ECLI:NL:RBDHA:2021:15711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
NL21.4607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft op 15 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij aanvoert dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom en problemen ondervindt vanwege zijn bekering. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 maart 2021 afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 22 april 2021 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden na zijn bekering en dat hij vreest voor vervolging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat zijn bekering tot het christendom geloofwaardig is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de inconsistenties in de verklaringen van eiser en de informatie uit het Algemeen ambtsbericht Iran, waaruit blijkt dat huiskerken in Iran in het diepste geheim opereren.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat zijn bekering voor hem persoonlijk betekent en dat hij niet heeft aangetoond dat hij een diepgewortelde innerlijke overtuiging heeft. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4607
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Walmand-Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Hij heeft op 15 januari 2020 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich heeft afgewend van de islam. Vervolgens heeft eiser zich bekeerd tot het christendom nadat hij was genezen van oorsuizen en zijn vrouw een droom heeft gehad over Jezus. De directe aanleiding van zijn vertrek zijn problemen die zijn ontstaan vanwege zijn bekering en doordat hij evangeliseerde. Eiser heeft van een oom vernomen dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn en dat zij spullen en documenten van hem hebben meegenomen. De autoriteiten hebben vervolgens zijn huis verzegeld. Eiser is met de hulp van zijn oom vervolgens uit Iran vertrokken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet (Vw). Het asielrelaas van
eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, het afstand nemen van de islam, bekering tot het christendom en problemen die voortvloeien uit de bekering. Verweerder heeft in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en het afstand nemen van de islam geloofwaardig geacht. De overige relevante elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het geloofwaardig bevonden
tot vluchtelingschap dan wel een reëel risico op ernstige schade oplevert omdat hij de afwending van de islam niet actief uitdraagt en eiser een lange tijd in Iran heeft verbleven zonder dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden.
Relevante element bekering tot het christendom
4. Eiser voert aan dat hij consistent is in zijn verklaringen over waarom hij wilde deelnemen aan de huiskerkbijeenkomst. Omdat [naam] een vriend was van een van zijn beste vrienden wist hij dat hij eiser kon vertrouwen. Eiser en [naam] wilden elkaar overtuigen en [naam] vond de huiskerkbijeenkomst de beste manier om dat te doen. [naam] kon als voorganger bepalen wie er deelnam. Eiser vertrouwde [naam] en zag geen risico voor hemzelf, omdat hij niet bekeerd was toen hij voor de eerste keer naar deze bijeenkomst ging. Als hij zou worden opgepakt zou hij zeggen dat hij daar was om anderen te overtuigen dat ze fout waren. Omdat het een flat was, was het bovendien niet opvallend dat er meerdere mensen naar binnen gingen. Eiser handhaaft verder dat hem niet is gevraagd waarom het lezen in de bijbel in het algemeen voor hem belangrijk is, er is alleen gevraagd naar een bepaald stuk in de bijbel. Bovendien is zijn uitleg in de correcties en aanvullingen niet algemeen en oppervlakkig. Het is voor hem belangrijk om de bijbel te lezen omdat hij daarin steun vond om tot rust en dichter bij god te komen. Hij maakte kennis met een andere god die lief had en werd geconfronteerd met de fouten in zijn eigen gedag. Eiser kon niemand vergeven, maar door het lezen van de bijbel vond hij een manier om zijn familie te vergeven. Tijdens het gehoor wilde hij hierover vertellen, maar toen werd hij afgebroken. Over de genezing en de droom legt eiser uit dat hij was overtuigd omdat de droom van zijn vrouw kort volgde op zijn genezing en er indirect werd gerefereerd aan de genezing. Eiser is zijn oorsuizingen door het gebed kwijtgeraakt en daarmee ook zijn agressie. Over de doop wilde eiser laten zien dat hij een ander mens was geworden, het betekende voor hem de start van een nieuw leven. Eiser was verder voorzichtig als hij evangeliseerde. Mensen op het goede pad leiden zag hij als een verantwoordelijkheid naar god toe en hoopte hiermee een kleine verandering teweeg te brengen bij mensen. Eiser voert tot slot aan dat het ongepast is dat hem is gevraagd om bondig te verklaren. Eiser is hierdoor niet volledig gaan antwoorden. Verweerder had eiser meer ruimte moeten geven om zijn verhaal te doen. Nu dit niet is gebeurd is sprake van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit. De correcties en aanvullingen zijn niet de plek om af te maken wat verweerder heeft laten liggen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid een bekering doorslaggevend gewicht kan toekennen
1. Bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2014, (ECLI:NL:RVS:2014:2801), van 23 maart 2016, (ECLI:NL:RVS:2016:888) en van 1 juli 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:2072).
