ECLI:NL:RBDHA:2021:16313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Syrische eiser met Libanees paspoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn Libanese paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Eiser heeft een Syrisch paspoort en identiteitskaart overgelegd, maar verweerder heeft twijfels over de identiteit van eiser, aangezien hij ook een Libanees paspoort bezit. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser de Libanese nationaliteit heeft en dat hij zich in Libanon kan vestigen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij enkel de Syrische nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12202
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], alias [alias], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Issa), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.12203, op 13 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A. Matti. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij [eiser] is, geboren op [1995] en van Syrische nationaliteit. Eiser heeft asiel gevraagd vanwege de algemene situatie in Syrië en omdat hij daar persoonlijk problemen heeft ondervonden.
2. Verweerder wijst de asielaanvraag van eiser af. Verweerder gelooft dat eiser de Syrische nationaliteit heeft. Eiser heeft namelijk een echt bevonden Syrisch paspoort en identiteitskaart ingediend én hij heeft voldoende verklaard over Syrië. Uit EU-Vis is echter gebleken dat eiser van de Duitse autoriteiten in Libanon een visum heeft verkregen op basis van een Libanees paspoort. In dit paspoort staat dat eiser [alias] is, dat hij is geboren op [1996] en dat hij de Libanese nationaliteit heeft. Gelet hierop stelt verweerder zich op het standpunt dat er twijfel bestaat over eisers naam en geboortedatum. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser zowel de Syrische als de Libanese nationaliteit heeft. Verweerder verleent eiser geen asielvergunning vanwege de problemen die hij in Syrië heeft ondervonden, omdat eiser zich vanwege zijn Libanese nationaliteit in Libanon kan vestigen. Verweerder neemt verder het standpunt in dat uit de verklaringen van
eiser niet blijkt dat hij problemen heeft ondervonden in Libanon, die tot de verlening van een asielvergunning zouden kunnen leiden. Verweerder wijst de asielaanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond en beslist dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten.
Over de identiteit en nationaliteit van eiser
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij de Libanese nationaliteit heeft. Hij is wel geboren in Libanon, maar hij heeft alleen de Syrische nationaliteit. Hij stelt dat hij het Libanese paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Eiser vindt dat hij dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zijn Syrische paspoort en identiteitskaart zijn immers echt bevonden. De persoonsgegevens die in deze documenten staan, komen niet overeen met de gegevens in het Libanese paspoort. Eiser heeft in beroep nog twee documenten ingediend, namelijk een certificaat van geboorte en doop van 5 augustus 2021, afgegeven door een Armeense kerk in Libanon, en een geboorteverklaring van 11 augustus 2021, afgegeven door het academisch overheidsziekenhuis van [plaats] in Libanon. Ook de persoonsgegevens die in deze documenten staan, komen niet overeen met de gegevens in het Libanese paspoort. Eiser vindt dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij enkel de Syrische nationaliteit heeft. Volgens eiser ligt het op de weg van verweerder om nader onderzoek te doen naar de Libanese nationaliteit. Eiser voert verder aan dat verweerder een onjuiste geloofwaardigheidsbeoordeling heeft toegepast.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) mag verweerder in beginsel uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis. Het is vervolgens aan de vreemdeling om aan te tonen dat deze informatie niet klopt. Indien de vreemdeling stelt dat zijn paspoort frauduleus is verkregen, dan ligt het op zijn weg om dit aannemelijk te maken.1
6. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser hierin niet is geslaagd. Eiser heeft een Syrisch paspoort en identiteitskaart ingediend, die authentiek zijn bevonden. Deze omstandigheid op zich geeft evenwel nog geen onderbouwing van de stelling van eiser dat hij het Libanese paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. De in beroep ingediende documenten vormen evenmin een onderbouwing van deze stelling. Deze documenten zeggen namelijk niets over de wijze waarop eiser het Libanese paspoort heeft verkregen. Verweerder heeft verder niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiser algemeen en vaag heeft verklaard over de manier waarop hij het Libanese paspoort heeft verkregen.
7. Nu eiser niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast, mag verweerder uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis. Verweerder mag er dus vanuit gaan dat eiser de Libanese nationaliteit heeft. Hierover bestaat geen gerede twijfel. Gelet daarop kan het beroep van eiser op de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 2 juni 20212 en van de ABRvS van 18 juli 20143, niet slagen. In deze zaken bestond er immers wél gerede twijfel over het beschikken over een bepaalde nationaliteit.
1. Zie de uitspraken van de ABRvS van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661 en van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270.
8. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de stelling van eiser dat verweerder een onjuiste geloofwaardigheidsbeoordeling heeft toegepast.
9. Gelet op het vorenstaande stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning in verband met problemen die hij in Syrië heeft ondervonden. Anders dan eiser stelt, wordt hij in Libanon niet aangemerkt als Syrische vluchteling. Hij bezit immers de Libanese nationaliteit. Er bestaat voor hem dan ook geen dreiging om vanuit Libanon te worden teruggestuurd naar Syrië.
10. Verweerder stelt zich ook terecht op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning in verband met eventuele problemen die hij in Libanon heeft ondervonden. Eiser heeft immers enkel gesteld dat hij is vertrokken om zijn familie naar Nederland te krijgen. Uit de verslagen van de gehoren, de zienswijze en de beroepsgronden is niet gebleken dat hij in Libanon problemen heeft ondervonden die raken aan het Vluchtelingenverdrag of aan artikel 3 van het EVRM.
Over de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond, de vertrektermijn en het terugkeerbesluit
11. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielaanvraag niet heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft namelijk niet gesteld dat sprake is van inconsequente of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen. Bovendien mag verweerder de aanvraag alleen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), indien het ontbreken van documenten toerekenbaar is aan de vreemdeling. Eiser voert verder aan dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is, omdat hier niet in staat naar welk land eiser terug dient te keren.
12. De rechtbank stelt vast dat verweerder de asielaanvraag van eiser onder meer heeft afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw. De grondslag hiervoor is dat eiser verweerder heeft misleid met betrekking tot zijn Libanese paspoort en Libanese nationaliteit. Eiser heeft immers geen opgave gedaan van deze gegevens, maar enkel van zijn gegevens op de Syrische documenten. Alleen al hierom mocht verweerder de aanvraag van eiser afwijzen als kennelijk ongegrond. Dit betekent dat verweerder mocht beslissen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. De stelling van eiser dat in het terugkeerbesluit ten onrechte niet staat naar welk land eiser moet terugkeren, is onjuist. In het bestreden besluit staat namelijk onder het kopje ‘rechtsgevolgen van deze beschikking’ dat eiser terug dient te keren naar Libanon.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. De overige argumenten van eiser behoeven geen bespreking meer. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
17 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.