ECLI:NL:RBDHA:2021:15701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
NL21.4750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, een asielzoeker van Algerijnse nationaliteit, tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 24 maart 2021, wees de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel af als kennelijk ongegrond. Tevens werd aan eiser een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 26 april 2021, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld.

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep, aangezien zijn gemachtigde op 22 april 2021 had gemeld dat hij geen contact meer kon krijgen met eiser en dat post aan eiser was geretourneerd met de mededeling dat hij met onbekende bestemming was vertrokken. Verweerder bevestigde op 23 april 2021 dat eiser inderdaad met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank concludeert dat, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op 28 april 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4750
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast wordt aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek verleend. Verweerder heeft tevens aan eiser een vertrektermijn onthouden, zodat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Daarnaast heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.4751, plaatsgevonden op 26 april 2021 in Amersfoort. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991.
3. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Het beroep is op 30 maart 2021 ingesteld door eisers gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 22 april 2021 bericht dat hij er niet meer in slaagt om contact te krijgen met eiser en dat post van gemachtigde aan eiser is geretourneerd met de mededeling dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
4. Verweerder heeft op 23 april 2021 bevestigd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
5. Als een asielzoeker met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, moet worden geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.1
6. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2021 door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
28 april 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.