ECLI:NL:RBDHA:2021:16079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
AWB 19/9876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet aangetoond huwelijk en gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Somalische vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van gezinsleven met haar referent, met wie zij beweerde te zijn gehuwd. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op 24 april 2018, omdat niet was aangetoond dat er een feitelijke gezinsband bestond. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres ging in beroep en de rechtbank oordeelde op 18 juli 2019 dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat er geen gezinsleven was. Verweerder werd opgedragen opnieuw te beslissen.

Na heroverweging concludeerde Bureau Documenten dat de huwelijksakte van eiseres en referent mogelijk niet echt was. Eiseres voerde in beroep aan dat zij met een contra-expertise had aangetoond dat de huwelijksakte authentiek was. De rechtbank oordeelde echter dat de contra-expertise onvoldoende was onderbouwd en dat verweerder zich terecht had gebaseerd op de conclusies van Bureau Documenten. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een huwelijk, en dat verweerder de aanvraag om de mvv terecht had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9876

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1981, van Somalische nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Inleiding en procesverloop

Op 13 maart 2018 heeft [A] (hierna: referent) voor eiseres een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij referent’. Bij de aanvraag heeft referent aangekruist dat hij met eiseres is gehuwd of een geregistreerd partnerschap heeft.
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 24 april 2018 afgewezen, omdat volgens verweerder niet aan de voorwaarden voor verlening wordt voldaan. Niet aannemelijk is dat eiseres en referent een feitelijke gezinsband hebben. Er kan dan geen sprake zijn van gezinsleven en aan een belangenafweging [1] wordt niet toegekomen. Ook verder is geen reden om de aanvraag in te willigen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 april 2018. Dit bezwaar heeft verweerder bij besluit van 20 december 2018 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het besluit van 20 december 2018.
In de uitspraak van 18 juli 2019 (AWB 19/384) heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, dit beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 december 2018 vernietigd en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank heeft hiertoe – kort gezegd – geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er tussen referent en eiseres geen sprake is van gezinsleven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een gemotiveerd standpunt in te nemen over de documenten die eiseres en referent hebben ingebracht ter onderbouwing van hun gestelde huwelijk.
In navolging van deze uitspraak heeft Bureau Documenten van verweerder de door eiseres en referent ingebrachte huwelijksakte van 25 april 2015 en de huwelijksverklaring van de Somalische ambassade van 29 juli 2015 onderzocht. In een verklaring van onderzoek van 26 augustus 2019 concludeert Bureau Documenten – kort gezegd – dat de huwelijksakte zeer wel mogelijk niet echt is, dat de huwelijksverklaring met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de ambassade is afgegeven en dat van beide documenten niet kan worden vastgesteld of zij inhoudelijk juist zijn.
Op 10 september 2019 heeft eiseres hierop gereageerd en haar bezwaargronden aangevuld.
Bij besluit van 22 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres (opnieuw) ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 26 augustus 2019, heeft verweerder gesteld dat de huwelijksakte zeer wel mogelijk niet echt is en dat de overige stukken ook vraagtekens oproepen. Daarom heeft eiseres het gestelde huwelijk met referent niet aangetoond, aldus verweerder. Van een feitelijke gezinsband en gezinsleven is dan geen sprake. Verweerder komt daarom niet toe aan een belangenafweging. Ook overigens is er volgens verweerder geen reden om de aanvraag in te willigen.
Eiseres is het hier mee niet eens en heeft beroep ingesteld. In beroep heeft eiseres een contra-expertise van 25 november 2019 van dr. [B] (hierna: [B] ) ingebracht.
Verweerder heeft een verweerschrift en een weerwoord van Bureau Documenten van
27 maart 2020 ingediend.
Eiseres heeft op 9 en 29 juni 2020 een reactie ingebracht. Op 3 september 2020 heeft eiseres een korte weergave intelligentiegegevens van referent ingebracht, opgesteld op 31 mei 2016 door GZ-psycholoog drs. D.R. van der Velden.
Verweerder heeft op 21 september 2020 een aanvullend verweerschrift ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te geven op de conclusie in de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 26 augustus 2019 over de afwijkende verschijningsvorm van de door eiseres en referent ingebrachte huwelijksakte. Bureau Documenten heeft op 6 oktober 2020 een nadere toelichting gegeven.
Verweerder heeft op 9 oktober 2020 medegedeeld zich te scharen achter deze nadere toelichting. De toelichting is tot stand gekomen op basis van vertrouwelijke informatie.
