ECLI:NL:RBDHA:2021:1517
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Uitspraken over asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland op 23 oktober 2020, maar de aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de overdracht naar Roemenië zou worden opgeschort totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Roemenië niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat dit beginsel van toepassing is, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat de rechten van de eiser in Roemenië niet gewaarborgd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn claims ondersteunen en dat hij niet heeft aangetoond dat hij in Roemenië niet de mogelijkheid had om rechtsbijstand te krijgen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na bekendmaking.