Beoordeling door de voorzieningenrechter/ rechtbank
12. De rechtbank/ voorzieningenrechter (hierna te noemen: de rechtbank) ziet zich gesteld voor de vraag of eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Bij de beoordeling wordt achtereenvolgens ingegaan op de beroepsgronden over de tijdelijke versoepeling van het mvv-vereiste in het kader van covid-19, het evenredigheidsbeginsel/ de hardheidsclausule, de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM en het gestelde ongeoorloofde onderscheid.
Tijdelijke versoepeling mvv-vereiste vanwege covid-19
13. Eiseres stelt dat zij moet worden vrijgesteld van het mvv- vereiste vanwege de tijdelijke versoepeling op grond van covid-19.
14. De volgende tekst is – voor zover van belang – hierover opgenomen:
U hoeft de mvv niet op te halen als u voldoet aan de volgende 4 voorwaarden:
1.
Een van deze situaties geldt voor u:
U was in uw land van herkomst of bestendig verblijf toen u of uw referent de mvv-aanvraag deed. […] U hebt daar een geldige verblijfsvergunning of wacht op een beslissing op uw verblijfsaanvraag; of
U bent tussen 15 juni 2020 en (voor) 23 januari 2021 naar Nederland gereisd. En u hebt de mvv hier aangevraagd terwijl u rechtmatig verblijf had;
2.
U bent naar Nederland gereisd met een visum kort verblijf […];
3.
U kon sinds 15 juni 2020 niet terugreizen naar uw land van herkomst of bestendig verblijf. Dit kwam door de reisbeperkingen en dit kunt u bewijzen;
4.
De IND heeft uw mvv-aanvraag goedgekeurd toen u in Nederland was.
Gelden alle 4 voorwaarden voor u? Dan hoeft u de mvv niet op te halen.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet aan de onder 1 en 4 genoemde voorwaarden van voornoemde regeling voldoet. De mvv- aanvraag is immers niet in Azerbeidzjan gedaan en eiseres is ingereisd vóór 15 juni 2020. Ook is de mvv-aanvraag niet goedgekeurd. De beroepsgrond slaagt niet.
Mvv- vereiste en het evenredigheidsbeginsel/ de hardheidsclausule
16. In artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen, als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv. Op grond van het derde lid van dit artikel kan de staatssecretaris een vreemdeling vrijstellen van het mvv-vereiste als toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit wordt de hardheidsclausule genoemd.
17. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat het mvv-vereiste zoals neergelegd in de nationale regelgeving op zichzelf genomen niet in strijd is met het doel en nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn.Als een vreemdeling zich beroept op de hardheidsclausule, dan hoeft verweerder een beoordeling of die vreemdeling voldoet aan de materiële vereisten voor gezinshereniging pas te verrichten als de vreemdeling bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden aanvoert die maken dat het onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste als die vreemdeling aan alle materiële vereisten zou voldoen. Artikel 5, derde lid, van die Gezinsherenigingsrichtlijn biedt verweerder ruimte om te beoordelen wanneer zich passende gevallen voordoen waarin hij van vreemdelingen geen mvv vereist.
18. Eiseres heeft onder meer aangevoerd dat niet van haar gevergd kan worden gedurende de pandemie met jonge kinderen te reizen naar Azerbeidzjan. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheden de situatie weliswaar bemoeilijken, maar dat deze niet dusdanig zwaar of bijzonder zijn dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel dan wel toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Hoewel meer voorzorgsmaatregelen voor de reis en het verblijf moeten worden genomen, is niet gebleken dat het onmogelijk is, voor mensen met de Azerbeidjaanse nationaliteit, om in Azerbeidzjan of een omliggend land een mvv aan te vragen. Gelet op voornoemde rechtspraak, is het bestreden besluit niet in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
De belangenafweging (artikel 8 EVRM)
19. Volgens vaste rechtspraak moet bij de belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM een ‘fair balance’ worden gevonden tussen het belang van eiseres bij het ongestoord uitoefenen van haar gezinsleven enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle voor die belangenafweging relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dit het geval is, of die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen de belangen. Dit laatste is een enigszins terughoudende toetsing.
20. De rechtbank stelt vast dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden bij zijn belangenafweging heeft betrokken en is van oordeel dat verweerder zich op grond daarvan op het standpunt heeft kunnen stellen dat van eiseres verlangd kan worden dat zij het gezinsleven met haar echtgenoot en kinderen in Azerbeidzjan of elders buiten de EU (tijdelijk) uitoefent. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken, dat eiseres is geboren en getogen in Azerbeidzjan en daar het merendeel van haar leven heeft gewoond. Zij is relatief kort in Nederland en bekend met de cultuur en gewoonten in Azerbeidzjan. Ook heeft verweerder mogen meewegen dat eiseres volwassen is en zich staande kan houden, de dochters van eiseres nog erg jong zijn en nagenoeg geen banden met Nederland hebben, althans banden met Azerbeidzjan kunnen opbouwen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat terugkeer naar Azerbeidzjan voor de echtgenoot van eiseres niet onoverkomelijk is. Hij heeft tot zijn dertiende in het land gewoond, is er met eiseres gehuwd en heeft er in 2019 nog een periode verbleven. De stelling dat hij bij terugkeer gevaar zou lopen vanwege een voor hem geldende dienstplicht is niet onderbouwd.
Is sprake van ongeoorloofd onderscheid?
21. De rechtbank overweegt dat bij toetsing aan artikel 14 van het EVRM eerst moet worden beoordeeld of sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Met ‘gelijke gevallen’ wordt ook bedoeld: op relevante punten vergelijkbaar.
22. De tijdelijke versoepeling van het mvv-beleid vereist dat de mvv-aanvraag is goedgekeurd terwijl de aanvrager in Nederland was (zie onder 14, voorwaarde 4). De aanvraag van eiseres is echter niet goedgekeurd. Eiseres meent dat zij toch onder deze regeling moet vallen, omdat voor iedereen geldt dat nodeloos reizen zoveel mogelijk moet worden voorkomen vanwege covid-19. Eiseres meent dat de terugreis naar Azerbeidzjan slechts een formalisme is om daar de mvv op te halen. In haar ogen is dit dus een nodeloze reis als bedoeld in de regeling. Verweerder heeft de mvv-aanvraag van eiseres echter afgewezen en daarmee verschilt de positie van eiseres wezenlijk van die van mensen van wie de mvv-aanvraag is goedgekeurd terwijl zij in Nederland waren. Er is daarom geen sprake van gelijke gevallen. De beroepsgrond slaagt niet.
Na het sluiten van het onderzoek gezonden informatie/ stukken
23. De rechtbank beschikte, al het voorgaande in overweging nemend, ten tijde van het sluiten van het onderzoek ter zitting over voldoende informatie in deze procedure om een beslissing te nemen. Voor heropening van het onderzoek is daarom geen reden. Het door verweerder op 29 juli 2021 toegestuurde stuk wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
24. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
25. Vanwege de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
26. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.