ECLI:NL:RBDHA:2021:16473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
NL21.14028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Boone, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 28 augustus 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 13 september 2021 was de eiser aanwezig, bijgestaan door mr. A. Jhingoer, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft overwogen dat er, in tegenstelling tot eerdere uitspraken, nu zicht op uitzetting naar Algerije is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14028
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A. Jhingoer, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1992] .
Als enige grond voert eiser aan dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. Hiertoe verwijst hij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 20 april 20211. Eiser heeft de gronden van de maatregel van bewaring niet bestreden.
2. De rechtbank overweegt als volgt. Bij uitspraak van 18 mei 20212 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, op basis van nader door verweerder overgelegde informatie geoordeeld dat er, anders dan was beslist bij onder meer de uitspraak van 20 april 2021, ten aanzien van Algerije zicht op uitzetting is. De rechtbank verwijst naar hetgeen in
de uitspraak van 18 mei 2021 is overwogen in rechtsoverweging 3.5. Zij neemt die overwegingen over. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
3. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
17 september 2021
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. D. Verduijn M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.