ECLI:NL:RBDHA:2021:16759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
NL21.16406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de beoordeling van zicht op uitzetting in het licht van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. Hardoar, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 14 oktober 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. H. Remerie.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn huwelijk en de mogelijkheid om bij zijn nicht te verblijven, niet overtuigend geacht om de maatregel onrechtmatig te verklaren. De rechtbank heeft ook de vraag beoordeeld of er zicht op uitzetting naar Marokko was, vooral in het licht van de coronamaatregelen die sinds 21 oktober 2021 van kracht waren. De rechtbank concludeerde dat het vliegverbod een tijdelijke belemmering vormde en dat er geen reden was om aan te nemen dat de uitzetting niet binnen een redelijke termijn zou kunnen plaatsvinden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een bevestiging van de rechtmatigheid van de bewaring in deze specifieke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16406
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H. Remerie).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw H. el Ghani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1991].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht
1. artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser stelt alle gronden te betwisten.
4. Ten aanzien van de zware grond 3a voert eiser aan dat hij is getrouwd. De rechtbank is van oordeel dat dit geen invloed heeft op de feitelijke juistheid van de grond. Het feit dat hij geen stempel in zijn paspoort heeft, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om de zware grond 3a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd te achten. Ten aanzien van de zware grond 3c is het onduidelijk wat eiser hier tegenin heeft gebracht. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen reden om niet uit te gaan van de feitelijke juistheid van deze grond. De rechtbank acht deze grond dan ook feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. De zware gronden 3a en 3c kunnen de maatregel van bewaring al dragen. De rest van de gronden behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Verweerder mag daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Dit is vaste rechtspraak3. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende is gemotiveerd waarom er geen lichter middel is opgelegd. Het feit dat de nicht van eiser heeft aangeboden dat hij bij haar kan blijven en dat zij hem financieel kan ondersteunen, maakt niet dat de maatregel onrechtmatig is. Verweerder merkt verder op dat eiser deze omstandigheden tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling niet naar voren heeft gebracht. Verweerder kon deze omstandigheden dus niet meenemen in de maatregel van bewaring. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
6. Eiser voert ten slotte aan dat er geen zicht op uitzetting is naar Marokko. Eiser verwijst hierbij naar het vliegverbod dat sinds 21 oktober 2021 van kracht is, die verband houdt met de oplopende besmettingen met het coronavirus. Daarnaast wijst eiser op drie uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 april 20214, waaruit zou blijken dat er geen zicht op uitzetting is naar Marokko.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet op korte termijn kunnen vliegen naar Marokko vanwege corona (vooralsnog) een tijdelijke belemmering5. Op dit moment kan nog
2 artikel 5.1b, vierde lid, Vb.
3 Onder meer de uitspraken van de ABRvS van 23 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:674) en van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).
4 202006894/ 1/ V3, 202006914/ 1/ V3, en 202100335/ 1/ V3.
5 Zie in dit kader de uitspraak van de ABRvS van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1141
niet worden geoordeeld dat het vliegverbod zo lang zal duren, dat de uitzetting niet meer binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de uitspraken van de ABRvS die eiser heeft aangehaald zien op zicht op uitzetting voor personen waarvoor een laissez-passer ( LP) is vereist. Eiser is in bezit van een Marokkaans paspoort, waardoor er geen LP vereist is voor zijn overdracht.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
29 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.A. Schuman M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.