ECLI:NL:RBDHA:2021:17115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.16058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning regulier wegens feitelijke verbreking gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2021 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning regulier van eiser, die de Belarussische nationaliteit heeft. De verblijfsvergunning was verleend voor verblijf bij zijn echtgenote, [A]. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de vergunning ingetrokken met ingang van 27 juli 2020, omdat de echtgenote had gemeld dat zij sinds die datum niet meer samenwoont met eiser. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 28 december 2021 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.G.M. Lodder. De rechtbank heeft de zaak behandeld en direct uitspraak gedaan.

De rechtbank overwoog dat de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd was, omdat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden waaronder de vergunning was verleend. De rechtbank stelde vast dat de gezinsband tussen eiser en zijn echtgenote feitelijk verbroken was, onderbouwd door het feit dat zij niet meer samenwoonden en dat eiser geen informatie had verstrekt die zou aantonen dat er nog sprake was van een daadwerkelijk huwelijks- of gezinsleven. Eiser had weliswaar gesteld dat hij en zijn echtgenote weer bij elkaar waren, maar dit was niet onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat hij geen proceskostenvergoeding zou ontvangen. Eiser en verweerder werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16058
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.G.M. Lodder), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

In het besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [A] (referente) ingetrokken met ingang van 27 juli 2020.
In het besluit van 15 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.16059, op 28 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Inleiding
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1971 en heeft de Belarussische nationaliteit. Op 22 november 2016 is hij gehuwd met referente. Eiser heeft sinds 28 oktober 2017 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, voor verblijf bij referente. Referente heeft op 27 juli 2020 bij verweerder gemeld dat zij sinds deze datum niet meer samenwoont met eiser. Uit de Basisregistratie Personen (de BRP) blijkt dat referente sinds 27 juli 2020 niet meer op hetzelfde adres als eiser staat ingeschreven.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken vanaf 27 juli 2020, omdat eiser niet meer voldoet aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning. Volgens verweerder is de gezinsband tussen eiser en referente vanaf 27 juli 2020 verbroken. De reden daarvoor is dat eiser en referente niet meer samenwonen én dat eiser geen informatie heeft gegeven waaruit blijkt dat tóch sprake is van werkelijk huwelijks- of gezinsleven. Volgens verweerder zijn er daarnaast nog twee omstandigheden, die bevestigen dat de gezinsband tussen eiser en referente verbroken is. De eerste omstandigheid is dat eiser sinds 17 maart 2021, net als referente, ook de woning heeft verlaten en dat hij in de BRP staat ingeschreven als niet-ingezetene. De andere omstandigheid is dat eiser en referente sinds 5 mei 2021 van elkaar gescheiden zijn. Het huwelijk is dus ook juridisch verbroken.
Standpunt van eiser
4. Eiser vindt dat de omstandigheid dat hij vanaf 27 juli 2020 niet meer samenwoont met referente, niet betekent dat zijn huwelijk met referente feitelijk is verbroken. Het niet meer samenwonen kan alléén een
aanwijzingzijn voor een feitelijke verbreking van het huwelijk, maar niet meer dan dat. Eiser verwijst op dit punt naar het beleid van verweerder1 en naar een uitspraak van deze rechtbank2. Eiser stelt verder dat hij wel gescheiden is van referente, maar dat zij inmiddels weer bij elkaar zijn. Dat dit nog niet officieel geregeld is, is volgens eiser niet belangrijk.
Juridisch kader
5. De regels die in deze zaak relevant zijn, staan in de bijlage. Deze bijlage hoort bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit voor eiser een belastend besluit is. Verweerder moet daarom aannemelijk maken dat vanaf 27 juli 2020 aan de voorwaarden voor de intrekking van de verblijfsvergunning is voldaan. Verweerder heeft terecht gewezen op de omstandigheid dat eiser en referente vanaf 27 juli 2020 niet meer samenwonen.
1. Paragraaf B2/5.2.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000
2 Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 december 2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5947.
7. De stelling van eiser, dat het niet meer samenwonen alleen een aanwijzing is voor een verbreking van de gezinsband, is juist3. Maar deze stelling kan eiser niet helpen. Verweerder stelt namelijk niet dat de gezinsband tussen eiser en referente is verbroken alleen omdat zij niet meer samenwonen. Verweerder heeft eiser namelijk, vóórdat de verblijfsvergunning werd ingetrokken, vragen gesteld over de gezinsband met referente.4 Maar eiser heeft deze vragen niet beantwoord. Verweerder heeft eiser daarnaast in de gelegenheid gesteld om informatie te geven waaruit blijkt dat wel sprake is van werkelijk huwelijks- of gezinsleven. Verweerder heeft dit gedaan vóórdat de verblijfsvergunning werd ingetrokken én ook daarna, toen eiser bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning. Maar eiser heeft ook deze informatie niet gegeven. De enkele stelling van eiser, dat hij hoopte op verzoening met referente, mocht verweerder onvoldoende vinden. Ook de stelling van eiser in beroep, dat hij en referente nu weer bij elkaar zijn, is onvoldoende, want eiser heeft deze stelling op geen enkele manier onderbouwd.
Conclusie
8. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.
9. Eiser en verweerder zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. Hoe zij dat kunnen doen, staat op de laatste pagina van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in samenwerking met mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
3 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:966.
4 Zie het voornemen van 27 oktober 2020.

Bijlage

Juridisch kader
In artikel 19 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is bepaald dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken op de gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van onderdeel b.
In artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw is bepaald dat de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden afgewezen indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend.
In artikel 14, derde lid, van de Vw is bepaald dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan.
In artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), is bepaald dat de in artikel 14, derde lid, van de Vw bedoelde beperkingen verband houden met verblijf als familie- of gezinslid.
In artikel 3.13, eerste lid, van het Vb is bepaald dat de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22a genoemde voorwaarden.
In artikel 3.14, aanhef en onder a, van het Vb is bepaald dat de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van het Vb, wordt verleend aan de vreemdeling van 21 jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan.
In artikel 3.17 van het Vb is bepaald dat de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van het Vb, wordt verleend, indien de vreemdeling en de hoofdpersoon samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Op grond van paragraaf B7/3.1.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) neemt de IND aan dat de vreemdeling en referent samenwonen, als bedoeld in artikel 3.17 van het Vb, als zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:
  • de referent en de vreemdeling wonen feitelijk samen;
  • de referent en de vreemdeling voeren naar buiten toe hetzelfde adres; en
  • de referent en de vreemdeling zijn ingeschreven op hetzelfde adres in de BRP.
Op grond van paragraaf B7/3.1.5. van de Vc neemt de IND aan dat de gezinsband verbroken is als het huwelijk tussen de vreemdeling en de referent feitelijk of juridisch verbroken is.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
31 december 2021

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.