aan de motieven en het proces daarvan. Juist van de vreemdeling die uit Iran komt, mag worden verwacht dat hij toereikende verklaringen kan afleggen over het proces van en de redenen voor de bekering. Het voorgaande geldt verder in het bijzonder wanneer een vreemdeling - zoals eiser - afkomstig is uit een land waar een bekering tot een andere dan de daar gangbare geloofsovertuiging strafbaar en maatschappelijk onacceptabel is en verstrekkende gevolgen kan hebben.
6. Verweerder mag dan ook van eiser verwachten dat hij helder, gedetailleerd en uitgebreid kan verklaren over de gestelde bekering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser met zijn verklaringen niet overtuigend heeft verklaard wat inhoudelijk heeft geleid tot zijn bekering tot het christendom of hoe deze nieuwe religie hem persoonlijk heeft geraakt. Verweerder heeft daarbij gelet op de aangehaalde passages uit het Algemeen ambtsbericht Iran van 2021 terecht betrokken dat huiskerken in het diepste geheim opereren. Het ligt daarom niet in de rede dat eiser het risico heeft genomen om naar een huiskerk te gaan om juist daar de discussie aan te gaan. De uitleg van eiser dat hij voor zichzelf geen risico zag omdat hij niet bekeerd was toen hij voor de eerste keer naar deze bijeenkomst ging en dat hij als hij zou worden opgepakt zou zeggen dat hij daar was om anderen te overtuigen dat ze fout waren, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bezien in het licht van de door verweerder aangehaalde passages van het Algemeen ambtsbericht Iran van 2021 over de situatie van huiskerken in Iran. Ook dat eiser juist als criticus uitgenodigd zou worden in de huiskerk, heeft verweerder bevreemdend mogen achten, bezien in het licht van de algemeen bekende informatie uit het ambtsbericht.
om te kunnen bestaan, maakt dat nog niet anders, te meer omdat eiser ook heeft verklaard niet op zoek te zijn naar een religie. Dat hij door de huiskerk daadwerkelijk met het christendom in aanraking kwam, heeft verweerder dan ook niet aannemelijk hoeven achten.
7. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen oordelen dat eiser van een diepgewortelde innerlijke overtuiging onvoldoende blijk geeft. Dat hij door gebed van zijn oorsuizen is genezen en dat een droom van zijn vrouw de doorslag gaf, getuigt op zichzelf nog niet van motieven voor bekering, gebaseerd op een innerlijke overtuiging. Eiser heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat het lezen van de bijbel voor hem persoonlijk betekende. Verweerder heeft in het nader gehoor aan eiser gevraagd waarom het door hem genoemde stuk uit de bijbel voor hem belangrijk is, waarop eiser onder andere heeft geantwoord dat de aanwijzingen aangenaam zijn, de woorden en de zinnen goed en positief zijn, dat alles diep uit het hart moet komen en dat een vijand moet worden vergeven en voor hem moet worden gebeden. Verweerder heeft hierover niet ten onrechte overwogen dat eiser algemeen heeft verklaard en er niet in is geslaagd om voldoende inzichtelijk te maken waarom het lezen in de bijbel eraan heeft bijgedragen dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom. Dat eiser niet in het algemeen is gevraagd wat het lezen van de bijbel voor hem betekent, maakt niet dat verweerder de verklaringen van eiser over de bijbel niet kan tegenwerpen. Verweerder heeft verder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de doop persoonlijk voor hem betekende. Zo is niet inzichtelijk gemaakt op welke manier hij een ander mens is geworden. Eiser heeft niet aangeven dat hij op zoek was naar vermindering van agressie, wat niet bijdraagt aan de aannemelijkheid dat liefde voor hem persoonlijk een belangrijke drijfveer was voor bekering tot een christelijke kerk. Eiser beschrijft het ritueel, maar geeft onvoldoende inzicht in de persoonlijke betekenis. Dat geldt ook voor de verklaringen omtrent het evangeliseren; verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser niet heeft verklaard waarom het voor hem persoonlijk zo belangrijk was dat hij dat zou doen gelet op
