ECLI:NL:RBDHA:2021:15336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
SGR 18/399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsvermogen en uitkeringsverlaging Wajong

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de verlaging van de Wajong-uitkering. Eiser, die lijdt aan ernstige medische beperkingen als gevolg van zijn extreme vroeggeboorte, ontving voorheen 75% van het minimumloon, maar zijn uitkering werd per 1 januari 2018 verlaagd naar 70% op basis van het oordeel dat hij arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij geen duurzaam arbeidsvermogen heeft en dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er uitgebreide onderzoeken zijn uitgevoerd door verzekeringsartsen en een onafhankelijke deskundige, die allemaal tot de conclusie kwamen dat eiser arbeidsvermogen heeft. De deskundige heeft in haar rapportage aangegeven dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om eenvoudige taken uit te voeren en dat hij voldoet aan de criteria voor arbeidsvermogen zoals vastgelegd in de Wajong. Eiser heeft tijdens de zittingen zijn standpunt toegelicht en een video getoond waarin hij zijn vaardigheden demonstreert, maar de rechtbank oordeelt dat deze video niet leidt tot een ander oordeel over zijn arbeidsvermogen.

De rechtbank concludeert dat de beslissing van het UWV om de Wajong-uitkering van eiser te verlagen naar 70% van het minimumloon terecht is, omdat eiser in staat wordt geacht om te functioneren in een arbeidsorganisatie, ook al heeft hij extra begeleiding nodig. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O. Sahin),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) per 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van het wettelijk minimumloon.
Bij besluit van 20 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens eiser is ook mevrouw [A] verschenen, de moeder van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en bepaald dat een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige wordt benoemd.
Op 3 april 2019 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.
Bij brief van 9 mei 2019 heeft eiser een reactie ingebracht.
Bij brief van 16 juli 2019 heeft verweerder een reactie ingebracht.
De deskundige heeft op 16 augustus 2019 desgevraagd een nader rapport uitgebracht.
Op 18 december 2019 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens eiser is ook mevrouw [A] verschenen, de moeder van eiser. Verweerder is niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en bepaald dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) te laten reageren op de door eiser ter zitting getoonde video.
Verweerder heeft op 31 januari 2020 en 6 maart 2020 reacties ingebracht.
Op 1 december 2021 heeft een nadere zitting via Skype plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens eiser is ook mevrouw [A] verschenen, de moeder van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft medische beperkingen als gevolg van zijn extreme vroeggeboorte. Zo heeft hij onder meer ernstige longschade en een licht verstandelijke beperking. Hij woont bij zijn moeder. Eiser ontvangt per 20 juni 2013 een uitkering op grond van de toenmalige Wet Wajong. Deze uitkering bedraagt 75% van het minimumloon. In het kader van de Wajong, zoals die is gewijzigd met ingang van 1 januari 2015, heeft verweerder het arbeidsvermogen van eiser beoordeeld. Bij het primaire besluit heeft verweerder het uitkeringspercentage per 1 januari 2018 verlaagd naar 70%.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser arbeidsvermogen heeft. Aan deze besluitvorming heeft verweerder de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de beperkingen van eiser juist zijn vastgesteld. De arbeidsdeskundige b&b vindt dat eiser een administratieve taak in een arbeidsorganisatie kan uitoefenen, bijvoorbeeld scannen, dat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden en dat eiser dus arbeidsvermogen beschikt.
