ECLI:NL:RBDHA:2021:16460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
NL21.7682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit verblijfsvergunning asiel en registratie nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder een aanvraag ingediend op 31 augustus 2017, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als niet-ontvankelijk. Eiser stelde dat de ingangsdatum van zijn huidige verblijfsvergunning, die op 10 september 2018 was vastgesteld, ten onrechte was en dat deze zou moeten ingaan op de datum van zijn eerdere aanvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 24 augustus 2021, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Khalaf, en de verweerder door mr. M. Dalhuisen.

De rechtbank overwoog dat de ingangsdatum van een verblijfsvergunning asiel dwingendrechtelijk is en dat deze ingaat op de datum van ontvangst van de aanvraag. Eiser had geen verzoek tot bestuurlijke heroverweging ingediend, waardoor de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht had behandeld. Eiser had ook aangevoerd dat hij staatloos was en dat zijn nationaliteit ten onrechte als 'land: onbekend' was geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van staatloosheid niet aan de orde was in deze procedure en dat eiser geen rechtens te respecteren belang had bij de beoordeling van deze beroepsgrond.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen de geregistreerde nationaliteit en voor het overige ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en de griffier was mr. L.L. Hol. De uitspraak werd bekendgemaakt op 27 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7682
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure ingewilligd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft het beroep ter zitting van 24 augustus 2021 behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die via een beeldverbinding aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ter onderbouwing van zijn beroep voert eiser aan dat verweerder zijn verblijfsvergunning ten onrechte heeft laten ingaan op 10 september 2018. Dit is de datum waarop eiser de onderhavige aanvraag heeft ingediend. Eiser voert aan dat hij ook op 31 augustus 2017 een asielaanvraag heeft ingediend. Die aanvraag heeft verweerder bij besluit van
13 september 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Volgens eiser is inmiddels gebleken dat verweerder dit besluit op basis van onjuiste informatie heeft genomen. Volgens eiser dient de ingangsdatum van de huidige aanvraag daarom 31 augustus 2017 te zijn. Verder voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte heeft geregistreerd met als nationaliteit “land: onbekend”. Eiser stelt staatloos Palestijn te zijn en wenst als zodanig te worden geregistreerd.
Ten aanzien van deze beroepsgronden overweegt de rechtbank het volgende.
Procesbelang
2. Indien het beroep gegrond wordt verklaard, dan zal de asielvergunning van eiser een eerdere ingangsdatum krijgen. Zo kan eiser door het instellen van beroep dus in een gunstiger positie komen. Om die reden heeft eiser procesbelang bij het door hem ingestelde beroep.
Ingangsdatum verleende verblijfsvergunning
3. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt ingewilligd met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.1 Deze bepaling is dwingendrechtelijk van aard. Dat betekent dat verweerder geen bevoegdheid heeft om een aanvraag in te willigen met ingang van een eerdere datum dan de datum waarop de aanvraag is gedaan.
4. Dit is anders als een vreemdeling een verzoek om bestuurlijke heroverweging van een besluit heeft gedaan.2 Daarvan is in het geval van eiser geen sprake. Eiser heeft op
10 september 2018 uitdrukkelijk een (opvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op dat moment of op enig moment nadien heeft eiser niet kenbaar gemaakt dat hij (ook) om bestuurlijke herziening van het besluit van 13 september 2017 heeft willen verzoeken. Verweerder heeft de onderhavige aanvraag dan ook terecht als zodanig in behandeling genomen. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om deze aanvraag (mede) als een verzoek om bestuurlijke heroverweging van het besluit van 13 september 2017 op te vatten. Pas ter zitting heeft eiser aangevoerd dat zijn aanvraag van 10 september 2018 tevens als een verzoek om bestuurlijke heroverweging van het besluit van 13 september 2017 had moet worden opgevat. Dat is te laat en daarom kan deze beroepsgrond hem niet baten.
Registratie nationaliteit
5. De vaststelling van staatloosheid gebeurt door het college van burgemeester en wethouders.3 Deze procedure is hier niet aan de orde.4 Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen rechtens te respecteren belang heeft bij de beoordeling van deze beroepsgrond. Als eiser de gegevens en vaststelling van zijn nationaliteit wilt laten wijzigen, dan staat hiertoe een andere rechtsgang open.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van 21 april 2021 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Artikel 44, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 Zie b.v. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1432.
3 Op grond van de artikelen 2.15. 2.16 en 2.17 van de Wet basisregistratie personen.
4 Vgl. in dit verband onder meer de uitspraken van de ABRvS van 7 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3385, en van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 7 mei 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3846.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat gericht is tegen de geregistreerde nationaliteit van eiser;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
27 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf L.L. Hol
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.