ECLI:NL:RBDHA:2021:16883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 20/2395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van eiseres afkomstig uit Zuid-Somalië

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 december 2021, wordt de asielaanvraag van eiseres, afkomstig uit Zuid-Somalië, behandeld. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak van 30 april 2018 het beroep van eiseres gegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigde deze uitspraak op 9 maart 2020 en verwees de zaak terug naar de rechtbank. De rechtbank heeft nu de taak om de zaak opnieuw te beoordelen, met inachtneming van de eerdere oordelen van de Afdeling.

Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend en een contra-expertise overgelegd, maar de staatssecretaris heeft de asielaanvraag opnieuw afgewezen, onder andere op basis van een taalanalyse die de herkomst van eiseres in twijfel trok. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de risico's die eiseres loopt bij terugkeer naar Somalië, en dat de ambtshalve toets aan artikel 8 EVRM niet zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen en de zaak opnieuw te beoordelen, met inachtneming van de belangen van eiseres en haar gezin.

De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het besluit te herstellen. Indien de staatssecretaris geen gebruik maakt van deze gelegenheid, zal de rechtbank binnen zes weken na het verstrijken van de termijn een einduitspraak doen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2395
tussenuitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: drs. J.M. Sidler).

Procesverloop

In het besluit van 11 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en ambtshalve geweigerd eiseres een verblijfsvergunning regulier te verlenen.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 30 april 2018 [1] het door eiseres daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De Afdeling [2] heeft bij uitspraak van 9 maart 2020 [3] het door verweerder daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 30 april 2018 vernietigd en de zaak naar de rechtbank terugverwezen.
Eiseres heeft op 20 november 2020 aanvullende gronden ingediend en de nieuwe contra-expertise van CRYT van De Taalstudio van 6 november 2020 overgelegd.
Verweerder heeft op 11 december 2020 een verweerschrift ingediend en het weerwoord van TOELT [4] van 27 november 2020 overgelegd.
Eiseres heeft op 21 mei 2021 om uitstel van behandeling van het beroep gevraagd om een reactie op het weerwoord van TOELT in te dienen. Dat verzoek is op 26 mei 2021 afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Demoed.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden om de zaak in onderlinge samenhang te behandelen met de Chavez-zaak van eiseres (AWB 20/7059) die op dat moment in behandeling was bij deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. Afgesproken is verder dat eiseres de mogelijkheid ging onderzoeken om een andere contra-expert op het weerwoord van TOELT te laten reageren. Voorts heeft verweerder toegezegd om aandacht te vragen voor het in een zo vroeg mogelijk stadium beide zaken in onderlinge samenhang te bezien en de situatie eventueel met de gemachtigde van eiseres te bespreken.
De rechtbank heeft op 8 juni 2021 de zaak samen met zaak AWB 20/7059 naar een meervoudige kamer verwezen.
Eiseres heeft op 9 juli 2021 een nadere toelichting gegeven.
Verweerder heeft op 26 juli 2021 de rechtbank meegedeeld dat partijen na overleg geen overeenstemming hebben bereikt en op 19 augustus 2021 een verweerschrift ingediend in beide zaken.
Eiseres heeft op 20 september 2021 de reactie van De Taalstudio van 17 september 2021 op de laatste reactie van TOELT overgelegd.
Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft, samen met dat in zaak AWB 20/7059, plaatsgevonden op 30 september 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1.1
Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1990, afkomstig te zijn uit [plaats] , Zuid-Somalië en de Somalische nationaliteit te hebben.
Besluitvorming
1.2
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen omdat hij ongeloofwaardig acht dat eiseres uit [plaats] in Zuid-Somalië komt, en derhalve geen geloof kan worden gehecht aan de door eiseres afgelegde verklaringen omtrent de problemen die zij stelt te hebben ondervonden in Zuid/Centraal-Somalië. Dit baseert hij op de taalanalyse van TOELT van 30 november 2015 waarin is geconcludeerd dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap in Zuid/Centraal-Somalië. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom niet inhoudelijk beoordeeld. Daarnaast heeft verweerder ambtshalve besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM [5] .
