ECLI:NL:RBDHA:2021:15702
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en procesbelang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, van Tunesische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 maart 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens werd verzoeker een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 26 april 2021, waar partijen niet verschenen, heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer was met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geoordeeld dat verzoeker geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 april 2021 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de noodzaak van procesbelang en de gevolgen van het vertrek van verzoeker zonder contact met zijn gemachtigde.