ECLI:NL:RBDHA:2021:15633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/8180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige op basis van familierechtelijke relatie en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een minderjarige eiseres van Eritrese nationaliteit. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar halfzus in Nederland te komen wonen. De aanvraag werd afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op basis van het ontbreken van bewijsstukken van de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie met haar halfzus. De IND had aanvankelijk de afwijzingsgrond veranderd, maar concludeerde uiteindelijk dat er geen sprake was van een inmenging in het familie- of gezinsleven, omdat eiseres nooit een verblijfsvergunning had gehad en er geen bijzondere omstandigheden waren die haar aanvraag konden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de IND in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen, ondanks de minderjarigheid van eiseres. De rechtbank benadrukte dat de IND de belangenafweging correct had uitgevoerd en dat de afwijzing van de aanvraag niet alleen was gebaseerd op het ontbreken van een ondertekende TBC-verklaring. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 2006, van Eritrese nationaliteit,eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder (hierna: de IND) de aanvraag van eiseres om een mvv voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] afgewezen.
Bij besluit van 12 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft de IND het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De IND heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is verschenen [A] (referente). De IND heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is 14 jaar oud en woont in Eritrea bij haar opa. Zij heeft op 20 maart 2019 een aanvraag gedaan voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Zij wil bij referente (haar halfzus) in Nederland komen wonen. Referente is 19 jaar oud. Zij heeft sinds april 2018 een asielvergunning in Nederland.
2. In het primaire besluit heeft de IND de aanvraag afgewezen omdat de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet met officiële of onofficiële documenten zijn aangetoond.
3. In het bestreden besluit heeft de IND de afwijzingsgrond veranderd. Het ontbreken van bewijsstukken over de identiteit van eiseres en haar familierechtelijke relatie met referente wordt niet langer tegengeworpen en daarom zou eiseres in principe in aanmerking komen voor een identificerend gehoor, om zo haar identiteit en familierechtelijke relatie met referente aan te tonen. Maar: omdat de IND vindt dat het geen verschil zou maken als de identiteit en familierechtelijke relatie wel zouden komen vast te staan, heeft de IND eiseres niet uitgenodigd voor zo’n identificerend gehoor.
Het standpunt van de IND
4. Volgens de IND zit het als volgt. Áls de identiteit en familierechtelijke relatie vast zouden staan, dan zou de IND er van uitgaan dat er tussen eiseres en referente hechte persoonlijke banden zijn en er dus familie- en gezinsleven bestaat. Maar: dit betekent niet automatisch dat eiseres een verblijfsvergunning krijgt op grond van artikel 8 van het EVRM. [1] Om te beslissen of eiseres zo’n vergunning krijgt, maakt de IND een afweging tussen de belangen van eiseres om in Nederland bij referente te komen wonen en het belang van de Nederlandse overheid om niet iedereen zomaar in Nederland te laten komen wonen.
5. De IND vindt dat omdat eiseres nooit een verblijfsvergunning heeft gehad voor Nederland, er geen sprake is van een inmenging in het familie- of gezinsleven als eiseres nu geen verblijfsvergunning krijgt. Dit is een punt in het nadeel van eiseres. Daarom kan eiseres alleen een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM krijgen als sprake is van heel bijzondere omstandigheden. De IND heeft het feit dat referente een asielvergunning heeft, aangemerkt als zo’n bijzondere omstandigheid omdat dit betekent dat eiseres en referente niet in Eritrea het familie- en gezinsleven kunnen uitoefenen. Bij de belangenafweging is dit dus een punt in het voordeel van eiseres. Ook het persoonlijke belang van eiseres om bij referente te willen wonen, is een punt in het voordeel van eiseres. Naast het feit dat eiseres nooit een verblijfsvergunning heeft gehad voor Nederland, heeft verweerder echter nog aantal andere punten in het nadeel van eiseres bij de belangenafweging betrokken.
6. De IND heeft verder als voor eiseres nadelige punten aangemerkt:
(a) niet referente, maar haar opa heeft de voogdij over eiseres en is dus haar pleegouder en opvoeder. De IND vindt dat de banden tussen eiseres en haar opa sterker zijn dan die tussen eiseres en referente;
(b) er bestaat een risico op kinderontvoering of onttrekking aan het ouderlijk gezag als eiseres in Nederland mag komen wonen, want er is geen toestemmingsverklaring van de biologische vader van eiseres en – voor zover de vader niet in beeld zou zijn – ook niet van haar opa/voogd/pleegouder. Van haar opa zijn bovendien geen officiële of onofficiële identiteitsdocumenten overgelegd;
(c) als eiseres naar Nederland komt, zal dat de Nederlandse overheid waarschijnlijk geld kosten. Eiseres moet hier namelijk wonen en leven, ze moet naar school, ze moet de taal leren enzovoorts. Referente heeft geen geld om dit voor eiseres te betalen, want zij werkt niet en leeft van een bijstandsuitkering. Referente gaat wel een opleiding doen, maar ze is zelf ook de taal nog aan het leren en ze is nog erg jong. Ook daarom zal ze voorlopig niet voor eiseres kunnen zorgen. Eiseres zal onder de voogdij van Nidos komen, want referente heeft niet het gezag over eiseres;
(d) eiseres heeft veel sterkere banden met Eritrea dan met Nederland: zij woont al haar hele leven in Eritrea en oefent daar gezinsleven uit met haar opa/voogd/pleegouder, die haar ook daadwerkelijk voorziet van onderdak, eten, kleding en zakgeld. Daarnaast heeft eiseres in Eritrea vriendinnen en spreekt ze alleen twee Eritrese talen. Ze is nog nooit in Nederland geweest en kent de taal en de gebruiken hier niet. Referente is de enige in Nederland met wie eiseres een band heeft en de band die referente met Nederland heeft is zelf ook zwak, omdat referente pas tweeënhalf jaar in Nederland woont en nog aan het integreren is.
