ECLI:NL:RBDHA:2021:16777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL21.17229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland een asielaanvraag had ingediend, had zijn aanvraag ingetrokken en was vervolgens geconfronteerd met een terugkeerbesluit en een inreisverbod van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker op 22 oktober 2021 in bewaring was gesteld en dat er op 29 oktober 2021 een terugkeerbesluit was genomen, waarbij verzoeker op 3 november 2021 zou worden uitgezet naar Albanië. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Hij overweegt dat de vraag of verzoeker rechtmatig in vreemdelingenbewaring is gesteld niet relevant is voor de schorsing van de geplande uitzetting. Bovendien heeft verzoeker geen gronden aangevoerd tegen het inreisverbod. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen prijs meer stelt op internationale bescherming, gezien zijn eerdere asielverzoeken in andere landen en zijn intrekking van de aanvraag in Nederland. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 november 2021 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17229
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.T.V. Le),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H. Çöplü).

Procesverloop

Op 22 oktober 2021 heeft verweerder aan verzoeker de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Hiertegen is beroep ingesteld, dat is geregistreerd onder zaaknummer NL21.17059.
Op 29 oktober 2021 heeft verweerder een terugkeerbesluit genomen en aan verzoeker een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Hiertegen is beroep ingesteld, dat is geregistreerd onder zaaknummer NL21.17118.
Bij brief van 1 november 2021 heeft verweerder verzoeker medegedeeld voornemens te zijn hem op 3 november 2021 om 20.30 uur met vluchtnummer [vluchtnummer] uit te zetten naar Tirana, Albanië. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder zaaknummer NL21.17229.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoekschrift, gelet op vaste jurisprudentie1 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), connex is aan het beroep gericht tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod (NL21.17118).
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij op de verkeerde grondslag in bewaring is gesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vraag of verzoeker in dit geval al dan niet rechtmatig in vreemdelingenbewaring is gesteld niet ziet op wat verzoeker in deze procedure beoogt, namelijk schorsing van de geplande (feitelijke) uitzetting op 3 november 2021. Een onrechtmatig opgelegde maatregel van bewaring tast de bevoegdheid van verweerder om tot uitzetting over te gaan immers niet aan.
4. Verzoeker voert verder aan dat er een concreet aanknopingspunt is voor toepassing van de Dublinverordening2, zodat toepassing van de Terugkeerrichtlijn3 is uitgesloten. Dat verzoeker wilde doorreizen naar het Verenigd Koninkrijk maakt dat niet anders. Verzoeker verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 15 februari 20184. Deze uitspraak is door de ABRvS bekrachtigd. De casus in die zaak en de zaak van verzoeker is gelijkluidend. Elk beleid van verweerder dat hiervan afwijkt is in strijd met de Dublinverordening en de Terugkeerrichtlijn. Gelet hierop moet verzoeker worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten, zodat de vlucht naar Albanië geen doorgang kan vinden.
5. Verweerder stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat verzoeker, gelet op alle feiten en omstandigheden, met de intrekking van zijn in Nederland ingediende asielverzoek zijn verzoek om internationale bescherming heeft prijsgegeven. Verweerder mocht er daarom van uitgaan dat verzoeker geen prijs meer stelt op een beslissing op zijn asielaanvraag in België. Van een concreet aanknopingspunt voor overdracht op grond van de Dublinverordening is geen sprake. Er is op goede gronden een terugkeerbesluit genomen en in het verlengde daarvan een inreisverbod opgelegd. Verweerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de uitspraak van de ABRvS van 20 mei 20205.
6. Op 29 oktober 2021, 14.00 uur, is eiser door verweerder gehoord omdat hij heeft aangegeven dat hij zijn asielaanvraag wilde intrekken. Aan eiser is tijdens dat gehoor – voor zover thans relevant – uitgelegd dat als hij zijn aanvraag intrekt, DT&V met hem het gesprek zal aangaan met betrekking tot terugkeer naar zijn land van herkomst en dat intrekking inhoudt dat verzoeker afziet van zijn procedure en verdere rechtsmiddelen met betrekking tot de asielprocedure. Verder is aan verzoeker medegedeeld dat verweerder voornemens is hem een terugkeerbesluit en inreisverbod op te leggen en is verzoeker daaromtrent gehoord.
7. De voorzieningenrechter is van voorlopig oordeel dat verweerder terecht een terugkeerbesluit aan verzoeker heeft opgelegd en overweegt daartoe als volgt. Verzoeker heeft eerder in Frankrijk en België verzocht om internationale bescherming. Verzoeker heeft die procedures niet afgewacht, maar is doorgereisd naar, uiteindelijk, Nederland. Vervolgens is verzoeker door de Koninklijke Marechaussee bij de grensdoorlaatpost te Europoort aangetroffen in een vrachtwagentrailer bestemd voor verscheping naar het
1. Bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:21114, rechtsoverweging 1
2 Verordening 604/2013
3 Richtlijn 2008/115/ EG
Verenigd Koninkrijk. In Nederland heeft hij een verzoek om internationale bescherming ingediend en heeft dit verzoek kort daarna weer ingetrokken. Alvorens hij het verzoek heeft ingetrokken, is verzoeker erop gewezen dat de intrekking gevolgen zal hebben voor zijn verzoek om internationale bescherming. Uit dit geheel aan feiten valt op te maken dat verzoeker blijkbaar in het geheel geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland of een ander land. Gelet op het voorgaande verbleef verzoeker op 29 oktober 2021 niet rechtmatig in Nederland en heeft verweerder daarom terecht een terugkeerbesluit opgelegd.
8. Tegen het inreisverbod heeft verzoeker geen gronden gericht.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2021 door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
03 november 2021

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.