Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Guineese nationaliteit, beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 27 februari 2021 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië als verantwoordelijk land werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel werd ingeroepen. De eiser voerde aan dat hij in Italië geen adequate opvang had ontvangen en dat er risico op refoulement bestond. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die bevestigden dat Italië in staat is om asielzoekers te behandelen volgens de Europese richtlijnen. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser geen bijzondere redenen vormden om af te wijken van de Dublinverordening. De uitspraak werd gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, met R. Ben Sellam als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.