Op 19 november 2020 heeft eiseres de rechtbank verzocht om kennis te nemen van de nadere toelichting. Hierop heeft verweerder op 4 december 2020 de nadere toelichting van Bureau Documenten van 6 oktober 2020 aan de rechtbank doen toekomen, met het verzoek dat alleen de rechtbank hiervan kennis neemt. Bij beslissing van 15 februari 2021 heeft de rechtbank (in een andere samenstelling) het verzoek ten aanzien van de derde pagina van de nadere toelichting toegewezen en ten aanzien van de overige pagina’s (1, 2 en 4) afgewezen. Verweerder heeft vervolgens de nadere toelichting van Bureau Documenten van
6 oktober 2020 ingebracht, waarbij pagina 3 onleesbaar is gemaakt. Eiseres heeft de rechtbank op 8 april 2021 toestemming gegeven de onleesbaar gemaakte pagina 3 bij de beoordeling van het beroep te betrekken. Dit betekent dat de rechtbank voor de beoordeling van het beroep kennis heeft genomen van de derde pagina van deze nadere toelichting, maar dat de inhoud daarvan niet in de uitspraak staat. [2]
De rechtbank heeft partijen medegedeeld voldoende informatie te hebben om uitspraak te doen en een nadere zitting achterwege te laten, tenzij één van de partijen aangeeft op een zitting te willen worden gehoord. Bij ontbreken van een reactie van partijen heeft de rechtbank op 27 mei 2021 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Huwelijk
1. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder de aanvraag om een mvv ten onrechte heeft geweigerd. Hiertoe stelt eiseres dat zij heeft aangetoond dat referent en zij gehuwd zijn. Dat blijkt uit de contra-expertise van 25 november 2019 van [B] , die tot de ondubbelzinnige conclusie is gekomen dat de huwelijksakte echt is. Eiseres stelt dat [B] beschikt over de vereiste deskundigheid om de huwelijksakte te kunnen beoordelen. Dat blijkt ook uit de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 augustus 2018. [3] Uit de contra-expertise blijkt dat [B] over referentiemateriaal beschikt om de huwelijksakte en de handtekeningen daarop te beoordelen. De kritische kanttekeningen van Bureau Documenten zijn onvoldoende om [B] niet deskundig te achten. De echtheid van de verklaring van de ambassade is niet in geschil. Dan is haar huwelijk met referent voldoende aangetoond, aldus eiseres. Eiseres verzoekt de rechtbank zo nodig de deskundigen ter zitting te horen dan wel een onafhankelijke deskundige te benoemen ter beoordeling van de authenticiteit van de huwelijksakte.
2. Verweerder ziet in de contra-expertise van [B] geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het deskundigenadvies van Bureau Documenten. Er is niet gebleken dat [B] beschikt over de forensisch-technische kennis en vaardigheden die hem in staat stellen om een technisch oordeel te geven over de authenticiteit van documenten. Ook is niet gebleken dat [B] forensisch-technisch onderzoek aan de documenten heeft verricht waarop hij zijn conclusies heeft gebaseerd. Verweerder voert verder aan dat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de genoemde uitspraak van
10 augustus 2018. Ook voert verweerder aan dat in de conclusie van [B] ‘it seems to me authentic and valid’ een substantiële mate van stelligheid ontbreekt. De contra-expertise is dan niet wezenlijk anders dan wat Bureau Documenten heeft geconcludeerd. Verweerder voert voorts aan dat uit de genoemde stukken van Bureau Documenten van
26 augustus 2019, 27 maart 2020 en 6 oktober 2020 volgt dat de huwelijksakte van
25 april 2015 zeer wel mogelijk niet echt is en dat aan het indicatieve bewijsstuk van de huwelijksverklaring van de Somalische ambassade van 29 juli 2915 geen substantiële bewijskracht toekomt. Hoewel de huwelijksverklaring hoogstwaarschijnlijk door de bevoegde autoriteiten is afgegeven, heeft deze verklaring weinig tot geen bewijswaarde vanwege de vele gebreken die daarin zijn geconstateerd. Uit de overige indicatieve stukken (bewijzen van geldovermakingen van referent naar eiseres, reistickets op naam van referent, foto’s waarop eiseres en referent gezamenlijk te zien zijn en de verklaring van Vluchtelingenwerk-Samenspraak Bunnik van 22 mei 2019) blijkt ook niet dat eiseres en referent met elkaar gehuwd zijn. Eiseres heeft volgens verweerder dan niet aannemelijk gemaakt dat zij is gehuwd met referent, aldus verweerder.
3.1
De beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
3.2.