het risico wat hij daarmee zou lopen, terwijl hij zelf de roeping om dat te doen niet voelde. Wat betreft de inconsistentie in de verklaringen geeft verweerder ook zelf aan dat het verschil in tijdsspanne dat eiser en zijn vrouw aangeven over het tijdsverloop na de droom, niet doorslaggevend is. Maar verweerder heeft wel kunnen oordelen dat het, mede gelet op het belang dat eiser en zijn vrouw aan de gebeurtenis hechten, niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de reden voor het geloof en de bekering, namelijk het verhoorde gebed over het genezen van de oorsuizen van eiser.
8. Gezien het vorenstaande heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat de gestelde bekering van eiser niet geloofwaardig is.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat geen sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek doordat eiser in het nader gehoor twee keer is gevraagd om bondiger te verklaren. De rechtbank is niet gebleken dat eiser niet volledig heeft kunnen verklaren wat hij had willen verklaren over zijn individuele beweegredenen. Zo blijkt uit het rapport van gehoor dat de hoorambtenaar nadrukkelijk en meerdere keren heeft doorgevraagd op momenten en bij onderwerpen die voor de beslissing van belang waren om eiser de gelegenheid te geven zijn persoonlijke ervaringen nader te duiden. Eiser is weliswaar onderbroken toen hij verklaarde over de genezing van zijn oorsuizen, maar verweerder heeft vervolgens hierover verschillende specifieke vragen gesteld aan eiser. Ook heeft verweerder op pagina 16 van het nader gehoor gevraagd om zo specifiek mogelijk toe te lichten waarom eiser vanuit zijn religieuze overtuiging en zijn innerlijke motivatie, in zijn beleving van het geloof, afstand heeft genomen van de islam en zich heeft bekeerd tot het christendom. Verweerder heeft dus ook toegelicht wat er van eiser werd verwacht en naar welke verklaringen verweerder op zoek was. De beroepsgronden slagen niet.
Relevante element problemen die voortvloeien uit bekering
10. De rechtbank overweegt over de gronden over dit relevante element als volgt. Verweerder heeft mogen meewegen dat aangezien de bekering van eiser niet geloofwaardig wordt geacht dit afbreuk doet aan de verklaringen van eiser omtrent de problemen die voortvloeien uit de bekering. Er is geen rechtsregel op grond waarvan verweerder dit verband niet zou mogen leggen. Verder is duidelijk dat het ontbreken van documenten er bij verweerder als zodanig niet toe heeft geleid dat het relevante element ongeloofwaardig is. Hij heeft vastgesteld dat er geen documenten zijn die de verklaringen van eiser ondersteunen en dat er in dit opzicht geen reden is om dit onderdeel van het relaas toch aannemelijk te achten. Van een motiveringsgebrek is geen sprake.
11. Eiser heeft verder in zijn schriftelijke toelichting aangegeven dat hij is geholpen door zijn oom van moederskant, dat zijn moeder een streng gelovige vrouw is en dat zijn familie tegen bekeren is. Dat verweerder gelet hierop heeft aangenomen dat de oom van eiser moslim is, ondanks dat eiser dit niet expliciet heeft verklaard, duidt niet op een vooringenomenheid die aan een zorgvuldige beoordeling van het relaas in de weg heeft gestaan. Deze beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
12. Gelet op de hiervoor besproken tegenwerpingen heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser komt
niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.