ECLI:NL:RBDHA:2021:15153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
NL21.1331 en NL21.1333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen wegens termijnoverschrijding en verantwoordelijkheid Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaken NL21.1331 en NL21.1333, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.P.M. Ngasirin, in beroep gingen tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten op 6 januari 2021 zijn bekendgemaakt, en dat eisers pas op 26 januari 2021 op de hoogte waren van deze besluiten. Hierdoor hebben zij de wettelijke termijn voor het indienen van hun beroepschriften overschreden.

De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is, omdat eisers niet hebben aangetoond dat er een storing was in het systeem van hun voormalig gemachtigde, waardoor de fax met de bestreden besluiten niet is ontvangen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, en dat hij deze niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich heeft hoeven trekken. De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet tijdig beroep hebben ingesteld.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Locatie Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.1331 en NL21.1333
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [ eisers],
V-nummers: [v-nummer] en [v-nummer]
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1], V-nummer: [v-nummer]
[kind 2], V-nummer: [v-nummer] en
[kind 3], V-nummer: [v-nummer] , hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluiten van 6 januari 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken NL21.1332 en NL21.1334, plaatsgevonden op 16 februari 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. M.C.A. Nijenhuis-Schoutsen, als waarnemer van hun gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Altaee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een termijn van één week. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer
het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
2. Eisers voeren aan dat zij van de bestreden besluit niet eerder dan op 26 januari 2021 op de hoogte waren en doen dan ook een beroep op overmacht voor wat betreft het te laat instellen van de beroepen en het overschrijden van de wettelijke beroepstermijn. De fax met de bestreden besluiten die verweerder op 6 januari 2021 heeft verstuurd aan het kantoor van de voormalig gemachtigde van eisers, mr. M.C.A. Nijenhuis-Schoutsen, is niet aangekomen. Eisers hebben verschillende andere zaken genoemd waarin ook faxen van de IND niet bij deze voormalig gemachtigde zijn aangekomen. De technische reden hiervan is, ook na door de voormalig gemachtigde verricht onderzoek, niet bekend. De huidige gemachtigde van eiser heeft ter onderbouwing dat faxen van de IND niet altijd aankomen, een logboek overgelegd waarin staat welke faxen bij hem zijn binnengekomen. Hij stelt dat een document dat de IND aan hem heeft gefaxt niet in dit logboek staat, terwijl het volgens de IND wel is aangekomen.
3. De rechtbank oordeelt dat uit de gedingstukken blijkt dat verweerder op 6 januari 2021 om 14:55 uur een faxbericht aan de voormalig gemachtigde van eisers heeft gestuurd van 18 pagina's. Uit de faxbevestiging blijkt dat het verzonden bestand de naam 'Dublin beschikking gezin' draagt met vervolgens de V-nummers van eisers en hun minderjarige kinderen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder de verzending van de bestreden besluiten aannemelijk heeft gemaakt op een wijze die het vermoeden van ontvangst rechtvaardigt. Het ligt dan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 op de weg van de geadresseerde om dat vermoeden te ontzenuwen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers daar niet in geslaagd. De enkele stelling van de voormalig gemachtigde van eisers dat zij de fax van 6 januari 2021 niet heeft ontvangen is daartoe onvoldoende. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt en onderbouwd dat er een storing was in het systeem. Dat andere faxen beweerdelijk ook niet bij haar zouden zijn aangekomen, maakt niet dat zij dit wel aannemelijk heeft gemaakt.
4. De rechtbank oordeelt daarom dat de bestreden besluiten op 6 januari 2021 zijn bekendgemaakt, zodat de termijn voor het indienen van de beroepschriften eindigde op 13 januari 2021. Eisers hebben op 28 januari 2021 beroep ingesteld. De beroepschriften zijn dus niet tijdig ingediend. Gelet op wat onder punt 3 is overwogen, is de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar.
5. Overigens is de rechtbank ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat Roemenië verantwoordelijk is om de asielaanvragen van eisers te behandelen en dat hij deze niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich heeft hoeven trekken, Verweerder mag ten opzichte van Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
1. Zie de uitspraken van 13 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1598 en 30 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1088.
6. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
22 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.J. Catsburg T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.