ECLI:NL:RBDHA:2021:16934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verlenging van de maatregel van bewaring en toekenning van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van een maatregel van bewaring. Eiser, een man van Sierra Leoonse nationaliteit, had op 23 september 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze maatregel werd op 25 oktober 2021 met drie maanden verlengd. Eiser heeft tegen deze verlenging beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verlenging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel moest worden verlengd. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingencirculaire 2000, waarin staat dat een verlenging van de maatregel van bewaring met maximaal drie maanden een ingrijpende maatregel is die een goede motivering vereist. Aangezien de rechtbank oordeelt dat de motivering ontbrak, verklaart zij het beroep gegrond en oordeelt dat de maatregel van bewaring van 25 oktober 2021 tot 2 november 2021 onrechtmatig was.

De rechtbank kent eiser een schadevergoeding toe van € 900,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17264
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen- Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2021 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel van bewaring is op 25 oktober 2021 met drie maanden verlengd (bestreden besluit) op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De verlenging van de maatregel van bewaring heeft geduurd tot en met 2 november 2021.
De rechtbank heeft het beroep tegen (de verlenging van) de maatregel van bewaring op 15 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.H.K. van Middelkoop, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Berry.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank zal eerst de voorgeschiedenis van de onderhavige zaak uiteenzetten.
1.1.
Verweerder heeft aan eiser op 23 september 2021 de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
1.2.
Bij besluit van 25 oktober 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw niet-ontvankelijk verklaard. Op 2 november 2021 is de beroepstermijn verstreken. Eiser heeft binnen die termijn geen beroep ingesteld tegen de afwijzende asielbeschikking en
geen verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. In voornoemde afwijzende asielbeschikking is de maatregel van bewaring met ten hoogste drie maanden verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw.
1.3.
De verlenging van de maatregel van bewaring heeft geduurd tot en met 2 november 2021. Op 3 november 2021 heeft verweerder de te beoordelen maatregel opgeheven en eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
2. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] .
3. De rechtbank overweegt als volgt. Van een beroep als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Vw, is eerst sprake, indien de rechtbank het beroep tegen het besluit tot het opleggen van bewaring ongegrond heeft verklaard. Nu eiser de eerder door hem tegen het bestreden besluit ingestelde beroepen heeft ingetrokken, is het door hem op 2 november 2021 ingestelde beroep een beroep, als bedoeld in artikel 94, eerste lid van de Vw1. Het voorliggend beroep dient dus te worden aangemerkt als eerste beroep.
4. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
5. Eiser voert aan dat het beroep zich uitsluitend richt tegen de verlenging van de maatregel op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw. Eiser stelt dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Ten onrechte heeft verweerder namelijk in de afwijzende asielbeschikking niet gemotiveerd waarom nader onderzoek naar de identiteit van eiser nodig was na de afwijzing van zijn asielaanvraag op 25 oktober 2021. Ook voert eiser aan dat hij na de afwijzende asielbeschikking nog rechtmatig verblijf had, omdat hij nog rechtsmiddelen kon aanwenden, de zogeheten rechtsmiddelentermijn. De bewaring van eiser mocht daarom niet verlengd worden op grond van artikel 59b, derde lid van de Vw.
6. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat er een motiveringsgebrek kleeft aan de verlenging van de maatregel van bewaring. Daarvoor verwijst de rechtbank naar paragraaf A5/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Uit die paragraaf volgt dat verweerder in de afwijzende asielbeschikking moet motiveren waarom de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw wordt verlengd met maximaal drie maanden. Een verlenging van de maatregel van bewaring met maximaal drie maanden is dermate ingrijpend dat het ontbreken van deze motivering niet kan worden gepasseerd. Nu deze beroepsgrond slaagt, laat de rechtbank de overige gronden onbesproken.
7. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf 25 oktober 2021 tot en met 2 november 2021 onrechtmatig geweest.
1. Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1167.
8. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 9 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 0
x € 130,- (verblijf politiecel) en 9 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 900,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,- per punt). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 900,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
19 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.