Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa),
Procesverloop
€ 5.116,67 dient te betalen.
Overwegingen
6 juli 2021 de vordering, te weten thans een bedrag van € 5.798,57, dient te voldoen.
3. Verweerder stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat het verzoek van eiser moet worden afgewezen. Gebleken is dat aan eiser een dwangsom is toegekend van € 13.900,- in verband met het niet-tijdig beslissen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in een verblijfsprocedure. Daarmee beschikt eiser over vermogen, waardoor hij op grond van de Reba een eigen bijdrage is verschuldigd. Het bestreden besluit moet dan ook juist worden geacht.
Verzoeker stelt – kort samengevat – het beroep een redelijke kans van slagen heeft. Daartoe verwijst hij naar de gronden van beroep, waarin hij onder meer aanvoert dat de aan hem toegekende dwangsom in feite gelijkgesteld dient te worden met een immateriële schadevergoeding, welke op grond van artikel 5, tweede lid, onder d, van de Reba niet tot middelen wordt gerekend. Deze kan daarom op grond van artikel 7, tweede lid, onder e, van de Reba niet tot het vermogen van de asielverzoeker worden gerekend.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan dit betoog van verzoeker, gelet ook op wat verzoeker voor het overige heeft aangevoerd, een redelijke kans van slagen voorshands niet worden ontzegd. Nu het hier om een voor verzoeker aanzienlijk bedrag aan eigen bijdrage gaat en hij voldoende heeft onderbouwd dat dit besluit voor hem ingrijpend is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen in afwachting van de behandeling van zijn beroep zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet is gebleken dat het schorsen van de werking van het bestreden besluit voor verweerder een ingrijpende impact heeft. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wordt dan ook toegewezen.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoeker in verband met de behandeling van zijn verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
Beslissing
- treft de voorlopige voorziening dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst tot op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 738,-, te voldoen aan verzoeker.