ECLI:NL:RBDHA:2018:16238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
AWB 18/780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van huwelijksakten uit Sudan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Sudanese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel om als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij gehuwd was met haar referent. Verweerder baseerde deze afwijzing op twee onderzoeksrapporten van het Team Onderzoek en Expertise Documenten (TOED) en het Bureau Documenten van de IND, waarin werd geconcludeerd dat de huwelijksakten van eiseres vals waren of hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd waren opgemaakt.

Eiseres voerde aan dat de huwelijksakten authentiek waren en liet een contra-expertise uitvoeren door dr. Bekalo, die tot de conclusie kwam dat de documenten wel degelijk authentiek waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had aangetoond dat de conclusies van het TOED en het Bureau Documenten gebaseerd waren op degelijk technisch onderzoek. De rechtbank stelde vast dat er geen duidelijkheid was over de methoden die waren gebruikt om de huwelijksakten te beoordelen en dat verweerder zijn vergewisplicht niet was nagekomen. Hierdoor was het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.002,- werden vastgesteld, en moest hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 170,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/780
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum 1] , van Sudanese nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. P. Scholtes, advocaat te Den Haag),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Jalouqa, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)).

Procesverloop

Bij besluit van 8 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij echtgenoot [referent] (referent)” afgewezen.
Bij besluit van 11 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Referent is ter zitting verschenen. Verweerder is, met voorafgaand bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

