ECLI:NL:RBDHA:2021:17072
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen eigen bijdrage voor opvang asielzoekers en de toepassing van dwangsommen
Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris waarin werd bepaald dat hij voor de opvang in het asielzoekerscentrum een eigen bijdrage van € 5.850,- moest betalen. De staatssecretaris had deze bijdrage vastgesteld omdat het vermogen van de eiser boven de vermogensgrens was gekomen, waarbij ook dwangsommen van de IND in aanmerking waren genomen. De eiser was het niet eens met dit besluit en voerde aan dat de dwangsommen niet als vermogen mochten worden aangemerkt, maar als immateriële schadevergoeding vanwege het niet tijdig beslissen door de IND.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het wettelijk kader uiteengezet en de beroepsgronden van de eiser beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de dwangsom niet als immateriële schadevergoeding kan worden gezien, omdat deze bedoeld is als financiële prikkel voor het bestuursorgaan om tijdig besluiten te nemen. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eiser over de interingsnorm en de hoogte van de eigen bijdrage, en concludeerde dat de situatie van de eiser niet vergelijkbaar is met die van bijstandsgerechtigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.