In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraanse vrouw, heeft op 15 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij aanvoert dat zij zich heeft bekeerd tot het christendom en dat zij problemen ondervindt vanwege deze bekering. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij haar afvalligheid actief wil uitdragen en dat zij niet in de problemen dreigt te komen door haar bekering. Eiseres heeft verklaard dat haar bekering voortkwam uit een diepgewortelde overtuiging, maar de rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in de motieven en het proces van haar bekering. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar verklaringen over de arrestatie van een persoon en haar bezoeken aan een huiskerk, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen als ongegrond en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier A.M. Zwijnenberg.