Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vrouw. De vrouw had op 15 juli 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 23 juli 2021 werd opgeheven. De rechtbank behandelde het beroep van de vrouw op 26 juli 2021, waarbij zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.E. Groenenberg, en de verweerder door mr. N. Jansen.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico bestond dat de vrouw zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank benadrukte dat de Staatssecretaris bij de keuze voor inbewaringstelling niet alleen naar de bewaringsgronden mag verwijzen, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling moet meewegen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de Staatssecretaris zwaarder wegen dan die van de vrouw, en dat er geen aanleiding was voor het toepassen van een lichter middel.
Daarnaast werd er ingegaan op de vraag of de rechtbank ambtshalve de rechtmatigheid van de bewaring moest toetsen. De rechtbank stelde vast dat er geen onrechtmatigheid was gebleken die haar zou verplichten om dit te doen. Het beroep van de vrouw werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. T.R. Oosterhoff-Vos.