ECLI:NL:RBDHA:2021:15729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 mei 2021 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij minderjarig was en dat Nederland verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft overwogen dat de Italiaanse autoriteiten de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag hadden aanvaard en dat de registratie van de eiser als meerderjarige in Italië leidend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen authentieke documenten had overgelegd die zijn minderjarigheid konden onderbouwen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de informatie die de eiser had overgelegd over de situatie in Italië niet voldoende was om aan te nemen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van de eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een bevestiging van de geldigheid van de Dublinverordening in deze context.