Uitspraak rechtbank
2. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 30 april 2018 het beroep van eiseres tegen deze afwijzing gegrond verklaard vanwege de door eiseres ingebrachte contra-expertise van De Taalstudio van 5 december 2016, waarin een expert van De Taalstudio (XFTP) concludeert dat er geen twijfel is dat eiseres gedurende lange tijd in Zuid-Somalië heeft gewoond, en dat het ‘highly possible’ is dat zij uit de plaats [plaats] komt.
Uitspraak Afdeling
3.1
De Afdeling heeft bij uitspraak van 9 maart 2020 voornoemde uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen op volgende gronden. De rechtbank is er volgens de Afdeling aan voorbij gegaan dat de conclusie van XFTP over de herkomst van eiseres niet logisch volgt uit zijn bevindingen. Ook volgens XFTP heeft de uitspraak en de grammatica van eiseres meer noordelijke kenmerken dan wat van een inwoner van [plaats] mag worden verwacht en XFTP heeft hier geen deugdelijke verklaring voor gegeven. Verweerder heeft terecht gesteld dat van eiseres mag worden verwacht dat zij spreekt volgens het in [plaats] gangbare spraakgebruik, nu zij naar eigen zeggen is geboren en getogen in [plaats] en daar 24 jaar heeft gewoond. Dat eiseres een echtgenoot heeft uit Noord-Somalië en twee keer één maand met hem in Ethiopië heeft verbleven en na haar vertrek uit Somalië in 2015 zes maanden in Kenia heeft verbleven, is geen afdoende verklaring voor het meer dan gebruikelijke aantal noordelijke elementen in haar spraakgebruik. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eiseres slechts twee keer een maand bij haar echtgenoot in Ethiopië heeft verbleven, en in het taalanalysegesprek is gevraagd om in haar moedertaal te spreken.
3.2
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat XFTP gemotiveerd heeft uiteengezet dat de gemiddelde inwoner van [plaats] een mix van Benaadir-dialecten met Daarood-elementen van het Xawaadle-dialect zou moeten spreken. De rechtbank heeft niet onderkend dat de door XFTP gebruikte geluidsopnames van TOELT uit eerdere asielprocedures geen betrouwbare bron zijn. Geluidsopnames worden in asielprocedures immers alleen gemaakt als wordt getwijfeld aan de gestelde herkomst van een vreemdeling, en geven daarom een onjuist, dan wel onvolledig beeld van het gangbare spraakgebruik in een bepaald gebied. Dat XFTP ook gebruik heeft gemaakt van andere bronnen, maakt dit volgens de Afdeling niet anders. XFTP heeft zijn aanname over het heersende spraakgebruik in [plaats] immers in elk geval deels gebaseerd op geluidsopnames van vreemdelingen van wie de herkomst niet vaststond.
3.3
De Afdeling heeft geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de contra-expertise op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Hieruit volgt dat zij ten onrechte heeft geoordeeld dat de taalanalyse in dit geval geen bruikbaar hulpmiddel is bij de beoordeling van de juistheid van de verklaring van eiseres dat zij uit Zuid-Somalië komt.
Omvang van het geding na terugwijzing
4.1
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [6] volgt dat een teruggewezen zaak moet worden beoordeeld en beslist binnen de grenzen van het geding, zoals dat in eerste aanleg was afgebakend, eventueel gecorrigeerd in hoger beroep en met inachtneming van de oordelen van de Afdeling over de beroepsgronden. Daaruit volgt ook dat oorspronkelijke gronden na een terugwijzing alleen geen deel meer uitmaken van het geschil wanneer zij al uitdrukkelijk behandeld en verworpen zijn.