3. Eiser voert aan dat hij geen (duurzaam) arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft nog steeds dezelfde beperkingen. Zijn tempo is laag, hierdoor is de arbeidsproductiviteit van eiser laag. Daarnaast heeft eiser moeite met contacten leggen. In theorie kan het zijn dat eiser 4 uur per dag en 1 uur aaneengesloten kan werken, maar de praktijk toont aan dat het hem tot op heden niet is gelukt. Stage en opleidingstrajecten zijn wegens zijn medische beperkingen gestaakt of mislukt. Eiser vraagt zich af hoe verweerder tot het standpunt kan komen dat eiser erin zal slagen aan een baan te komen in een arbeidsorganisatie. Voorts voert eiser aan dat het hem niet duidelijk is hoe verweerder tot de conclusie komt dat zijn beperkingen juist zijn vastgesteld. Volgens de verzekeringsarts b&b zou eiser (behoudens hulp bij scheren) zelfstandig zijn in de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL). In de CIZ-indicatiestelling van 25 juli 2017 wordt daarentegen duidelijk vermeld dat eiser ten aanzien van ADL in het algemeen toezicht of hulp nodig heeft. Bij het uitvoeren van verzorgingstaken is veelal overname nodig. Dit betreft het wassen en kleden, de zorg voor tanden, haren, nagels en huis. Met betrekking tot het eten en drinken volstaat meestal toezicht en stimulatie. Daarnaast gaat de arbeidsdeskundige b&b ervan uit dat eiser zelf beslissingen kan nemen en problemen kan oplossen, omdat eiser GTA 5 speelt op de Playstation en zelf besluit om op YouTube te gaan als hij zich verveelt. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder middels deze informatie er niet van uit kan gaan dat eiser problemen kan oplossen en/of opdrachten kan maken in een arbeidsomgeving. Dit is volgens eiser te kort door de bocht. Een kind van 5 à 6 jaar oud kan ook gamen en video’s bekijken, maar deze leeftijdsgroep kan zelf geen beslissingen nemen en problemen oplossen. Het maakt daarbij ook uit hoe het spel wordt gespeeld.
4.1
De vraag die voorligt is of verweerder de uitkering van eiser per 1 januari 2018 terecht heeft verlaagd naar 70% van het minimumloon, omdat hij arbeidsvermogen heeft.
4.2
Uit artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) volgt dat betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
4.3
De primaire verzekeringsarts heeft eiser op 21 juli 2016 medisch onderzocht en hiervan rapport uitgebracht. In het rapport is vermeld dat uit de onderzoeksbevindingen is gebleken dat geen sprake is van een uitzonderingscategorie, zoals opname, ADL-afhankelijkheid, bedlegerigheid, terminaal zijn of volledig disfunctioneren op alle niveaus van het dagelijks leven. Er zijn ook geen aanwijzingen dat eiser niet verdeeld over een dag vier uur actief kan zijn of een uur met een taak bezig kan zijn. Eiser blijkt verder in staat te zijn om eenvoudige opdrachten te begrijpen, uit te voeren en zich aan afspraken te houden. Eiser toont hiermee te bezitten over basale werknemersvaardigheden. Er zijn daarom geen verzekeringsgeneeskundige argumenten om te stellen dat arbeidsvermogen zou ontbreken.
4.4
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 11 december 2017 rapport uitgebracht, gebaseerd op dossieronderzoek, de hoorzitting van 6 december 2017 en de ingebrachte medische informatie. In het rapport is vermeld dat eiser in staat wordt geacht om minimaal één uur per dag aaneengesloten te kunnen werken. Dit blijkt uit de volledige levensloop van eiser waarbij hij een diploma heeft behaald van de speciale middelbare school en uit het dagverhaal. Zo speelt hij “een paar uurtjes” achtereen op de Playstation en helpt hij mee in het huishouden. Hij heeft dan wel duidelijke instructies nodig, maar hij verricht de taken zelfstandig onder toezicht. Uit het afrondingsrapportage van ‘Shared Value’ blijkt dat eiser train- en leerbaar is. Dat in bezwaar gesteld wordt dat er geen verbetering optreedt bij het herhalen van instructies, kan niet worden onderbouwd met de overige informatie die voorhanden is. Het uitgangspunt is dat eiser tenminste één uur aaneengesloten kan werken. Op basis van de beschikbare onderzoekgegevens zijn er geen medische argumenten om het tegendeel aan te nemen. Voorts is binnen de gegeven verzekeringsgeneeskundige kaders aan te nemen dat eiser vier uur per dag belastbaar is. Dat blijkt uit het primaire onderzoek en het onderzoek in bezwaar. Hij heeft een actief dagverhaal zonder slaapmomenten tussendoor. Rekening houdend met de gestelde beperkingen, geeft de beschikbare medische informatie geen aanleiding om anders te concluderen dan de primaire verzekeringsarts heeft gesteld. Hierbij acht de verzekeringsarts b&b van belang dat de gehanteerde normeringen op een laag niveau liggen binnen de geldende verzekeringsgeneeskundige kaders waarbij rekening gehouden wordt met de aangenomen beperkingen. Deze beperkingen houden in voldoende mate rekening met de medisch geobjectiveerde klachten en belemmeringen van eiser in de dagelijkse praktijk. De verzekeringsarts b&b concludeert dat het standpunt van de primaire verzekeringsarts geheel gehandhaafd kan worden.