7. Verder heeft de IND de aanvraag afgewezen omdat eiseres geen ingevulde en ondertekende intentieverklaring TBC-onderzoek heeft ingediend, terwijl dat volgens de Nederlandse regels wel verplicht is. [2]
Het standpunt van eiseres
8. Eiseres vindt dat de IND zijn Werkinstructie 2020/16 (hierna: de WI) niet goed heeft toegepast en de belangenafweging niet goed of onduidelijk heeft gemotiveerd. Omdat eiseres minderjarig is, heeft de IND minder beoordelingsruimte dan als zij volwassen zou zijn. De IND heeft niet duidelijk gemaakt waarom de banden tussen eiseres en haar opa sterker worden gevonden dan die tussen eiseres en referente. Bovendien zorgt haar opa niet voor eiseres, maar juist andersom. Haar opa is een oude man die ook niet goed voor haar kán zorgen. Haar opa heeft geen toestemmingsverklaring en identiteitsbewijs kunnen overleggen vanwege de Corona-omstandigheden. Tijdens de zitting is er namens eiseres op gewezen dat mensen in Eritrea thuis geen internet hebben en dat alle postkantoren vanwege de lockdown dicht zijn. Dat deze bewijsstukken ontbreken, weegt minder zwaar dan het belang van eiseres om met referente familie- en gezinsleven te kunnen uitoefenen. Hierbij is ook belangrijk dat het vast staat dat eiseres en referente halfzusjes zijn. Eiseres heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 9 september 2020 [3] en tijdens de zitting naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] .
9. Gelet op haar leeftijd is eiseres bovendien heel goed in staat om zelf te bepalen wat het meest in haar belang is, namelijk hereniging met referente. Referente is meerderjarig en kan voor eiseres zorgen. Het klopt dat referente geen baan heeft, maar ze doet er wel alles aan om aan het zogenoemde inkomensvereiste te voldoen: ze doet vrijwilligerswerk, ze leert de taal en ze gaat een opleiding in de ouderenzorg doen (waar veel werk in is). Ze zal dus snel over een eigen inkomen beschikken. Verweerder heeft onvoldoende aandacht gegeven aan al deze inspanningen die referente sinds haar aankomst in Nederland heeft verricht. De IND heeft ten onrechte het vrijwilligerswerk buiten beschouwing gelaten en niet beoordeeld of referente misschien moet worden vrijgesteld van het middelenvereiste. Er zijn trouwens geen extra kosten voor de Nederlandse overheid want eiseres gaat bij referente wonen. De IND heeft ook geen, of in ieder geval niet genoeg, rekening gehouden met de asielstatus van referente, het feit dat dit betekent dat eiseres en zij het familie- en gezinsleven niet in Eritrea kunnen uitoefenen en dat eiseres daardoor juist minder binding heeft met Eritrea.
10. Over de ondertekende TBC-verklaring heeft eiseres aangevoerd dat de IND onzorgvuldig heeft gehandeld door geen contact op te nemen met haar gemachtigde, terwijl dit tijdens de hoorzitting wel was beloofd.
Het oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank moet beoordelen of de IND bij de belangenafweging de voor eiseres nadelige punten zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de voordelige punten. Dit mag de rechtbank alleen terughoudend toetsen. Dat betekent dat het er niet om gaat hoe de rechtbank de belangenafweging zou maken, maar om de vraag of de IND in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De rechtbank oordeelt dat dit zo is. De rechtbank legt dit hieronder uit.
12. Het klopt dat eiseres alleen een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM kan krijgen als sprake is zeer bijzondere omstandigheden. Het klopt ook dat de IND minder beoordelingsruimte heeft omdat eiseres minderjarig is. Maar de IND heeft terecht aangevoerd dat er nog steeds wel beoordelingsruimte is: het feit dat eiseres minderjarig is, betekent niet dat zij persé een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM moet krijgen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat referente een asielvergunning heeft in Nederland en dat het familie- en gezinsleven dus niet kan worden uitgeoefend in Eritrea. Maar ook dit betekent niet per definitie dat eiseres een verblijfsvergunning in Nederland moet krijgen. Het is wel een zwaarwegend element en dat heeft de IND meegewogen in de belangenafweging.