4.2
Partijen zijn verdeeld over de omvang van het geding. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn opvatting dat in deze procedure enkel ter beoordeling voorligt of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij uit [plaats] in Zuid-Centraal Somalië komt. Zoals ook op de zitting van 4 juni 2021 aan de orde is gesteld en in de brief van eiseres van 9 juli 2021 uiteen is gezet, liggen daarnaast ook ter beoordeling voor het gestelde 3 EVRM risico bij terugkeer naar Somalië als alleenstaande vrouw (subsidiair eiseres’ beroep op artikel 15c) en verweerders ambtshalve toets aan artikel 8 EVRM, waar de beroepsgronden van 25 oktober 2016 op zien. Deze gronden zijn niet reeds uitdrukkelijk behandeld en verworpen. De eerdere uitspraak van deze rechtbank betrof alleen verweerders beoordeling van de gestelde herkomst. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard op basis van de enige grief van verweerder, die op de beoordeling van de gestelde herkomst zag, en heeft de zaak niet finaal beslecht maar terugverwezen naar de rechtbank. Daar komt bij dat de Afdeling in haar uitspraak van 9 september 2020 [7] in het hoger beroep tegen de uitspraak van rechtbank Rotterdam [8] in de Chavez-zaak van eiseres uitdrukkelijk heeft overwogen dat de gestelde identiteit en nationaliteit en daarmee de overgelegde bewijsstukken (het paspoort en de identiteitskaart) nog onderwerp van geschil zijn in de asielprocedure die nu weer bij de rechtbank ligt.
Ten aanzien van de gestelde herkomst, de taalanalyse en de contra-expertise
5.1
Eiseres voert aan dat nu de contra-expert CRYT tot de conclusie komt dat het op basis van de beschikbare gegevens en spraakdata niet mogelijk is om tot een wetenschappelijk eenduidige conclusie te komen en TOELT die conclusie in zijn taalanalyse wel trekt, dat rapport niet (langer) als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt. De contra-expert stelt dat de conclusie dat eiseres’ herkomst uit een gehele regio kan worden uitgesloten niet sluitend kan zijn en dat gemixte dialecten niet kunnen worden voorkomen.
Voorts voert eiseres aan dat TOELT ten onrechte geen rekening heeft gehouden met omstandigheden die de Noord-Somalische kenmerken van het taalgebruik van eiseres kunnen verklaren, zoals eiseres’ huwelijk met een Noord-Somalische man met wie zij contact had. CRYT heeft in zijn rapport wel de mogelijke invloeden van omgevingsfactoren benoemd. Dat verweerder daar ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden volgt volgens eiseres ook uit de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2009 [9] .
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat een contra-expertise de gestelde herkomst van de vreemdeling zonder twijfel dient te bevestigen. Ook de huidige contra-expert CRYT heeft dat niet gedaan. Verweerder verwijst daartoe naar het weerwoord van TOELT van 27 november 2020. De conclusie van CRYT dat eiseres mogelijk opgegroeid is in Zuid-Somalië, maar uitgesloten is dat zij uit Djibouti komt, is eenzelfde conclusie als die van de eerdere contra-expert met een vergelijkbare motivering. Deze heeft de Afdeling destijds onvoldoende geacht. Er is geen reden om nu tot een andere conclusie te komen.
Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat nu eiseres heeft verklaard haar hele socialisatie te hebben doorgemaakt in [plaats] in Zuid-Somalië, TOELT in zijn weerwoord van 27 november 2020 [10] terecht heeft opgemerkt dat de stelling van CRYT, dat een persoon in twee regio’s kan zijn gesocialiseerd, in onderhavige zaak niet ter zake doet. Verweerder vindt het verder opvallend dat CRYT niet ingaat op de noordelijke kenmerken in het taalgebruik van eiseres of de onnatuurlijkheid van de mix van kenmerken en de grammaticale constructies die alleen bekend zijn in Djibouti. [11] Verweerder vindt de contra-expertise van 6 november 2020 dan ook niet zorgvuldig, onvoldoende inzichtelijk en niet concludent. Hij verwijst verder naar het voornoemde weerwoord met de algemene bevindingen ten aanzien van CRYT. Op grond daarvan twijfelt verweerder aan de deskundigheid en objectiviteit van deze contra-expert.
5.3
De vraag die gelet op de beroepsgronden voorligt is of de contra-expertise van CRYT van de Taalstudio afbreuk doet aan de taalanalyse van TOELT.
