ECLI:NL:RBDHA:2021:16309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
NL21.10212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en de rechtbank had in die procedure geoordeeld dat de door eiser overgelegde documenten niet als identificerend konden worden aangemerkt. Eiser heeft in de nieuwe aanvraag opnieuw documenten ingediend, waaronder een schoolverklaring en een geboorteakte, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet voldoende waren om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. De rechtbank concludeerde dat de documenten niet voldeden aan de eisen voor identificerende documenten en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10212
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], alias [alias], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.10213, op 15 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Cuijpers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 19 april 2021. Dat besluit staat inmiddels in rechte vast. In dat besluit heeft verweerder de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig geacht. Eiser had namelijk gesteld dat hij [eiser] is, geboren op [1994 1] en met de Gambiaanse nationaliteit. Hij had deze gegevens echter niet
onderbouwd met documenten en bovendien bleek dat hij in Duitsland geregistreerd stond als [alias], geboren op [1994 2], van Senegalese nationaliteit.
4. In de beroepsprocedure1 tegen het besluit van 19 april 2021 heeft eiser alsnog kopieën van documenten ingediend. De rechtbank heeft hierover geoordeeld dat eiser hiermee niet alsnog zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst heeft aangetoond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kopie van de schoolverklaring van 23 april 2021 geen identificerend document is omdat hierop een pasfoto ontbreekt. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de ID-kaart onvoldoende is, zonder een ander stuk waaruit de familieband tussen eiser en de persoon op de ID-kaart blijkt. De rechtbank heeft tot slot geoordeeld dat de geboorteakte van 25 april 2021 onvoldoende is, omdat eiser niet heeft onderbouwd op basis van welke stukken deze akte is opgemaakt.
5. Vervolgens heeft eiser een nieuwe asielaanvraag ingediend. Hij heeft daarbij twee originele documenten ingediend, namelijk een schoolverklaring van 23 april 2021 en een geboorteakte van 3 mei 2021.
6. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser met de bij de huidige aanvraag ingediende originele documenten nog steeds niet zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft deze documenten immers al in kopie ingediend in de eerdere beroepsprocedure, en de rechtbank heeft daarover inhoudelijk al geoordeeld dat deze documenten eiser niet kunnen helpen. Daarnaast kunnen de documenten ook niet als identificerende documenten worden aangemerkt, omdat deze niet voldoen aan de eisen in paragraaf C1/4.3 van de Vc2.
7. Eiser is het niet eens met de beslissing van verweerder. Hij vindt dat hij zijn identiteit, nationaliteit en herkomst wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt met de originele geboorteakte en de schoolverklaring en hij vindt dat verweerder deze documenten had moeten laten onderzoeken door Bureau Documenten.
8. Ter zitting heeft eiser erkend dat de geboorteakte wel onderzocht is door Bureau Documenten.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser met de schoolverklaring en de geboorteakte de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Beide documenten zijn namelijk geen identificerende documenten, omdat hier geen pasfoto op staat3. De vraag of de documenten echt zijn of niet, is daarom niet relevant. Verder is onduidelijk op basis van welke brondocumenten de geboorteakte is opgemaakt. De schoolverklaring is niet opgemaakt door een daartoe bevoegde instantie. Nader onderzoek door Bureau Documenten voegt daarom niets toe.
1. Zaaknummer NL21.5969.
2 Vreemdelingencirculaire 2000.
3 Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:582, overweging 4.1.
10. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2021 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
20 juli 2021
en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Mr. C.M. Dijksterhuis E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.