Eiseres stelt te zijn gehuwd met referent. Referent is geboren op [geboortedatum 2] en heeft de Sudanese nationaliteit.
Op 12 januari 2016 heeft het Team Onderzoek en Expertise Documenten van de IND (hierna: TOED) een onderzoeksrapport uitgebracht van een door eiseres overgelegde huwelijksakte van 19 mei 2015, waarin het TOED heeft geconcludeerd dat het document hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
Op 21 april 2017 heeft het Bureau Documenten van de IND een onderzoeksrapport uitgebracht van een door eiseres overgelegde huwelijksakte van 17 februari 2013, waarin het Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat dit document vals is.
Eiseres heeft een contra-expertise laten uitvoeren. Op 8 augustus 2017 heeft dr. [naam] uit Leeds (Verenigd Koninkrijk) een rapport uitgebracht, waarin hij heeft geconcludeerd dat beide huwelijksakten authentiek zijn.
Op 20 september 2017 heeft het Bureau Documenten daarop een weerwoord gegeven. Op 10 oktober 2017 heeft dr. [naam] een reactie gegeven op het weerwoord van het Bureau Documenten. Het Bureau Documenten heeft op 22 november 2017 daarop gereageerd.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond dat zij is gehuwd met referent. Verweerder heeft daartoe onder meer verwezen naar het onderzoeksrapport van het TOED, waarin is geconcludeerd dat de door haar overgelegde huwelijksakte van 19 mei 2015 hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en daarbij ook verwezen naar het onderzoeksrapport van het Bureau Documenten, waarin is geconcludeerd dat de huwelijksakte van 17 februari 2013 vals is. Verder heeft verweerder verwezen naar het weerwoord van Bureau Documenten van 20 september 2017 en het addendum daarop van 22 november 2017.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de contra-expertise van dr. [naam] naast zich heeft neergelegd. De reactie van 22 november 2017 van het Bureau Documenten dat de documenten om technische redenen negatief zijn beoordeeld, is niet juist. Hetgeen het Bureau Documenten in dit weerwoord stelt, betreft de uiterlijke verschijningsvorm van de documenten en niet een technisch onderzoek. Dr. [naam] heeft ook de uiterlijke verschijningsvorm van de documenten beoordeeld en geconcludeerd dat de opmaak en afgifte hetzelfde is als de hem bekende documenten. Dr. [naam] wijst er verder op dat het gebruikelijk is in Sudan dat stempels en gegevens op documenten worden aangebracht met inkt- en laserjettechniek.
3.1
Verweerder stelt zich onder verwijzing naar de conclusies van het Bureau Documenten op het standpunt dat het Bureau Documenten een technisch en tactisch onderzoek heeft gedaan naar de huwelijksdocumenten en daar zijn conclusies op heeft gebaseerd, terwijl dr. [naam] zich in zijn contra-expertise alleen baseert op de algemene verschijningsvorm, wet- en regelgeving, voorwaarden en opmaak en welke instanties huwelijksdocumenten afgeven.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2116) is een advies van het Bureau Documenten een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van diens bevoegdheden. Verweerder moet zich, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van vergewissen dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
3.3
De rechtbank stelt voorop dat het Bureau Documenten in zijn rapport van 21 april 2017 de huwelijksakte van 17 februari 2013 in zijn conclusie (punt 2.2) vals heeft bevonden onder verwijzing naar de punten 2.1.2 en 2.1.3 van het rapport, omdat de verschijningsvorm en de opmaak en afgifte afwijken. Het TOED heeft in zijn rapport van 12 januari 2016 geconcludeerd (punt 2.2), onder verwijzing naar punt 2.1.2 van het rapport, dat de huwelijksakte van 19 mei 2015 hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven omdat de opmaak en afgifte afwijken. De conclusies van het Bureau Documenten en het TOED zijn dus niet gebaseerd op het ook in de rapporten geconstateerde gegeven dat op de huwelijksakte van 17 februari 2013 de basisgegevens zijn aangebracht met een inktjet- printtechniek (punt 2.1.1 van het rapport van het Bureau Documenten) en dat op de huwelijksakte van 19 mei 2015 zowel de basis- als de variabele gegevens met een printtechniek zijn aangebracht (punt 2.1.1 van het rapport van het TOED).
In zijn contra-expertise van 8 augustus 2017 heeft dr. [naam] gesteld dat het gebruik van printtechniek er niet toe leidt dat de documenten vals zijn of onbevoegd zijn opgemaakt. Daarnaast stelt dr. [naam] dat in Sudan vaak slechte papier- en inktkwaliteit en helderheid van de inhoud voorkomt. Hij concludeert dat de opmaak en afgifte van de documenten overeenkomen met hetgeen hem bekend is.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat tussen het Bureau Documenten en het TOED enerzijds en de contra-expert dr. [naam] anderzijds, kennelijk geen verschil van inzicht bestaat over het feit dat op officiële documenten in Sudan de basis- en variabele gegevens kunnen zijn opgemaakt met (inktjet)-printtechniek. Verschil van inzicht bestaat over de vraag of de verschijningsvorm en de opmaak en afgifte van de documenten kennelijk op andere wijze afwijkt.
3.4
In het weerwoord van het Bureau Documenten van 20 september 2017 is gesteld dat de documenten om technische redenen negatief zijn beoordeeld en dat de contra-expert dr. [naam] de documenten niet technisch heeft onderzocht, maar slechts uit ervaring heeft gesproken. Hij gaat daarbij volgens het Bureau Documenten voorbij aan de technische staat van de documenten.
In zijn reactie daarop van 10 oktober 2017 geeft dr. [naam] aan dat hij niet begrijpt wat het Bureau Documenten bedoelt met ‘technisch onderzoek’ en herhaalt hij zijn standpunt dat de huwelijksdocumenten naar zijn ervaring overeenkomen met andere Sudanese huwelijksdocumenten.
In zijn reactie van 22 november 2017 herhaalt Bureau Documenten zijn standpunt dat dr. [naam] de documenten niet technisch heeft onderzocht.
3.5
De rechtbank stelt vast dat uit de onderzoeksrapporten van het Bureau Documenten en het TOED niet blijkt dat de conclusies in die rapporten zijn gebaseerd op technisch onderzoek en waaruit dat onderzoek heeft bestaan. Het Bureau Documenten heeft naar aanleiding van de contra-expertise voor het eerst gesteld dat de conclusies van zijn onderzoeken zijn gebaseerd op technisch onderzoek, en zonder toe te lichten waaruit dat technisch onderzoek heeft bestaan, op welke onderdelen van de huwelijksdocumenten dat technisch onderzoek betrekking heeft of op welke wijze, anders dan het gebruik van printtechnieken, de verschijningsvorm, opmaak en afgifte afwijken.
In de toelichting op de conclusie van de onderzoeksrapporten van 12 januari 2016 en van 21 april 2017 over de opmaak en afgifte is slechts in algemene zin gesteld dat die conclusie een oordeel geeft over de wijze van invulling van personalia, handtekeningen, stempelafdrukken, legeszegels en andere toevoegingen die zich op het document bevinden bij afgifte door de autoriteiten. In de toelichting op de conclusie van het onderzoeksrapport van 21 april 2017 over de echtheid wordt slechts in algemene zin gesteld dat die conclusie een oordeel geeft over het document zonder enige personaliagegevens, handtekeningen, stempelafdrukken, legeszegels en zonder een oordeel over de afgifteperiode.
Daar staat tegenover dat de contra-expert ook een oordeel geeft over de opmaak en afgifte van de documenten en heeft geconcludeerd dat de documenten overeenkomen met de wijze waarop documenten in Sudan worden opgemaakt en afgegeven. Daarnaast is de contra-expert, anders dan het Bureau Documenten heeft gesteld, ook ingegaan op de technische staat van de documenten, door te stellen dat in Sudan vaak slechte papier- en inktkwaliteit en helderheid van de inhoud voorkomt.
Onder deze omstandigheden is met de enkele stelling van het Bureau Documenten dat zijn conclusies zijn gebaseerd op technisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk waarop de vaststelling door het TOED is gebaseerd dat van de huwelijksakte van 19 mei 2015 de opmaak en afgifte afwijkt, en dat die daarom hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is afgegeven en opgemaakt. Ook is niet duidelijk waarop de vaststelling door het Bureau Documenten is gebaseerd dat van de huwelijksakte van 17 februari 2013 de verschijningsvorm en de opmaak en afgifte afwijken, en dat die daarom vals is. Verweerder heeft daarover ter zitting evenmin duidelijkheid kunnen geven, nu hij niet is verschenen.
Nu verweerder geen nadere toelichting heeft gevraagd aan het Bureau Documenten over het technisch onderzoek dat het TOED en het Bureau Documenten stellen te hebben verricht, heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht en in zoverre voormelde onderzoeksrapporten ten onrechte aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 Awb tot stand gekomen.
De beroepsgrond slaagt.
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak.
5. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.002,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Verder zal de rechtbank verweerder opdragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.002,- te betalen;
  • draagt verweerder op € 170,- te betalen aan eiseres als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van der Kluit, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel