ECLI:NL:RBDHA:2021:16494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land werd aangewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden voor Italië, gezien zijn medische situatie en de omstandigheden voor asielzoekers in dat land.
Tijdens de zitting op 14 september 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waaronder de verzoeken om de uitspraak aan te houden in afwachting van andere lopende zaken. De rechtbank overwoog dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, en dat het aan eiser was om aan te tonen dat dit in zijn geval niet opging. De rechtbank concludeerde dat eiser hierin niet was geslaagd, ondanks zijn claims van bijzondere kwetsbaarheid.
De rechtbank oordeelde dat de overgelegde medische informatie en andere stukken onvoldoende waren om aan te tonen dat de situatie in Italië zodanig was dat de asielaanvraag niet kon worden overgedragen. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd op 21 september 2021 bekendgemaakt en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.