4.5
Gezien het geschil tussen partijen over het al dan niet bestaan van arbeidsvermogen heeft de rechtbank aanleiding gezien om verzekeringsarts M.M. Wolff-van der Ven als deskundige te benoemen. Op 3 april 2019 heeft de deskundige een rapport uitgebracht. In dit rapport is vermeld dat bij eiser sprake is van een sterk beperkte longfunctie als gevolg van bronchopulmonale dysplasie/long-hypoplasie, huisstofmijtallergie en scoliose. Voorts is zijn intelligentie bepaald op zwakbegaafd niveau, dat wil zeggen nog boven het niveau dat geldt als licht verstandelijk beperkt. Het intelligentieniveau is volgens de deskundige zeker niet zo laag dat eiser niet leerbaar zou zijn en ook is het niet zo dat eiser vanwege motorische problemen niet in staat zou zijn om zelf de noodzakelijke handelingen tot zelfzorg te verrichten. Gelet op het beschreven intelligentieniveau, de aanwezige en beschreven leerbaarheid en het ontbreken van andere verklarende (psycho)pathologie kan niet gesteld worden dat eiser om medische redenen niet in staat zou zijn om een eenvoudige taak uit te voeren. Ook is er om deze reden geen medische grond om te stellen dat eiser geen werknemersvaardigheden zou (kunnen) hebben. Indien er voorts rekening gehouden wordt met de beperkingen ten aanzien van fysieke en mentale belasting, dan moet eiser ook in staat geacht worden binnen de gestelde grenzen een uur aaneen actief te zijn voor tenminste vier uur per dag. Gelet op de stabiele pulmonale situatie valt volgens de deskundige ook niet te verwachten dat er in een geschikte werkomgeving, zonder longprikkelende factoren, sprake zou zijn van onacceptabel frequente exacerbaties van de longklachten. De deskundige concludeert dat er geen medische gronden zijn waarom eiser op de datum in geding niet zou voldoen aan de gestelde criteria van het hebben van arbeidsvermogen.
4.6
Bij brief van 9 mei 2019 voert eiser aan dat hij zich niet kan vinden in het oordeel van de deskundige. Bij hem rijst de vraag hoe realistisch het is om te stellen dat hij arbeidsvermogen heeft, als uit de feiten blijkt dat er tot nu toe geen geschikte werkplek voor hem is gevonden. Het vaststellen van arbeidsvermogen zou ertoe moeten leiden dat hij ook daadwerkelijk arbeid zou moeten kunnen verrichten. Het is vanuit school niet gelukt om een stageplek voor hem te vinden waar hij langdurig stage heeft kunnen lopen. Het is verweerder ook niet gelukt om passend werk voor eiser te vinden. De verzekeringsarts heeft naar aanleiding van het onderzoek in april 2013 geconstateerd dat er, op basis van de beperkingen, geen functies zijn waar eiser geschikt voor zou zijn. Eiser heeft grote vermoedens dat telkens met een vooroordeel naar zijn dossier wordt gekeken. Omdat er eenmaal in zijn dossier is vermeld dat de moeder van eiser hem, al dan niet met goede bedoelingen, geen kans biedt om zijn arbeidsvermogen te vergroten, wordt telkens daarop voortgeborduurd.
4.7
Bij brief van 16 juli 2019 heeft verweerder meegedeeld dat de bevindingen van de deskundige aansluiten bij de mening van de verzekeringsarts b&b.
4.8
Bij brief van 16 augustus 2019 heeft de deskundige een reactie gegeven op de standpunten van partijen. De deskundige vermeldt dat niet ter discussie staat dat er sprake is van evidente beperkingen in het functioneren van eiser. De criteria die ten grondslag liggen aan het vaststellen van het al dan niet hebben van arbeidsvermogen zijn echter een absolute ondergrens voor het functioneren in arbeid, waarbij ook beschut werk inbegrepen is. Noodzakelijke extra begeleiding mag daarom ook als inbegrepen beschouwd worden. Het is dus mogelijk dat iemand volgens het systeem wel volledig arbeidsongeschikt is voor het werken in het vrije bedrijf maar wel voldoet aan de criteria voor het hebben van arbeidsvermogen. Bij de afweging van de criteria moet voorts uitgegaan worden van de onderliggende geobjectiveerde medische afwijkingen. Gezien het beschreven intelligentieniveau, de aanwezige en beschreven leerbaarheid en het ontbreken van andere verklarende (psycho)pathologie kan niet gesteld worden dat eiser om medische redenen niet in staat zou zijn om een eenvoudige taak uit te voeren. Ook is er om deze reden geen medische grond om te stellen dat eiser geen werknemersvaardigheden zou hebben. Indien er verder rekening gehouden wordt met de aanwezige beperkingen ten aanzien van fysieke en mentale belasting, dan moet eiser ook in staat geacht worden binnen de gestelde grenzen een uur aaneen actief te zijn voor tenminste vier uur per dag. Dat het tot nu toe moeilijk is gebleken een passende plek voor eiser te vinden is op zichzelf geen argument om te concluderen dat er geen sprake is van arbeidsvermogen zoals omschreven in de criteria.
