ECLI:NL:RBDHA:2021:16570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard; beroep ongegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser, een statushouder uit Italië, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 10 september 2021 had besloten de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 oktober 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat eiser in Italië internationale bescherming had gekregen en dat zijn verblijfsvergunning geldig was tot 9 september 2024. De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende mogelijkheden had om terug te keren naar Italië, waar hij recht had op dezelfde behandeling als Italiaanse staatsburgers. Eiser voerde aan dat zijn situatie in Italië zo slecht was dat hij een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie verkeerde.
De rechtbank concludeerde dat de situatie in Italië voor statushouders niet zodanig slecht was dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kon worden toegepast. Eiser had niet aangetoond dat hij bij terugkeer in Italië in een onmenselijke of vernederende situatie zou komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.