Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Turkse asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J. Portegies, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 15 oktober 2021 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat de bewaring noodzakelijk was voor het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van de asielaanvraag van de eiser, die eerder had aangegeven zich aan het toezicht te hebben onttrokken en niet had voldaan aan eerdere vertrekverplichtingen.
De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn asielaanvraag pas had ingediend toen zijn terugkeer naar Turkije al gepland was, wat volgens de rechtbank de indruk wekt dat de aanvraag louter was bedoeld om de uitvoering van het terugkeerbesluit te verijdelen. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring voldoende waren gemotiveerd en dat er geen aanleiding was om een lichter middel, zoals een meldplicht, toe te passen. De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels.