ECLI:NL:RBDHA:2021:15859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door minderjarige eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een minderjarige Syrische vrouw, en de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging met haar echtgenoot, die een asielvergunning heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres ten tijde van de aanvraag nog minderjarig was en er geen rechtsgeldig huwelijk bestond. Eiseres voerde aan dat zij en haar echtgenoot sinds 2017 een duurzame en exclusieve relatie hadden en dat verweerder een individuele belangenafweging had moeten maken, ondanks haar minderjarigheid.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen. Het huwelijk van eiseres was niet rechtsgeldig, aangezien zij ten tijde van het huwelijk nog geen 18 jaar oud was. De rechtbank stelde vast dat er geen feitelijke gezinsband was op het moment van de binnenkomst van de echtgenoot in Nederland en dat er geen duurzame en exclusieve relatie was opgebouwd voordat de echtgenoot in Nederland arriveerde. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet verplicht was om een belangenafweging te maken, omdat de voorwaarden voor de mvv niet waren vervuld.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat de stelling van eiseres dat zij in een uitzichtloze situatie zou belanden, niet tot een ander oordeel leidde. De rechtbank benadrukte dat de bezwaarfase een volledige heroverweging van het primaire besluit met zich meebrengt, waardoor nieuwe argumenten in het bestreden besluit geaccepteerd konden worden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit 9 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2003 en heeft de Syrische nationaliteit. Met de mvv-aanvraag beoogt eiseres gezinshereniging in het kader van nareis met haar echtgenoot, de heer [A] (hierna: referent), die een asielvergunning heeft.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat ten tijde van het bestreden besluit geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk. Eiseres was toen namelijk nog minderjarig. Daarnaast was er ook geen feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent op het moment dat referent Nederland inreisde. Eiseres en referent zijn namelijk pas getrouwd toen referent al in Nederland was. Tot slot was voor de aankomst van referent in Nederland ook geen sprake van een duurzame en exclusieve relatie. Een dergelijke relatie wordt alleen opgebouwd als beide partners meerderjarig zijn.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres voert primair aan dat zij de echtgenoot is van referent en daarom in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. Subsidiair voert eiseres aan dat zij en referent sinds 2017 een duurzame en exclusieve relatie hebben. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres enkele stukken overgelegd waaronder een religieuze huwelijksakte met als datum 28 december 2017. Verder had verweerder een individuele beoordeling moeten maken, ook al was eiseres ten tijde van het bestreden besluit nog minderjarig. Eiseres doet in dit verband een beroep op de Gezinsherengingsrichtlijn [1] en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 20 oktober 2020. [2] Als eiseres moet wachten met het indienen van een reguliere aanvraag tot zij 21 jaar is, belandt zij in een uitzichtloze situatie. Tot slot kan verweerder in het bestreden besluit niet zomaar allemaal nieuwe argumenten gebruiken zonder eiseres daarover te horen.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit nog minderjarig was. De vraag is of eiseres is aan te merken als partner omdat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie en of zij daarom in aanmerking komt voor een mvv. [3] Ook ligt de vraag voor of verweerder in dit geval een individuele belangenafweging had moeten verrichten.
Rechtsgeldig huwelijk
6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een mvv, omdat geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat rechtsgeldig is in het land waar het is gesloten, wordt in Nederland erkend. Hier bestaan wel uitzonderingen op. Als één van de echtgenoten nog geen 18 jaar oud is, wordt een dergelijk huwelijk in Nederland namelijk niet erkend. [4] Eiseres was ten tijde van het huwelijk, ten tijde van de aanvraag en ten tijde van het bestreden besluit, nog geen 18 jaar oud. Alleen al daarom heeft verweerder de aanvraag voor een mvv mogen afwijzen.
7. Voor zover eiseres bedoeld heeft aan te voeren dat er een rechtsgeldig huwelijk is gesloten op 28 december 2017 volgt de rechtbank deze stelling van eiseres niet. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting zelf gezegd dat het (gestelde) religieuze huwelijk volgens de Syrische wetgeving ook niet geldig was, omdat eiseres toen nog te jong was.
Duurzame en exclusieve relatie
8. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet hoeft te worden getoetst aan een partnerrelatie. Eiseres en referent hebben bij de aanvraag voor de mvv namelijk gesteld dat sprake is van een huwelijk.
9. Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Als peilmoment voor de vaststelling van de leeftijd van de nareizende partner geldt het moment van binnenkomst van referent in Nederland. Referent is op 26 juni 2019 Nederland ingereisd. Het peilmoment geldt voor zowel de beoordeling van huwelijken als partnerschapsrelaties. Anders dan bij een huwelijk, hoeft verweerder een partnerrelatie niet alsnog te erkennen wanneer de nareizende partner tijdens de bestuurlijke fase meerderjarig is geworden. Gelet daarop is verweerder ook niet verplicht om een belangenafweging te maken in het kader van de vraag of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 15 maart 2021. [5] Ook als eiseres tijdens de bestuurlijke fase meerderjarig zou zijn geworden, hoefde verweerder dus geen individuele belangenafweging op grond van de Gezinsherenigingsrichtlijn te maken. Het beroep de eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 20 oktober 2020, slaagt daarom ook niet.
10. De stelling van eiseres dat zij een uitzichtloze situatie zou belanden als zij moet wachten met het indienen van een reguliere aanvraag tot zij 21 jaar is, leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft immers een aanvraag gedaan voor een mvv in het kader van nareis en zij voldoet niet aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning.
De bezwaarfase
11. Over de nieuwe argumenten in het bestreden besluit overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Dit betekent dat verweerder aan het bestreden besluit andere nieuwe (juridische) argumenten ten grondslag mocht leggen. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 13 september 2017. [6]
12. Over de stelling van eiseres dat de hoorplicht is geschonden, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres niet hoefde te horen, omdat het primaire besluit duidelijk is en de argumenten die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd niet hadden kunnen leiden tot een ander besluit. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG.
3.Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Op grond van artikel 10:32 van het Burgerlijk Wetboek.