ECLI:NL:RBDHA:2021:15701
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, een asielzoeker van Algerijnse nationaliteit, tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 24 maart 2021, wees de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel af als kennelijk ongegrond. Tevens werd aan eiser een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 26 april 2021, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep, aangezien zijn gemachtigde op 22 april 2021 had gemeld dat hij geen contact meer kon krijgen met eiser en dat post aan eiser was geretourneerd met de mededeling dat hij met onbekende bestemming was vertrokken. Verweerder bevestigde op 23 april 2021 dat eiser inderdaad met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank concludeert dat, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op 28 april 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.