5.4
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [12] vloeit voort dat verweerder, indien bij hem twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, door een taalanalyse te laten verrichten de desbetreffende vreemdeling tegemoet kan komen in de op laatstgenoemde ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw [13] rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken. De desbetreffende vreemdeling kan, gelet op de op grond van artikel 31, eerste lid, Vw op hem rustende bewijslast, de bij verweerder gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel alleen door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. Als de conclusie van een dergelijke contra-expertise niet luidt dat de vreemdeling eenduidig uit het door hem gestelde (gebied in zijn) land van herkomst afkomstig is, en de vreemdeling ook geen ander bewijs kan leveren, is de vreemdeling daar niet in geslaagd [14] .
5.5
Nu de conclusie van de contra-expert CRYT niet luidt dat eiseres eenduidig afkomstig is uit [plaats] in Zuid-Somalië en de door eiseres overgelegde stukken ten bewijze van haar gestelde identiteit en nationaliteit geen bewijs leveren van haar gestelde afkomst, heeft zij de bij verweerder gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel over haar gestelde herkomst niet alsnog kunnen wegnemen. Reeds hierom kunnen de beroepsgronden zoals uiteengezet onder 5.1 niet slagen..
5.6
De beroepsgronden die zien op schending van equality of arms en bewijsnood behoeven geen bespreking meer, nu eiseres alsnog een reactie van de Taalstudio heeft kunnen overleggen op het weerwoord van TOELT, die bij de beoordeling is betrokken.
5.7
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, zoals verzocht door eiseres.
5.8
De conclusie is dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft geoordeeld dat eiseres op grond van hetgeen zij bij de asielaanvraag heeft aangevoerd niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
Ten aanzien van de gestelde nationaliteit, het overgelegde paspoort en de identiteitskaart en het gestelde 3 EVRM risico bij terugkeer naar Somalië
6.1
Eiseres voert aan dat zij onder het beleid van alleenstaande Somalische vrouwen valt, aangezien haar man haar niet kan en wil volgen naar Somalië. Zij stelt dat zij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Verweerder heeft daar ten onrechte geen onderzoek naar verricht. Verweerder is steeds uitgegaan van de gestelde identiteit en nationaliteit. Eiseres heeft in beroep een identiteitskaart en een paspoort overgelegd. Voor zover verweerder nog twijfelt aan haar identiteit en nationaliteit, heeft eiseres deze hiermee aangetoond.
6.2
Verweerder stelt zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt dat nu uit de taalanalyse blijkt dat eiseres niet afkomstig is uit Zuid-Somalië en mogelijk uit Noord-Somalië of Djibouti komt, haar Somalische nationaliteit daarmee niet vast staat. De overgelegde documenten doen daar niet aan af nu niet duidelijk is op basis waarvan zij zijn verkregen. Authentieke brondocumenten voor het verkrijgen ervan ontbreken immers. Op grond van B1/4.2 Vc [15] kunnen Somalische paspoorten en identiteitskaarten bovendien niet als bewijs dienen voor de identiteit en nationaliteit, zolang er geen internationaal erkend gezag is in Somalië en Nederland de Somalische autoriteiten en door hen uitgegeven documenten niet erkent. Uit de documenten blijkt voorts niet of de Somalische ambassade zelf onderzoek heeft gedaan en zo ja of daarvan brondocumenten of andere registers zijn geraadpleegd. De identiteit en nationaliteit van eiseres zijn niet dubbelzinnig aangetoond. De eerdere mededeling van de procesvertegenwoordiger van de IND op zitting van 4 juni 2021 dat niet getwijfeld wordt aan de gestelde nationaliteit berustte op een vergissing.
6.3
De rechtbank acht verweerders motivering van dit standpunt onvoldoende. Het bestreden besluit is een meeromvattend besluit en bevat een terugkeerbesluit. Daarin dient verweerder een bestemming vast te stellen waar eiseres naar terug moet keren. [16] Verweerder heeft dat ten onrechte niet gedaan. Het besluit bevat op dit punt dus een motiveringsgebrek. In het kader daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
6.4
Verweerder is blijkens de gedingstukken en diens eigen mededeling op de zitting van 4 juni 2021 steeds uitgegaan van de Somalische nationaliteit van eiseres. Ook de verklaringen van eiseres bieden voldoende aanknopingspunten voor de gestelde nationaliteit. Onder deze omstandigheden en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank. zittingsplaats Den Bosch van 31 mei 2021 [17] kan naar het oordeel van de rechtbank niet langer worden tegengeworpen dat niet uitgegaan kan worden van de Somalische nationaliteit van eiseres. Dat TOELT in zijn rapport heeft gewezen op de noordelijke kenmerken in het taalgebruik van eiseres en de onnatuurlijkheid van de mix van kenmerken en de grammaticale constructies die alleen bekend zijn in Djibouti, doet daar niet aan af.
