3.3.In de stukken van Bureau Documenten van 26 augustus 2019, 27 maart 2020 en
6 oktober 2020 wordt inzichtelijk en eenduidig beargumenteerd hoe de beoordeling van de stukken van eiseres heeft plaatsgevonden en hoe de conclusies tot stand zijn gekomen. Uit de beoordeling van Bureau Documenten volgt dat de huwelijksakte zeer wel mogelijk niet echt is, dat de huwelijksverklaring met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de ambassade is afgegeven en dat bij beide documenten niet kan worden vastgesteld of zij inhoudelijk juist zijn. Verweerder heeft zich mogen baseren op de conclusies van Bureau Documenten. Met deze stukken en de indicatieve documenten is niet aangetoond dat eiseres en referent zijn gehuwd. Daaruit volgt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv. Verweerder heeft de aanvraag dan ook mogen afwijzen.
4. Eiseres stelt in beroep voorts dat voldoende is aangetoond dat er thans een gezinsband tussen referent en haar bestaat. Zij wijst in dit verband op de huwelijksakte, de verklaring van de ambassade en diverse indicatieve stukken. Op grond van artikel 11 van de Gezinsherenigingsrichtlijn moeten ook de indicatieve documenten worden betrokken in de beoordeling. Ook beroept eiseres zich in dit kader op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019.
5. Verweerder ziet geen aanleiding om te toetsen en te beoordelen of sprake is van een gezinsband tussen eiseres en referent die aanleiding geeft tot verlening van een mvv. De aanvraag van eiseres ziet namelijk op het gestelde huwelijk tussen eiseres en referent, terwijl dat gestelde huwelijk niet aannemelijk is gemaakt. Of uit de door eiseres ingebrachte (indicatieve) bewijsstukken volgt dat sprake is van een gezinsband, is dan niet relevant. Van strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn is volgens verweerder geen sprake. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 oktober 2018.
6. De rechtbank stelt vast dat referent bij de aanvraag heeft aangekruist dat hij met eiseres is gehuwd of een geregistreerd partnerschap heeft. Referent en eiseres hebben gedurende de aanvraagprocedure steeds vastgehouden aan hun stelling dat zij gehuwd zijn. In dit licht heeft verweerder bij de beoordeling van de aanvraag terecht niet betrokken of tussen eiseres en referent sprake is van een gezinsband. De aanvraag ziet daar immers niet op. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres stelt ten slotte dat het bestreden besluit leidt tot strijd met artikel 8 van het EVRM. Volgens haar heeft verweerder de belangenafweging in dit kader niet achterwege mogen laten. Ten tijde van het bestreden besluit is er namelijk sprake van een gezinsband tussen eiseres en referent.
8. Volgens verweerder is er onvoldoende om gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aan te nemen. Aan toetsing van de vraag of familie- of gezinsleven voor bescherming in Nederland in aanmerking komt, komt verweerder dan niet toe.
9. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van een huwelijk tussen haar en referent en dat het niet relevant is of sprake is van een gezinsband tussen eiseres en referent (zie overwegingen 3.3 en 6). Uit dit oordeel vloeit voort dat verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM achterwege heeft mogen laten. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Wat is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.