ECLI:NL:RBDHA:2021:16517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Frankrijk en risico op indirect refoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. Post, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat het asielbeleid in Frankrijk voor Soedanezen anders is dan in Nederland en dat er een risico op indirect refoulement bestaat. Eiser heeft geen bewijs geleverd van structurele gebreken in het Franse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank stelt vast dat Frankrijk met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld aan dezelfde criteria als in Nederland.
De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om te concluderen dat de overdracht aan Frankrijk zou leiden tot een onevenredige hardheid. De rechtbank wijst erop dat de vaccinatieplicht in Frankrijk niet is onderbouwd door eiser en dat tijdelijke, feitelijke overdrachtsbeletsels de vaststelling van Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.