Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
4 februari 2021.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambulancemedewerker (eiser) en de burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder) over een eervol ontslag. Eiser was sinds 28 januari 2019 in tijdelijke dienst als verpleegkundige medium care ambulance. Verweerder verleende op 5 juli 2019 eervol ontslag aan eiser, wat eiser niet accepteerde en hiertegen beroep instelde. Eiser had meerdere klachten en incidenten op zijn naam staan, waaronder het zelfstandig plaatsen van een neus-maagsonde en het maken van een ECG zonder toestemming van een bevoegde arts. De rechtbank oordeelde dat de ongeschiktheid van eiser voor zijn functie niet alleen voortkwam uit inhoudelijke tekortkomingen, maar ook uit zijn houding en gedrag. De rechtbank concludeerde dat de verwijten van verweerder, hoewel niet allemaal door eiser betwist, van een dusdanig ernstige aard waren dat deze voldoende grondslag boden voor het ontslag. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat verweerder bevoegd was om eiser te ontslaan wegens ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- en lichaamsgebreken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van vertrouwen in de zorgverlening en de verantwoordelijkheden van verpleegkundigen binnen de geldende kaders en protocollen.