In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft op 15 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij aanvoert dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom en problemen ondervindt vanwege zijn bekering. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 maart 2021 afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 april 2021 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden na zijn bekering en dat hij vreest voor vervolging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat zijn bekering tot het christendom geloofwaardig is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de inconsistenties in de verklaringen van eiser en de informatie uit het Algemeen ambtsbericht Iran, waaruit blijkt dat huiskerken in Iran in het diepste geheim opereren.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat zijn bekering voor hem persoonlijk betekent en dat hij niet heeft aangetoond dat hij een diepgewortelde innerlijke overtuiging heeft. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet.