ECLI:NL:RBDHA:2021:15746
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan procesbelang bij verblijfsvergunning aanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, een Ecuadoraanse nationaliteit, een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel van grensoverschrijdende dienstverlening. De aanvraag was oorspronkelijk ingediend op 23 december 2019, maar werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening. Echter, voordat de zitting plaatsvond, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank moest zich afvragen of eiser nog procesbelang had, aangezien hij inmiddels rechtmatig verblijf had verkregen op basis van een andere verblijfsvergunning die hij op 5 november 2020 had ontvangen.
De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser een aanvraag had gedaan voor een verblijfsvergunning, hij geen procesbelang had bij deze procedure omdat hij al een geldige verblijfsvergunning had die hem meer rechten bood dan de aangevraagde vergunning. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de gevraagde verblijfsvergunning hem in een gunstigere positie zou brengen. Daarom werd het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen grond meer was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.