ECLI:NL:RBDHA:2021:16237
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag verblijfsvergunning regulier voor humanitaire doeleinden na aangifte van mensenhandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'humanitair tijdelijk'. Eiseres had op 9 december 2020 aangifte gedaan van mensenhandel en verzocht om een verblijfsvergunning op basis van deze aangifte. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, omdat het Openbaar Ministerie (OM) op 14 december 2020 had besloten geen vervolging in te stellen. Dit besluit was voor verweerder reden om de aanvraag niet in te willigen, aangezien de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk werd geacht voor de opsporing van mensenhandel.
Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 juli 2021 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de verblijfsvergunning die op grond van een aangifte mensenhandel wordt verleend, bedoeld is om een vreemdeling de mogelijkheid te bieden om mee te werken aan strafvervolging. De rechtbank oordeelde dat het niet aan verweerder is om de beslissing van het OM te beoordelen en dat eiseres in dat geval zelf een procedure bij het gerechtshof kan starten.
De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiseres over de toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de uitleg van de Richtlijn 2004/81/EG verworpen. De rechtbank concludeerde dat de Nederlandse regelgeving in lijn is met de Richtlijn en dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres terecht was. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen, gezien haar financiële situatie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.