geding, maar [eiseres] . [eiseres] is zelf geen contractuele wederpartij van de Gemeente. Dat is Lindeloof. Er is geen sprake van schuldovername (artikel 6:155 BW) of contractovername (artikel 6:159 BW) door [eiseres] . Lindeloof heeft alleen de vordering van haarzelf op de Gemeente aan [eiseres] gecedeerd. Voor zover de Gemeente de vorderingen in reconventie baseert op een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de overeenkomst, of op een onverschuldigde betaling van de Gemeente aan Lindeloof, moeten deze dan ook worden afgewezen.
4.55.
Het betoog van de Gemeente dat de tekortkomingen van Lindeloof ook aan [eiseres] kunnen worden toegerekend omdat zij feitelijk als een en dezelfde rechtspersoon hebben gehandeld, slaagt niet. Het was voor alle betrokkenen duidelijk dat Lindeloof de hoofdaannemer (en contractuele wederpartij van de Gemeente) was en dat [eiseres] de onderaannemer van Lindeloof was. Dat volgt ook uit de brief van de Gemeente van 18 mei 2017, waarin de Gemeente bezwaar heeft gemaakt tegen de omstandigheid dat niet conform de daarvoor geldende procedures vooraf kenbaar was gemaakt dat Lindeloof [eiseres] als onderaannemer wilde inzetten. Van vereenzelviging tussen Lindeloof en [eiseres] kan dan ook geen sprake zijn.
4.56.
De Gemeente heeft de tegenvordering ook in conventie aan de orde gesteld. De Gemeente heeft – voor zover de vordering in conventie geheel of voor een deel mocht worden toegewezen – een beroep op verrekening met de tegenvorderingen gedaan (artikelen 6:127 en 6:130 BW).
4.57.
Dit beroep op verrekening kan in elk geval niet slagen, voor zover het de vordering op grond van onverschuldigde betaling betreft. De Gemeente vordert een al betaald bedrag van € 208.126,71 terug. Dit betreft onder meer een bedrag van € 190.000 voor bouwfase 0. De Gemeente heeft deze meerkosten destijds kennelijk betaalbaar gesteld, omdat de Gemeente van oordeel was dat deze voor haar rekening dienden te komen (zie ook de brief van de Gemeente van 17 juli 2019, productie 51 Gemeente). De Gemeente dient tegen die achtergrond deugdelijk te motiveren waarom zij meent dat die kosten onterecht zijn betaald. Dat heeft de Gemeente niet gedaan. Het enkele feit dat de meerkosten volgens het eigen overzicht van de Gemeente (productie 50 Gemeente) betrekking hebben op nutswerkzaamheden is geen deugdelijke grondslag. De Gemeente heeft op de mondelinge behandeling immers erkend dat de kosten voor bouwfase 0 terecht aan Lindeloof heeft betaald. De Gemeente heeft tevens onderkend dat niet alle kosten die verband houden met de nutsbedrijven voor rekening van Lindeloof komen, maar dat moet worden gekeken of die kosten het gevolg zijn van het niet-nakomen van de coördinatieverplichting door Lindeloof (verklaring [toenmalig directievoerder Gemeente] ter zitting, proces-verbaal randnummer 5). Dat deze betaalbaar gestelde extra kosten het gevolg zijn van een tekortschieten van Lindeloof in die coördinatieverplichting, heeft de Gemeente op geen enkele wijze onderbouwd. De Gemeente kan deze kosten dan ook niet terugvorderen.
4.58.
De Gemeente doet tevens een beroep op verrekening met de tegenvordering van € 188.950,62 (schadevergoeding wegens het tekortschieten in de coördinatieverplichting) en met de tegenvordering van € 47.250,- (korting wegens te late oplevering). Deze vorderingen hangen nauw samen met de discussie of Lindeloof haar coördinatieverplichtingen is nagekomen en wie van partijen het risico draagt voor de uitloop van de planning, en voor welk deel. Daarover zal nog nader debat plaatsvinden op een nader te houden zitting. De rechtbank zal deze vorderingen (en alle in verband daarmee gevorderde verweren en stellingen) tijdens de nog te houden comparitie met partijen bespreken en de verdere beoordeling tot die tijd aanhouden.
4.59.
Ook de subsidiaire vordering in reconventie (tot betaling van hetzelfde bedrag van € 188.950,62), die rechtstreeks tegenover [eiseres] is ingesteld (omdat [eiseres] als onderaannemer onrechtmatig tegenover de Gemeente heeft gehandeld, zie Hoge Raad 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7496 (Wierts/Visseren), wordt aangehouden. Ook deze vordering hangt samen met de stelling van de Gemeente dat aan de kant van Lindeloof en [eiseres] sprake is van tekortschieten in de coördinatieverplichting. Daarover vindt nog nader debat plaats. Bovendien staat – nu nog op meerdere punten in conventie moet worden beslist – de mogelijkheid nog open dat partijen aan beide kanten voor een deel in het gelijk worden gesteld en dat de Gemeente de vordering wegens een contractuele tekortkoming (mits gehonoreerd) in conventie kan verrekenen met een bijbetalingsverplichting in conventie (mits wordt geoordeeld dat die er is). In dat geval is de schade van de Gemeente vergoed en kan deze vordering tegen [eiseres] verder onbesproken blijven.
4.60.
Ook iedere verdere beslissing in conventie en in reconventie, voor zover nog niet besproken, wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 17 maart 2021waarop beide partijen de in 4.50 vermelde akte (opgeven beschikbaarheid voor de zitting) moeten nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan, en
in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 10 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 2431