ECLI:NL:RBDHA:2021:16826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.11165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor uitstel van vertrek op basis van medische noodzaak en de juistheid van het BMA-advies

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Surinaamse vrouw geboren in 1961, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), welke door verweerder was afgewezen. Eiseres voerde aan dat er concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat stelde dat zij in Suriname de benodigde zorg zou kunnen ontvangen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het BMA-advies als juist kon worden aangenomen en dat eiseres niet was gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook eiseres gehoord moet worden. Tevens werd eiseres vrijgesteld van griffierecht wegens betalingsonmacht en kreeg zij een proceskostenvergoeding van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11165
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

In het besluit van 18 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder in het besluit van 17 juni 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.4135, op 7 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook aanwezig waren
[A] , de zus van eiseres, en [B] , de begeleider van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Griffierecht
1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank met de door haar overgelegde formulieren aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om de verschuldigde bedragen aan griffierecht
te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt daarom en eiseres wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Inleiding
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1961 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek vanwege haar medische situatie.
3. Verweerder heeft aan het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd een advies uit te brengen over de toepasselijkheid van artikel 64 van de Vw. Het BMA heeft op 21 december 2021 een advies uitgebracht. Uit het BMA-advies volgt dat eiseres zonder ogen is geboren, dat ze niet heeft geleerd om zich zelfstandig te redden en dat de indruk bestaat dat ze dit niet meer zal kunnen leren. Verder wordt geconcludeerd dat sprake lijkt te zijn van een lichte tot matige verstandelijke beperking. Een vorm van begeleid wonen op een plek waar men ervaren is in het zorgen voor blinde mensen lijkt daarom het meest passend bij de situatie van eiseres. Zij kan daar zorg krijgen die ze nodig heeft en gestimuleerd worden met passende activiteiten. Bij uitblijven van de genoemde behandeling wordt verwacht dat een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan, omdat eiseres niet zelfredzaam is en er zonder, met name adequate opvang, sprake zal zijn van maatschappelijke teloorgang. Een fysieke overdracht is noodzakelijk. In het advies staat ten slotte dat er een zorgaccomodatie voor visueel gehandicapten aanwezig is in onder andere het Stichting De Blauwe Nest in Paramaribo (het Blauwe Nest).
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en heeft hierbij verwezen naar het BMA-advies. Uit het advies volgt dat het achterwege blijven van de medisch behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, maar ook dat de noodzakelijke medische behandeling in Suriname aanwezig is, onder andere in instelling het Blauwe Nest. Eiseres heeft met de door haar overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt dat zij niet de benodigde zorg kan ontvangen in deze instelling. Eiseres is verder
uitgenodigd om aannemelijk te maken dat de medische zorg voor haar feitelijk niet toegankelijk is, maar daarin is zij niet geslaagd. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit bevestigd.
Juistheid en volledigheid van het BMA-advies en de beschikbaarheid van de zorg
5. Eiseres voert aan dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies. Zij stelt dat de gevraagde specifieke medische behandeling niet voor haar aanwezig is in Suriname in het Blauwe Nest. Uit de onderliggende bronnen waar in het advies naar wordt verwezen, is geen nadere informatie opgenomen waaruit blijkt dat de benodigde expertise voor de zorg voor eiseres aanwezig is. Uit de informatie van de website van het Blauwe Nest blijkt ook niet dat ervaring en expertise op het gebied van begeleiding van blinden en slechtzienden aanwezig is en volgens de informatie van de directeur van de Stichting voor Blinden en Slechtzienden in Suriname (NSBS) ontbreekt deze expertise in het Blauwe Nest of ergens anders in Suriname. Gelet op de missie van de NSBS mag ervan worden uitgegaan dat deze stichting bij uitstek bevoegd en in staat is om dit te kunnen beoordelen. Ook blijkt uit de informatie van het Blauwe Nest niet dat er expertise is op het gebied van de opvang en de begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking en op het gebied van stimulatie van passende activiteiten. Dat uit een email van een medewerkster van het Blauwe Nest blijkt dat ze al twee jaar personen verzorgen en begeleiden die volledig blind zijn, kan niet worden afgeleid
dat daarom de benodigde expertise aanwezig is om begeleiding te bieden aan eiseres als volledig blind persoon, met een verstandelijke beperking en zeer beperkte zelfredzaamheid. Daarnaast geeft de medewerkster van het Blauwe Nest In de email van 9 april 2021 uitdrukkelijk aan dat er voor blinde volwassenen in Suriname totaal geen specifieke opvang beschikbaar is.
