ECLI:NL:RBDHA:2021:15712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
NL21.4608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraanse vrouw, heeft op 15 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij aanvoert dat zij zich heeft bekeerd tot het christendom en dat zij problemen ondervindt vanwege deze bekering. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij haar afvalligheid actief wil uitdragen en dat zij niet in de problemen dreigt te komen door haar bekering. Eiseres heeft verklaard dat haar bekering voortkwam uit een diepgewortelde overtuiging, maar de rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in de motieven en het proces van haar bekering. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar verklaringen over de arrestatie van een persoon en haar bezoeken aan een huiskerk, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen als ongegrond en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier A.M. Zwijnenberg.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4608
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Walmand-Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990. Eiseres heeft op 15 januari 2020 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich heeft afgewend van de islam. Vervolgens is zij bekeerd tot het christendom, nadat haar man was genezen van oorsuizen en zij een droom heeft kreeg waarin Jezus naar haar toe kwam. Er zijn vervolgens problemen ontstaan vanwege haar bekering. De autoriteiten zijn het huis van eiseres en haar man ingevallen en hebben daarbij spullen en documenten meegenomen. De autoriteiten hebben vervolgens het huis verzegeld. Eiseres en haar man zijn met de hulp van de oom van haar man vervolgens uit Iran vertrokken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet (Vw). Het asielrelaas van
eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres, het afstand nemen van de islam, bekering tot het christendom en arrestatie van [A] , inval in woning en gezocht door autoriteiten. Verweerder heeft in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres en het afstand nemen van de islam geloofwaardig geacht. De overige relevante elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
3.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het geloofwaardig bevonden vluchtelingschap, dan wel een reëel risico op ernstige schade oplevert, omdat eiseres
niet heeft laten blijken dat zij haar afvalligheid actief wil uitdragen en niet is gebleken dat zij hierdoor in de problemen dreigt te komen.
Het relevante element bekering tot het christendom
4. Eiseres voert aan dat voor haar de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen maakte dat zij geïnteresseerd raakte in het christendom, maar niet heeft geleid tot de diepgewortelde overtuiging. Haar bekering heeft voor eiseres gezorgd dat duidelijk werd waarom ze op aarde was, waarom ze leefde en wat haar doel was. Dit heeft geleid tot de diepgewortelde overtuiging. Verweerder heeft dit onderkend in het bestreden besluit. Eiseres legt verder uit dat de opmerking dat alle zonden worden vergeven haar deed nadenken over haar eigen zonden, zoals bepaalde leugens waarvoor ze vergeving wilde. Er was verder bij eiseres sprake van een passieve houding. Voor haar stond vast dat er een god is, dit was voor haar een hele tijd voldoende. Eiseres heeft verder verklaard dat zij wel een leegte voelde en heeft geprobeerd dit in te vullen met een huwelijk en het krijgen van een kind. Pas toen ze de bijbel las merkte ze dat dit de leegte kon vullen en dat de uitzichtloosheid weg was. Eiseres had bovendien zoveel problemen in haar leven dat ze niet op zoek was naar een andere religie. Eiseres voert verder aan dat de datum van haar droom triviaal is. De wisselende verklaringen van haar en haar man kunnen niet zo zwaar wegen dat ze de ongeloofwaardigheid van de bekering kunnen dragen. Eiseres stelt verder dat de verklaringen van haar man ten onrechte niet zijn geloofd en dat ongeloofwaardigheid van de activiteiten ten onrechte mede zijn gebaseerd op de ongeloofwaardigheid van haar motieven en proces voor de bekering, aangezien de overwegingen over de activiteiten onderdeel zijn van de toetsing van de geloofwaardigheid van de bekering. Eiseres heeft bovendien voldoende inzicht gegeven in haar motieven om activiteiten te verrichten en wat deze activiteiten voor haar betekenen en met haar doen. Ten onrechte is verder in het besluit opgenomen dat eiseres door rust wordt gedreven om te evangeliseren. Waar het haar om gaat is dat zij anderen gunt wat zij zelf heeft ervaren. Eiseres voert tot slot aan dat zij op pagina 20 en 21 van het nader gehoor een persoonlijke uitleg heeft gegeven waarom het voor haar belangrijk was om te vergeven.
5. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid een bekering doorslaggevend gewicht kan toekennen aan de motieven en het proces daarvan. Juist van de vreemdeling, die uit Iran komt, mag worden verwacht dat hij toereikende verklaringen kan afleggen over het proces van en de redenen voor de bekering. Het voorgaande geldt verder in het bijzonder wanneer een
1. Bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2014, (ECLI:NL:RVS:2014:2801), van 23 maart 2016, (ECLI:NL:RVS:2016:888) en van 1 juli 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:2072).
vreemdeling - zoals eiseres - afkomstig is uit een land waar een bekering tot een andere dan de daar gangbare geloofsovertuiging strafbaar en maatschappelijk onacceptabel is en verstrekkende gevolgen kan hebben.
6. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank mee kunnen wegen dat het niet aannemelijk is dat eiseres via haar man in aanraking is gekomen met het christendom, omdat de bekering van haar man ongeloofwaardig is geacht. Er is geen rechtsregel die daaraan in de weg staat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder voldoende gemotiveerd dat eiseres de motieven voor en het proces dat zij heeft doorgemaakt om zich te bekeren tot het christendom niet inzichtelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft met haar verklaringen niet inzichtelijk gemaakt wat inhoudelijk heeft geleid tot haar bekering of hoe de nieuwe religie haar persoonlijk heeft geraakt. Zo heeft eiseres verklaard dat vrouwen werden gerespecteerd in het christendom, maar heeft zij geen uitleg of inzicht gegeven op welke wijze de positie van vrouwen in de christelijke leer haar aansprak en wat de reden was dat zij de waardering van vrouwen zocht in het christendom. Van eiseres had dit wel mogen worden verwacht, aangezien zij dit heeft aangegeven als reden voor haar interesse in het christendom. Ten aanzien van vergeving als motief voor haar bekering heeft verweerder terecht meegewogen dat eiseres geen inzicht heeft gegeven in waarom zij het zo belangrijk vond dat haar zonden vergeven zouden worden dat zij daarom het risico heeft genomen om zich te bekeren tot het christendom. Verweerder wijst er terecht op dat de aanvulling in beroep over waarom eiseres vergeving van haar zonden belangrijk vond als motief voor bekering niet blijkt uit de gehoren, de correcties en aanvullingen of de zienswijze. Verweerder heeft dit motief voor de bekering dan ook niet als een onderdeel van een diepgewortelde innerlijke overtuiging hoeven aanmerken.
Ten aanzien van de verschillende data van de droom die eiseres en haar man hebben genoemd overweegt de rechtbank dat verweerder heeft mogen meewegen dat dit niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de relazen gelet op het grote belang dat eiseres en haar man aan de droom toekennen. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres verder niet ten onrechte beoordeeld in de context van de verklaring van eiseres dat ze al jaren zonder godsdienst was en niet op zoek was naar een ander geloof. Dat eiseres een leegte voelde en bij het lezen van de bijbel merkte ze dat dit de leegte kon vullen en dat de uitzichtloosheid weg was, heeft verweerder een te algemene verklaring mogen achten om de persoonlijke motieven voor en het proces van de gestelde bekering alsnog voldoende inzichtelijk te achten. Ten aanzien van de activiteiten heeft verweerder tot slot kunnen meewegen dat aangezien eiseres ongeloofwaardig heeft verklaard over haar motieven en proces van bekering, zonder diepgaande verklaring moeilijk valt in te zien dat eiseres sterker in haar geloof werd door de kerkbezoeken. Het ligt daarom bovendien ook niet in de rede dat eiseres het risico zou hebben genomen om Iran naar een huiskerk te gaan. De beroepsgronden slagen niet.
Het relevante element arrestatie van [A] , inval in woning en gezocht door autoriteiten
7. Eiseres voert hierover aan dat haar verklaringen over de arrestatie van [A] consistent zijn, ook als de verklaringen van haar man ernaast worden gelegd. Verweerder maakt daarom ten onrechte het verwijt dat eiseres van horen zeggen heeft dat deze persoon was gearresteerd, terwijl ook wordt erkend dat van eiseres niet kan worden verwacht dat zij hiervan documenten overlegt. Hoe dit de ongeloofwaardigheid zou kunnen verdiepen, zoals is opgenomen in het besluit, is onduidelijk. Dit punt is dan ook onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft tot slot ten onrechte de overwegingen over het bezoeken van de huiskerk niet los gezien van de overwegingen over de bekering. Eiseres verwijst in dit verband naar
een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 12 december 2017.2 Verweerder had het element over de bezoeken aan de huiskerk dan ook afzonderlijk moeten beoordelen en motiveren, los van de geloofwaardigheid van de bekering. Nu dit niet is gedaan is er een zorgvuldigheids- dan wel motiveringsgebrek in het besluit.
maar leidt niet tot vernietiging wegens een motiveringsgebrek. Immers, verweerder heeft
niet ten onrechte meegewogen dat eiseres alleen van horen zeggen op de hoogte is geraakt van de gestelde problemen. Nu er geen documenten zijn, kunnen die er ook niet aan bijdragen dit onderdeel van het relaas alsnog aannemelijk te achten. Blijkens het verhandelde ter zitting, heeft verweerder dit bedoeld.
Verder heeft verweerder daarbij niet ten onrechte meegewogen dat de bekering en bezoeken aan een huiskerk van de man van eiseres en haarzelf ongeloofwaardig zijn geacht en dat dit reeds afbreuk doet aan de verklaringen omtrent de problemen die voortvloeien uit de bekering. Verweerder hoefde tot slot niet de gestelde bezoeken aan de huiskerk als een apart relevant element te beoordelen omdat de bezoeken zijn meegewogen in het kader van de geloofwaardigheid van de gestelde bekering van eiseres. Hierbij is wel relevant dat de bekering van eiseres ongeloofwaardig is geacht; dit maakt immers niet aannemelijk dat zij toch een huiskerk bezocht heeft. De rechtbank ziet hierin geen zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek. De rechtbank overweegt verder dat de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam niet ziet op een vergelijkbaar geval, omdat in die zaak anders dan in het geval van eiseres de bezoeken aan een huiskerk als zodanig niet ongeloofwaardig werden geacht. Deze beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
9. Gelet op de hiervoor besproken tegenwerpingen heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig wordt geacht. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
2 NL17.5501 en NL17.5502.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.