4.9
De rechtbank overweegt dat het oordeel van de door haar ingeschakelde onafhankelijke deskundige volgens vaste rechtspraak dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. [1] Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft eiser medisch onderzocht, dossierstudie verricht en de informatie uit de behandelend sector bestudeerd. De deskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank op een heldere en inzichtelijke wijze beargumenteerd dat er geen medische gronden zijn op basis waarvan gesteld kan worden dat eiser niet voldoet aan de vier voorwaarden, zoals die in 4.2 zijn opgesomd. De deskundige heeft na kennisname van de reactie van eiser haar standpunt gehandhaafd en dat in haar reactie van 16 augustus 2019 afdoende beargumenteerd. De stelling van eiser dat verweerder telkens met een vooroordeel naar zijn dossier kijkt, is niet onderbouwd. De rechtbank acht hierbij van belang dat een onafhankelijke deskundige tot dezelfde conclusies is gekomen als de verzekeringsarts b&b. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding de conclusie van de door haar geraadpleegde deskundige niet te volgen.
5.1
Op de zitting van 18 december 2019 heeft eiser een video getoond waarmee hij heeft willen reageren op de stelling van verweerder dat eiser kan scannen. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien de verzekeringsarts b&b te laten reageren op deze video. Bij brief van 31 januari 2020 heeft verweerder gereageerd en aangegeven dat er mondeling overleg heeft plaatsgevonden met de verzekeringsarts b&b. Het is niet mogelijk de betreffende dvd af te spelen en verweerder vraagt zich af wat de toegevoegde waarde van de dvd is. Er heeft namelijk uitgebreid medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en een expertise door een deskundige. Verweerder kan daarom geen inhoudelijk reactie op de dvd geven. Naar aanleiding van een telefoongesprek met de rechtbank heeft verweerder bij brief van 6 maart 2020 aangegeven dat de opname niet is gemaakt door een arts of arbeidsdeskundige. De video betreft geen deskundigenoordeel, maar een momentopname in een voor verweerder niet heldere setting. De relevantie en objectiviteit van de opname zijn door de verzekeringsarts b&b niet te beoordelen. Onder verwijzing naar de eerdere reactie van 31 januari 2020 ziet de verzekeringsarts b&b geen toegevoegde waarde in het bekijken van de opname.
5.2
Op de zitting van 1 december 2021 heeft de gemachtigde van eiser het standpunt verduidelijkt dat het hier gaat om de feitelijke situatie en niet een theoretische situatie. De video is daarom wel degelijk van belang bij de beoordeling of bij eiser feitelijk sprake is van arbeidsvermogen. Er wordt namelijk aangegeven dat eiser kan scannen en uit de video blijkt dat hij dat niet kan. Bij de opname van de video is er bewust voor gekozen om de moeder van eiser in de wachtkamer te laten. Het is aan eiser uitgelegd wat hij moet doen en welke stappen hij moet volgen om te scannen, maar het lukt hem niet. Er zou continu iemand naast eiser moeten staan om hem te vertellen wat hij moet doen en dat is niet de bedoeling. Op de video geeft eiser aan dat hij het niet leuk vindt en dat hij niet verder wil. Daarnaast is op de zitting namens eiser aangevoerd dat het verleden ook van belang is voor de beoordeling of er sprake is van arbeidsvermogen. In het verleden heeft eiser geprobeerd stages te lopen, maar dit is niet gelukt. Eiser heeft nooit arbeidsvermogen gehad en er is in het verleden geen enkele poging gedaan om eiser te integreren en aan het werk te zetten. De gemachtigde van eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:114. De moeder van eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij op dit moment antibiotica slikt en veel problemen heeft met zijn gezondheid. Naar het oordeel van de rechtbank kan de video van eiser niet leiden tot een ander oordeel omtrent zijn arbeidsvermogen. De rechtbank overweegt dat er uitgebreide onderzoeken hebben plaatsgevonden door de verzekeringsartsen en de onafhankelijke deskundige die allemaal hebben geleid tot dezelfde conclusie. Zoals blijkt uit de brief van 16 augustus 2019 van de deskundige, betekent het niet dat