6. De rechtbank stelt voorop dat een BMA-advies volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een deskundigenbericht aan verweerder is ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient verweerder zich ervan te vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van dit advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn
voor twijfel aan de juistheid of volledigheid.1
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd niet leidt tot concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het BMA-advies en waarom wel van het advies kan worden uitgegaan. De rechtbank overweegt allereerst dat uit de door eiseres overgelegde informatie valt af te leiden dat er in ieder geval enige ervaring is met de zorg voor blinden en slechtzienden in het Blauwe Nest. Dit blijkt onder andere uit de e-mail van een medewerker van het Blauwe Nest waarin staat dat ze sinds twee jaar voor twee blinde mensen zorgen en ze ook de nodige cursussen van buitenaf hiervoor krijgen. Uit de overgelegde informatie blijkt echter niet dat er ook ervaring en expertise is op het gebied van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en daarbij passende stimulerende activiteiten. Laat staan dat er voldoende ervaring en expertise is op het gebied van de gecombineerde problematiek, zoals in het geval van eiseres. Eiseres stelt hierbij terecht dat uit het BMA-advies blijkt dat deze ervaring wel aanwezig moet zijn, omdat anders sprake zal zijn van een medische noodsituatie en maatschappelijke teloorgang. In het BMA-advies staat genoemd dat het Blauwe Nest een zorgaccomodatie voor visueel gehandicapten is, maar hierbij staat niet genoemd dat het Blauwe Nest ook de nodige zorg op het gebied van mensen met een verstandelijke beperking kan bieden. Hierbij merkt de rechtbank op dat deze instelling ook de enige is die met naam genoemd staat in het advies. Gelet hierop is het BMA-advies niet concludent en heeft eiseres voldoende aanknopingspunten voor twijfel aan het advies geboden met betrekking tot de vraag of de benodigde zorg voor eiseres in Suriname aanwezig is. Het is dan ook aan verweerder om deze onduidelijkheden op te helderen.
8. Nu verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom uitgegaan kan worden van het BMA-advies, is sprake van een motiveringsgebrek. Het besluit wordt om die reden vernietigd op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. Gezien het feit dat bovenstaande beroepsgrond slaagt en dus onvoldoende duidelijk is of de benodigde zorg aanwezig is voor eiseres in Suriname, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vraag of de benodigde zorg ook voor eiseres toegankelijk is. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de gegevens die eiseres heeft aangedragen niet zonder meer blijkt dat zij de benodigde kosten niet kan betalen.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 16 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:826, en van 16 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1598.
De hoorplicht
10. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord in de bezwaarfase. Gelet op wat zij heeft aangevoerd, kan de stelling van verweerder namelijk niet gevolgd worden dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond zou zijn.
11. De rechtbank is van oordeel dat ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt en dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake wanneer uit het bezwaarschrift reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Uit het voorgaande blijkt dat eiseres terecht als bezwaar heeft aangedragen dat er sprake was van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het BMA-advies. Verweerder heeft daarom ten onrechte gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, er geen twijfel was over die conclusie en dat eiseres daarom niet gehoord hoefde te worden.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder alvorens opnieuw op het bezwaar te kunnen beslissen nader onderzoek zal moeten verrichten en opnieuw advies zal moeten vragen aan het BMA (zie overweging 7). Ook zal verweerder eiseres nog moeten horen (zie overweging 11). De rechtbank past evenmin een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet dan ook met inachtneming van het gestelde in deze uitspraak binnen een termijn van acht weken een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen.
13. De rechtbank wijst erop dat eiseres wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
12 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.H. Lange T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de
dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.