Verweerder heeft in de contra-expertise van [B] geen aanleiding hoeven zien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van de bevindingen in het deskundigenadvies van Bureau Documenten. De contra-expertise is daartoe onvoldoende inzichtelijk gemotiveerd. Uit de contra-expertise blijkt niet op basis van welke onderzoeksactiviteiten [B] zijn conclusies heeft gebaseerd. Zo onderbouwt [B] niet hoe hij de identiteit van de getuigen op de huwelijksverklaring heeft vastgesteld. Ook onderbouwt [B] niet of en hoe hij de huwelijksakte heeft vergeleken met andere huwelijksaktes uit hetzelfde gebied en of en hoe hij de handtekening op de huwelijksakte heeft vergeleken. In welke mate sprake is van een afwijkende verschijningsvorm, waaronder begrepen de productietechniek, wordt door [B] ook niet beargumenteerd. Als gevolg daarvan kan de rechtbank niet vaststellen dat [B] over de daarvoor benodigde forensisch-technische kennis en vaardigheden beschikt om de authenticiteit van de documenten te beoordelen. Aan de conclusies van [B] in de contra-expertise kan dan niet de waarde worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wenst te zien.
3.3.
In de stukken van Bureau Documenten van 26 augustus 2019, 27 maart 2020 en
6 oktober 2020 wordt inzichtelijk en eenduidig beargumenteerd hoe de beoordeling van de stukken van eiseres heeft plaatsgevonden en hoe de conclusies tot stand zijn gekomen. Uit de beoordeling van Bureau Documenten volgt dat de huwelijksakte zeer wel mogelijk niet echt is, dat de huwelijksverklaring met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de ambassade is afgegeven en dat bij beide documenten niet kan worden vastgesteld of zij inhoudelijk juist zijn. Verweerder heeft zich mogen baseren op de conclusies van Bureau Documenten. Met deze stukken en de indicatieve documenten is niet aangetoond dat eiseres en referent zijn gehuwd. Daaruit volgt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv. Verweerder heeft de aanvraag dan ook mogen afwijzen.
Gezinsband
4. Eiseres stelt in beroep voorts dat voldoende is aangetoond dat er thans een gezinsband tussen referent en haar bestaat. Zij wijst in dit verband op de huwelijksakte, de verklaring van de ambassade en diverse indicatieve stukken. Op grond van artikel 11 van de Gezinsherenigingsrichtlijn moeten ook de indicatieve documenten worden betrokken in de beoordeling. Ook beroept eiseres zich in dit kader op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019 [4] .
5. Verweerder ziet geen aanleiding om te toetsen en te beoordelen of sprake is van een gezinsband tussen eiseres en referent die aanleiding geeft tot verlening van een mvv. De aanvraag van eiseres ziet namelijk op het gestelde huwelijk tussen eiseres en referent, terwijl dat gestelde huwelijk niet aannemelijk is gemaakt. Of uit de door eiseres ingebrachte (indicatieve) bewijsstukken volgt dat sprake is van een gezinsband, is dan niet relevant. Van strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn is volgens verweerder geen sprake. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 oktober 2018 [5] .
6. De rechtbank stelt vast dat referent bij de aanvraag heeft aangekruist dat hij met eiseres is gehuwd of een geregistreerd partnerschap heeft. Referent en eiseres hebben gedurende de aanvraagprocedure steeds vastgehouden aan hun stelling dat zij gehuwd zijn. In dit licht heeft verweerder bij de beoordeling van de aanvraag terecht niet betrokken of tussen eiseres en referent sprake is van een gezinsband. De aanvraag ziet daar immers niet op. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 EVRM
7. Eiseres stelt ten slotte dat het bestreden besluit leidt tot strijd met artikel 8 van het EVRM. Volgens haar heeft verweerder de belangenafweging in dit kader niet achterwege mogen laten. Ten tijde van het bestreden besluit is er namelijk sprake van een gezinsband tussen eiseres en referent.
8. Volgens verweerder is er onvoldoende om gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aan te nemen. Aan toetsing van de vraag of familie- of gezinsleven voor bescherming in Nederland in aanmerking komt, komt verweerder dan niet toe.
9. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van een huwelijk tussen haar en referent en dat het niet relevant is of sprake is van een gezinsband tussen eiseres en referent (zie overwegingen 3.3 en 6). Uit dit oordeel vloeit voort dat verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM achterwege heeft mogen laten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. Wat is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.In het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2.Eén en ander op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.De zaak C-635/17, E. tegen Nederland, ECLI:EU:C:2019:192.