ECLI:NL:RBDHA:2021:15839
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 mei 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de zaak tezamen behandeld met een andere zaak.
De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat overdracht naar Italië niet mag plaatsvinden op grond van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiser is hierin niet geslaagd, aangezien de informatie die hij heeft overgelegd niet voldoende is om te concluderen dat het Italiaanse asiel- en opvangsysteem gebreken vertoont die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen.
De rechtbank concludeert dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.