ECLI:NL:RBDHA:2021:16202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
NL21.5841 en NL21.5844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen op basis van onvoldoende geloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee eisers, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De aanvragen werden door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eisers niet geloofwaardig werden geacht. De eisers, die claimden Somalische nationaliteit te hebben, hadden een Spaans visum verkregen met een Keniaans paspoort. Tijdens de zitting op 18 mei 2021, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld in combinatie met andere aanverwante zaken.

De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun claim van Somalische nationaliteit te onderbouwen. De documenten die zij van de Somalische ambassade hadden ingediend, werden niet als voldoende bewijs beschouwd, vooral omdat de rechtbank eerder in een andere procedure had geoordeeld dat dergelijke documenten niet voldoende waren om de registratie in EU-Vis te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat het aan de eisers was om aannemelijk te maken dat hun Keniaanse paspoorten vals waren of op valse wijze waren verkregen.

De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in staat waren om de door hen gestelde identiteit en nationaliteit aan te tonen, en dat de afwijzing van hun asielaanvragen door de Staatssecretaris terecht was. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 mei 2021, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.5841 en NL21.5844
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 1], V-nummer: [v-nummer] , eiser 1
[eiser 2], V-nummer: [v-nummer] , eiser 2 hierna samen: eisers
(gemachtigde: mr. S. Coenen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL21.5842 en NL21.5845, plaatsgevonden op 18 mei 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen I.A. Mohamed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers afgewezen omdat hun identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig is geacht. Uit EU-Vis is namelijk gebleken dat
eisers allebei van de Spaanse autoriteiten in Kenia een visum hebben verkregen op basis van een Keniaans paspoort. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken mag verweerder in beginsel uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis1. Het is aan eisers om aan te tonen dat de informatie in EU-Vis niet klopt.
4. Eisers hebben aangevoerd dat de Keniaanse paspoorten die zij hebben gebruikt om de visa te verkrijgen, vals zijn dan wel op basis van valse brondocumenten zijn afgegeven. Eisers voeren aan dat zij de Somalische nationaliteit hebben. Ter onderbouwing daarvan hebben zij allebei een nationaliteitsverklaring en een verklaring van geboorte, verkregen van de Somalische ambassade in Brussel, ingediend.
5. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken ligt het op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat het Keniaanse paspoort vals is dan wel op valse wijze is verkregen2. Eisers verwijzen ook in dit verband naar de documenten van de Somalische ambassade.
6. Ten aanzien van eiser 2 heeft de rechtbank in de Dublinprocedure al geoordeeld dat de nationaliteitsverklaring en de verklaring van geboorte van de Somalische ambassade onvoldoende zijn om de registratie in EU-Vis te weerleggen. Deze uitspraak van de rechtbank is in hoger beroep bevestigd. Dat betekent dat deze uitspraak in rechte vaststaat en dat de rechtbank ook in deze procedure daarvan uit moet gaan. Dat er in de hoger beroepsprocedure niet is gesproken over de stukken van de Somalische ambassade, maakt geen verschil.
7. Ten aanzien van eiser 1 is nog niet eerder geoordeeld over de documenten van de Somalische ambassade. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken mag verweerder bij de waardering van de inhoudelijke juistheid van een nationaliteitsverklaring de wijze waarop de ambassade onderzoek heeft verricht naar de nationaliteit van de vreemdeling betrekken3. De rechtbank oordeelt dat dit ook geldt voor een verklaring van geboorte. De door eiser 1 ingediende verklaringen zijn alleen afgegeven op basis van eisers verklaringen. Dat eiser 1 – naar hij heeft gesteld – op de ambassade een uitgebreid interview heeft gehad met de ambassadeur, neemt niet weg dat de documenten van de Somalische ambassade alleen op basis van zijn eigen verklaringen zijn afgegeven en dat eiser geen documenten heeft ingeleverd bij de Somalische ambassade. Daar komt bij dat de vreemdeling volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken niet met documenten uit het ene land kan aantonen dat hij niet de nationaliteit heeft van een ander land4. Eiser 1 kan dus niet met documenten van de Somalische ambassade aantonen dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Verweerder mocht dus uitgaan van de gegevens in EU- Vis en mocht er dus vanuit gaan dat deze gegevens gebaseerd zijn op een authentiek Keniaans paspoort.
8. Eisers hebben aangevoerd dat zij de Somalische taal spreken. Dat is echter niet voldoende om de door hen gestelde nationaliteit aan te tonen. Bovendien wordt de Somalische taal ook gesproken in bepaalde grensstreken in Kenia.
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661.
2 Zie de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270.
3 Zie de uitspraak van de ABRvS van 26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2787.
4 Zie de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270.
9. Eisers hebben aangevoerd dat zij voldoende hebben geantwoord op de HIS-vragen. De rechtbank oordeelt dat, ook indien er vanuit wordt gegaan dat eisers hierop voldoende hebben geantwoord, dit nog niet voldoende is om uit te gaan van de door hen gestelde identiteit en nationaliteit.
10. Eisers hebben aangevoerd dat sprake is van een onredelijke zware bewijslast en dat zij alles hebben gedaan wat zij konden. Eisers hebben ter zitting verteld dat zij bij de Keniaanse ambassade zijn geweest en dat zij zijn weggestuurd. Eisers hebben dit echter niet onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat sprake zou zijn van een onredelijk zware bewijslast en ook niet dat sprake is van bewijsnood. De rechtbank ziet evenmin aanknopingspunten voor de conclusie dat eisers in hun geval het voordeel van de twijfel moeten krijgen.
11. Eisers hebben aangevoerd dat zij de Keniaanse paspoorten niet konden inleveren omdat deze waren ingenomen door de reisagent. De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheid voor rekening en risico van eisers komt.
12. Eisers hebben ter zitting aan verweerder gevraagd wat zij nog meer kunnen doen. Het is echter niet aan verweerder om die vraag te beantwoorden, maar aan eisers om hun asielrelaas aannemelijk te maken.
13. Eisers hebben ter zitting aangevoerd dat verweerder vluchtelingen oneerlijk behandelt. De rechtbank kan daar niet in het algemeen een uitspraak over doen. In de zaken van eisers is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van een oneerlijke behandeling door verweerder. Evenmin bestaan er aanwijzingen, ook niet op basis van het door eiser 2 genoemde rapport van Amnesty International, dat de procedures van eisers onzorgvuldig zijn verlopen.
14. Eisers hebben ter zitting aangevoerd dat zij in de problemen komen als zij terug moeten naar Kenia, omdat zij een strafbaar feit hebben gepleegd door een vals paspoort te verkrijgen. Eisers hebben ook aangevoerd dat zij zich ten tijde van de Dublinprocedure in een andere situatie bevonden omdat zij toen zouden worden teruggestuurd naar een veilig Europees land. Deze omstandigheden kunnen echter in de onderhavige procedures van eisers geen rol spelen. Ook het verzoek van eisers aan verweerder om mee te werken aan een onderzoek bij de Keniaanse ambassade speelt geen rol in de onderhavige procedures.
15. Omdat de beroepen ongegrond zijn, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2021 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
25 mei 2021
en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
mr. J.G. Nicholson E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van het proces-verbaal.