ECLI:NL:RBDHA:2021:16777
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot terugkeerbesluit en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland een asielaanvraag had ingediend, had zijn aanvraag ingetrokken en was vervolgens geconfronteerd met een terugkeerbesluit en een inreisverbod van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker op 22 oktober 2021 in bewaring was gesteld en dat er op 29 oktober 2021 een terugkeerbesluit was genomen, waarbij verzoeker op 3 november 2021 zou worden uitgezet naar Albanië. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Hij overweegt dat de vraag of verzoeker rechtmatig in vreemdelingenbewaring is gesteld niet relevant is voor de schorsing van de geplande uitzetting. Bovendien heeft verzoeker geen gronden aangevoerd tegen het inreisverbod. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen prijs meer stelt op internationale bescherming, gezien zijn eerdere asielverzoeken in andere landen en zijn intrekking van de aanvraag in Nederland. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 november 2021 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.