1.3.De verlenging van de maatregel van bewaring heeft geduurd tot en met 2 november 2021. Op 3 november 2021 heeft verweerder de te beoordelen maatregel opgeheven en eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
2. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] .
3. De rechtbank overweegt als volgt. Van een beroep als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Vw, is eerst sprake, indien de rechtbank het beroep tegen het besluit tot het opleggen van bewaring ongegrond heeft verklaard. Nu eiser de eerder door hem tegen het bestreden besluit ingestelde beroepen heeft ingetrokken, is het door hem op 2 november 2021 ingestelde beroep een beroep, als bedoeld in artikel 94, eerste lid van de Vw1. Het voorliggend beroep dient dus te worden aangemerkt als eerste beroep.
4. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
5. Eiser voert aan dat het beroep zich uitsluitend richt tegen de verlenging van de maatregel op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw. Eiser stelt dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Ten onrechte heeft verweerder namelijk in de afwijzende asielbeschikking niet gemotiveerd waarom nader onderzoek naar de identiteit van eiser nodig was na de afwijzing van zijn asielaanvraag op 25 oktober 2021. Ook voert eiser aan dat hij na de afwijzende asielbeschikking nog rechtmatig verblijf had, omdat hij nog rechtsmiddelen kon aanwenden, de zogeheten rechtsmiddelentermijn. De bewaring van eiser mocht daarom niet verlengd worden op grond van artikel 59b, derde lid van de Vw.
6. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat er een motiveringsgebrek kleeft aan de verlenging van de maatregel van bewaring. Daarvoor verwijst de rechtbank naar paragraaf A5/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Uit die paragraaf volgt dat verweerder in de afwijzende asielbeschikking moet motiveren waarom de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw wordt verlengd met maximaal drie maanden. Een verlenging van de maatregel van bewaring met maximaal drie maanden is dermate ingrijpend dat het ontbreken van deze motivering niet kan worden gepasseerd. Nu deze beroepsgrond slaagt, laat de rechtbank de overige gronden onbesproken.
7. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf 25 oktober 2021 tot en met 2 november 2021 onrechtmatig geweest.
1. Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1167. 8. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 9 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 0
x € 130,- (verblijf politiecel) en 9 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 900,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,- per punt). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.