6.5
Nu verweerder in het bestreden besluit niet inhoudelijk heeft getoetst of eiseres bij een gedwongen terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM, zal verweerder dat alsnog moeten doen. Gelet op het feit dat de asielaanvraag uit 2015 dateert en met het oog op de finale geschillenbeslechting geeft de rechtbank verweerder opdracht om die toets alsnog te verrichten.
Ten aanzien van de ambtshalve toets aan artikel 8 EVRM
7. Eiseres voert aan dat ex nunc toetsend de ambtshalve toets aan artikel 8 EVRM niet zorgvuldig is en onvoldoende is gemotiveerd. Inmiddels is er sprake van gezinsuitbreiding met drie kinderen met Nederlandse nationaliteit. De huidige gezinssituatie en hun belangen zijn niet bij de beoordeling betrokken.
7.1
De rechtbank volgt eiseres ook hierin en geeft verweerder opdracht dit gebrek te herstellen en het bestreden besluit ex nunc toetsend op dit punt te heroverwegen.
De opdracht van de rechtbank
8. Nu er aan het besluit gebreken kleven, zal de rechtbank verweerder op grond van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid stellen de in rechtsoverwegingen 6.5 en 7.1 aangeduide gebreken te herstellen.
9.
Verweerder dient, gelet op het bepaalde in artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb, zo spoedig mogelijk - en wel binnen
twee wekenna verzending van deze tussenuitspraak kenbaar te maken of van de gelegenheid tot herstel gebruik zal worden gemaakt. In het geval verweerder ertoe mocht besluiten het geconstateerde gebrek te herstellen, dan bepaalt de rechtbank met toepassing van artikel 8:51a, tweede lid, Awb dat verweerder binnen
zes wekenna het verzenden van deze uitspraak tot herstel zal moeten zijn overgegaan.
10. Op grond van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb kan eiseres binnen
vier wekennadat verweerder heeft bericht op welke wijze het gebrek is hersteld, schriftelijk haar zienswijze naar voren brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
11. Verlenging van de hiervoor genoemde termijnen is slechts mogelijk in bijzondere gevallen. Een gemotiveerd verzoek om verlenging van een termijn moet worden ingediend binnen de in deze tussenuitspraak bepaalde termijnen.
12. Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel, dan wel na het ongebruikt verstrijken van de termijn van
zes wekenvoor het herstellen van het gebrek, zal de rechtbank binnen zes weken na het verstrijken van de gestelde termijn of het ontvangen van het bericht van verweerder einduitspraak doen.
13. Indien verweerder is overgegaan tot herstel van het gebrek, zal de rechtbank einduitspraak doen binnen
zes wekenna het verstrijken van de termijn van vier weken voor de zienswijze van eiseres.
14. Tenzij er aanleiding bestaat anders te beslissen, zal met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb een nader onderzoek ter zitting achterwege blijven.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen, onder de voorwaarde dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank te kennen geeft van die gelegenheid gebruik te willen maken;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Battjes, voorzitter, en mr. A.J. van Putten en mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, leden, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2021.
griffier voorzitter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze tussenuitspraak kan alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.

Voetnoten

1.zaaknummer AWB 16/23710
2.de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.zaaknummer 201804475/1/V2
4.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD2687
7.Zaaknummer 202001708/1/V2
8.AWB 19/5014
10.Pagina 2 onder punt 3
11.Weerwoord pagina 3, eerste alinea
12.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8598
13.Vreemdelingenwet 2000
14.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:180
15.Vreemdelingencirculaire 2000
16.Arresten van het Hof van 14 mei 2020, ECLI:EU:C:2020:367 en van 14 januari 2021, ECI:EU:C:2021:9