13. De IND heeft de asielvergunning van referente en het persoonlijk belang van eiseres terecht in het voordeel van eiseres bij de belangenafweging betrokken. De IND heeft ter zitting toegelicht dat de banden tussen eiseres en referente nog net zo hecht zijn, maar dat hij in het nadeel van referente wel mocht meewegen dat er minder contact is tussen referente en eiseres. Dat dat misschien komt door de Corona-omstandigheden hoefde de IND er niet bij te betrekken. Verder heeft de IND daar tegenover kunnen stellen dat de band tussen eiseres en haar opa sterker is dan haar band met referente omdat haar opa haar voogd/pleegouder is, eiseres al vanaf haar geboorte bij hem woont en hij voorziet in haar levensonderhoud. Daarnaast heeft de IND in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat er geen toestemmingsverklaring is van – in ieder geval – haar opa. Ook hierbij heeft de IND de Corona-crisis buiten beschouwing mogen laten, want een toestemmingsverklaring kan ook bijvoorbeeld per e-mail worden opgestuurd naar de IND. Die toestemmingsverklaring moet er wel zijn, want hoewel eiseres zelf vindt dat zij in staat is om haar belangen te beoordelen, is en blijft ze minderjarig, is haar opa in beeld en heeft hij (voor zover haar vader inderdaad niet in beeld is) de voogdij over eiseres. De verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank van 9 september 2020 gaat daarom niet op. Dit geldt ook voor de verwijzing naar de uitspraken van de ABRvS. De uitspraak van 29 januari 2021 ging over de samenwerkingsverplichting als iemand de identiteit en familierechtelijke relatie niet kan aantonen. Dat speelt hier niet. De uitspraak van 9 september 2020 ging erom dat de samenwerkingsverplichting niet alleen geldt bij het ontbreken van officiële documenten, maar ook bij onofficiële documenten en zag dus op de situatie dat een mvv nareis aanvraag wordt afgewezen vanwege het ontbreken van deze documenten. Dat is iets anders dan de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM, zoals in het geval van eiseres. Dat er geen toestemmingsverklaring is overgelegd heeft verweerder dus in het nadeel van eiseres mogen meewegen.
14. De IND heeft ook in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat referente leeft van een uitkering en dus niet zelfstandig in haar levensonderhoud en dat van eiseres kan voorzien. Dat referente vrijwilligerswerk doet, een opleiding gaat volgen, Nederlands leert en dat zij in de toekomst een baan zal hebben, hoefde voor de IND geen verschil te maken want dat verandert niets aan het feit dat referente nu (dat wil zeggen: toen het bestreden besluit werd genomen) geen geld verdient. Het is te prijzen dat referente zich zo inspant, maar het is nog te vroeg om dit in het voordeel van eiseres mee te wegen. De IND heeft in zijn verweerschrift trouwens terecht opgemerkt dat er niet hoefde te worden beoordeeld of referente moest worden vrijgesteld van het middelenvereiste omdat de aanvraag niet op die grond is afgewezen. Dat referente geen eigen inkomen heeft, is één van de feiten die is betrokken bij de belangenafweging. Maar dat is iets anders dan de aanvraag afwijzen op grond van het middelenvereiste. De IND heeft verder in zijn besluitvorming kunnen betrekken dat referente niet de voogdij heeft over eiseres en dat eiseres daarom onder de voogdij van Nidos zal (moeten) komen. Daarnaast heeft de IND mogen beslissen dat eiseres sterkere banden heeft met Eritrea dan met Nederland. Weliswaar woont referente in Nederland, maar dat is het enige.
15. De IND heeft in het bestreden besluit dus de feiten en omstandigheden die in deze zaak een rol spelen kenbaar betrokken, maar heeft daaraan een ander gewicht toegekend dan eiseres. De rechtbank oordeelt dat de IND dat in redelijkheid heeft kunnen doen.
16. De IND heeft de aanvraag ook mogen afwijzen wegens het ontbreken van een ondertekende TBC-verklaring. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om deze verklaring in te dienen. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat tijdens de hoorzitting is gezegd dat er contact zou worden opgenomen als de afwijzing van de aanvraag alleen gebaseerd zou zijn op het ontbreken van de TBC-verklaring. De afwijzing van de aanvraag is niet alleen gebaseerd op het ontbreken van de TBC-verklaring. Het is daarom niet onzorgvuldig geweest van de IND dat er geen contact is opgenomen met de gemachtigde van eiseres.
Conclusie
17. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is in uitgesproken op 2 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Paragraaf B1/8.3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.ECLI:NL:RBDHA:2020:8848, te vinden via www.rechtspraak.nl.
4.Uitspraak van 29 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:191 en van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2153, te vinden via www.rechtspraak.nl