eiser geen arbeidsvermogen heeft als hij extra begeleiding nodig heeft bij het uitvoeren van taken, zoals scannen. Dat eiser een bepaalde taak niet wil uitvoeren, is niet van belang voor de beoordeling van arbeidsvermogen. Met betrekking tot de stelling van eiser dat bij de beoordeling van arbeidsvermogen naar het verleden gekeken moet worden, ziet de rechtbank hierin ook geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat eiser in het verleden zonder succes heeft geprobeerd stages te lopen, betekent niet dat eiser daarom op de datum in geding niet beschikt over arbeidsvermogen. De standpunten dat hij nooit arbeidsvermogen heeft gehad en dat in het verleden geen pogingen zijn gedaan om hem te integreren in werk, kunnen ook niet tot dat oordeel leiden. De rechtbank ziet in de namens eiser genoemde uitspraak geen onderbouwing voor deze standpunten. Dat eiser ten tijde van de zitting een antibioticakuur slikt, is niet van belang in deze beoordeling.
6. Uit hetgeen overwogen in 4 en 5 volgt dat naar het oordeel van de rechtbank de verzekeringsgeneeskundige component van het besluit op goeden gronden berust.
7.1
De onafhankelijke deskundige is in haar rapport ingegaan op de arbeidskundige aspecten voor zover die betrekking hebben op het uitvoeren van taken in een arbeidsorganisatie. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling concludeert de primaire arbeidsdeskundige in het rapport van 2 augustus 2017 dat eiser beschikt over arbeidsvermogen. Eiser kan namelijk een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Volgens de primaire arbeidsdeskundige volgt uit het takenbestand dat eiser bijvoorbeeld de taak van scannen kan uitvoeren. Bij deze taak werkt de medewerker onder leiding van op de werkplek aanwezige collega, kwaliteitsmedewerker of afdelingsmanager en in de nabijheid van collega’s. Er is sprake van een minimale persoonlijke invulling van de taak. In geval van een probleem is de oplossing vaak vanzelfsprekend. Daarnaast beschikt eiser volgens de primaire arbeidsdeskundige over basale werknemersvaardigheden en verwijst daarbij naar de voorwaarden voor functioneren in een werkomgeving in de Analyse arbeidsvermogen. Voorts volgt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts dat eiser voor tenminste vier uur belastbaar is en tenminste een uur aaneengesloten kan werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces. Bij het laatste criterium acht de arbeidsdeskundige van belang dat eiser in staat is om minimaal een uur lang zelfstandig de voor de uitvoering van de taak vereiste handelingen te verrichten en verwijst hierbij naar de voorwaarden voor functioneren in een taak in de Analyse arbeidsvermogen.
7.2
Naar aanleiding van het rapport van de verzekeringsarts b&b heeft de arbeidsdeskundige b&b op 13 december 2017 een rapport uitgebracht. In het rapport is vermeld dat de analyse arbeidsvermogen zoals beschreven in het rapport van de primaire arbeidsdeskundige ongewijzigd wordt gehandhaafd. Eiser heeft arbeidsvermogen omdat hij aan alle criteria voldoet. De door de primaire arbeidsdeskundige aangegeven voorbeeldtaak van scannen wordt ongewijzigd gehandhaafd. De taak is geschikt omdat bij het uitvoeren van deze taak sprake is van voldoende aanwezigheid van directe leiding en werken in de nabijheid van collega’s. Eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden, want hij is in staat de instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en afspraken met de werkgever na te komen. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt voorts dat eiser ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste één uur aaneengesloten kan werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
7.3
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen deugdelijk gemotiveerd en inzichtelijk weergegeven dat eiser voldoet aan de vier voorwaarden zoals genoemd in 4.2 en daarom beschikt over arbeidsvermogen. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden de Wajong-uitkering van eiser met ingang van 1 januari 2018 heeft verlaagd naar 70% van het minimumloon omdat hij arbeidsvermogen heeft.
8. Het beroep is daarom ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.